Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- […] (hierna: [c]);
- [a] en [b].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de benoeming van curatoren voor appellant [x], die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De beschikking, gedateerd 3 oktober 2012, had [d] en [c] als curatoren benoemd, maar deze zijn ontslagen en [a] en [b] zijn benoemd als nieuwe curatoren. Appellant verzet zich tegen deze benoeming en stelt dat [a] en [b] niet voldoen aan de wettelijke normen en zorgplicht die aan curatoren zijn gesteld. Hij heeft zorgen over de verkoop van zijn woning en de afhandeling van zijn financiële zaken door de nieuwe curatoren.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 april 2013 zijn de bezwaren van appellant besproken. Hij heeft aangegeven dat de nieuwe curatoren onvoldoende voortvarend hebben gehandeld in de verkoop van zijn woning en het oplossen van een conflict met zijn buurvrouw. Het hof heeft echter vastgesteld dat de woning van appellant eind januari 2013 is verkocht, wat kort na de benoeming van [a] en [b] was. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de curatoren hun taken niet naar behoren hebben uitgevoerd.
Het hof heeft ook de zorgen van appellant over het niet ontvangen van leefgeld en het betalen van rekeningen besproken. Het hof oordeelt dat de curatoren voldoende actie ondernemen om appellant te ondersteunen en dat de bezwaren van appellant niet voldoende onderbouwd zijn. De verplichting tot bekendmaking van de benoeming van curatoren, zoals vermeld in artikel 1:390 BW, geldt niet voor deze uitspraak. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van appellant afgewezen.