In deze zaak gaat het om de verjaring van een vordering tot vrijwaring. De appellante, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had de vordering van appellante afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat de vordering was verjaard. Het hof oordeelt dat de verjaringstermijn begint te lopen zodra de schuldenaar daadwerkelijk in staat is om de vordering tot vrijwaring in te stellen, wat in dit geval het geval was toen verschillende partijen de schuldenaar in rechte betrokken. Het hof passeert het betoog van de schuldenaar dat hij pas in staat is om zijn regresvordering in te stellen nadat hij zijn schuldeisers heeft betaald, als tardief. Het hof bevestigt dat de verjaringstermijn is aangevangen in februari 2000, toen de appellante op de hoogte was van de schade en de mogelijke aansprakelijkheid van de Bloembollencentrale. De appellante heeft geen bewijs geleverd dat de verjaringstermijn op enig moment is gestuit. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de appellante niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de Westfriese Flora. De kosten van het hoger beroep worden toegewezen aan de Bloembollencentrale.