Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 1komt [appellant] tevergeefs op tegen de overweging van de rechtbank dat [appellant] zijn stelling, dat HTS belast is met een grote schuld, niet althans onvoldoende heeft onderbouwd. Het enkele door [appellant] overgelegde bankafschrift, zonder enige verdere toelichting over de stand van zaken van de vennootschap in de jaren 2006-2009, is daartoe niet toereikend. De grief faalt.
grief 2heeft geen succes.
Grief 3treft geen doel.
grieven 4 en 5hebben naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis, zodat bespreking daarvan achterwege kan blijven.
grief 6keert [appellant] zich tegen de verwerping door de rechtbank van zijn stelling dat [geïntimeerde] geen afdoende verklaring heeft gegeven voor de overschrijving van het bedrag van € 45.000 van de rekening-courant van HTS naar de privérekening van [geïntimeerde]. Ook deze klacht heeft [appellant] niet voldoende feitelijk onderbouwd. In de antwoordakte in reconventie van 28 april 2010 heeft [geïntimeerde] een verklaring gegeven voor de bedoelde betaling. Anders dan op zijn weg had gelegen, heeft [appellant] daarop in de memorie van grieven niet inhoudelijk gereageerd. Om die reden kan het hof niet tot de conclusie komen dat de door [geïntimeerde] verrichte betaling goede grond ontbeert. In dit verband wijst het hof er nog op dat ook HTS geen vordering tegen [geïntimeerde] heeft ingesteld, terwijl - uitgaande van de stellingen van [appellant] - dat aangewezen zou zijn.