Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven tevens akte houdende wijziging van eis, met producties,
- memorie van antwoord, eveneens met producties.
- een akte houdende uitlating producties van de zijde van [appellant].
- een bedrag van € 69.485,76 bruto ter zake gederfde inkomsten, pensioenschade en outplacement,
- een bedrag van € 10.576,= netto ter zake gemiste doorwerkbonus,
- een bedrag van € 15.000,= netto wegens geleden immateriële schade, en
- een bedrag van € 2.589,15 bruto wegens verschuldigde provisie,
2.De feiten
3.Beoordeling
grieven 1, 2, 3 en deels 4richten zich tegen de afwijzing door de kantonrechter van de stelling van [appellant] dat de opzegging onder opgave van een voorgewende of valse reden is geschied (genoemd artikel, lid 2 onder a). Hieromtrent overweegt het hof als volgt.
om die redengezegd kan worden dat de door [geïntimeerde] opgegeven reden (reorganisatie als gevolg van gewijzigde bedrijfseconomische omstandigheden) vals of voorgewend is.
grieven 5 tot en met 8strekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte niet heeft geoordeeld dat het [appellant] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is op grond van het bepaalde in artikel 7:681 lid 2 sub b BW (het gevolgencriterium). Met betrekking tot deze grond neemt het hof het volgende in aanmerking.