In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], Kitseroo, tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter had op 1 mei 2013 geoordeeld dat [appellant] zonder recht of titel in een woning van de stichting Woningstichting Rochdale verbleef, omdat de bruikleenovereenkomst per 4 maart 2013 was opgezegd. De voorzieningenrechter had de vordering tot ontruiming toegewezen en een boete opgelegd aan [appellant]. In hoger beroep heeft [appellant] geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis, terwijl Rochdale heeft geconcludeerd tot bekrachtiging.
Het hof heeft de feiten die door de voorzieningenrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen. Het hof heeft beoordeeld of de overeenkomst tussen partijen als huur of als bruikleen moet worden gekwalificeerd. Het hof oordeelt dat de door [appellant] betaalde vergoeding voor bemiddeling niet kan worden aangemerkt als een tegenprestatie voor het gebruik van de woning, omdat deze niet aan Rochdale werd doorbetaald. Het hof concludeert dat de lange duur van de bruikleenovereenkomst niet automatisch leidt tot een kwalificatie als huurovereenkomst.
Daarnaast heeft het hof het spoedeisend belang van Rochdale bij de ontruiming erkend, gezien de serieuze verkoopplannen van Rochdale voor de woning. Het hof heeft de grief van [appellant] dat de boete niet spoedeisend was, verworpen, maar heeft wel geoordeeld dat de boete niet toewijsbaar was in kort geding. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd voor zover het de boete betreft, maar het overige vonnis bekrachtigd. [appellant] is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.