In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake een kort geding tot ontruiming van een huurwoning. De appellant, die sinds 1997 een woning huurde van de stichting Intermaris, heeft op 4 juni 2012 zijn huurovereenkomst opgezegd. Echter, op 2 juli 2012 heeft hij geprobeerd deze opzegging in te trekken. De stichting heeft hierop gereageerd door te stellen dat intrekking niet mogelijk was en heeft de appellant gesommeerd om de sleutels in te leveren. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis de appellant veroordeeld tot ontruiming van de woning, evenals de onderhuurder, maar met een langere termijn voor de onderhuurder. De appellant is ook veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding, wat hij betwistte. Het hof heeft de feiten van de zaak in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant ten onrechte was veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding, aangezien de stichting aanspraak had op betaling door de onderhuurder op basis van de onderhuurovereenkomst. Het hof heeft ook overwogen dat de appellant mogelijk schadevergoeding verschuldigd is wegens onbevoegde onderverhuur. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en partijen zijn aangemoedigd om te proberen het geschil onderling op te lossen.