ECLI:NL:GHAMS:2013:1059

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.093.379-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurprijsbescherming en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellanten tegen de geïntimeerde. De zaak betreft huurprijsbescherming en de toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten. Het hof heeft eerder op 11 september 2012 een tussenarrest gewezen, waarin de geïntimeerde de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over het bedrag dat de appellanten hem nog verschuldigd waren, gebaseerd op de berekening van de Huurcommissie. De appellanten hebben hun woonplaats bekendgemaakt en hebben gereageerd op de akte van de geïntimeerde.

In de verdere beoordeling van het hoger beroep heeft het hof bevestigd dat de grieven van de appellanten slagen. Dit betekent dat de huurprijs en het voorschotbedrag voor servicekosten, zoals in de huurovereenkomst zijn overeengekomen, niet gelden. De appellanten hebben recht op huurprijsbescherming. De geïntimeerde heeft in zijn akte gesteld dat de appellanten hem geen bedrag meer verschuldigd zijn, wat door het hof wordt erkend. Hierdoor ziet het hof geen aanleiding om buitengerechtelijke incassokosten toe te wijzen aan de geïntimeerde, aangezien hij niet heeft onderbouwd dat hij deze kosten heeft gemaakt.

De slotsom van het hof is dat het principaal appel slaagt en het voorwaardelijk incidenteel appel wordt verworpen. De vonnissen van de rechtbank worden vernietigd en de vorderingen van de geïntimeerde worden afgewezen. De geïntimeerde wordt veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, waarbij de kosten voor de appellanten worden begroot op een totaalbedrag van € 2.365,81. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 2 april 2013.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: : 200.093.379/01
kenmerk rechtbank Amsterdam: 1141733 CV EXPL 10-11963 en 1113335 CV EXPL 09-44566
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 april 2013
inzake
[appellante sub 1], wonende te [woonplaats],
[appellant sub 2], wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN IN PRINCIPAAL APPEL,
VERWEERDERS IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPEL,
advocaat:
mr. J.C. Duvekot, te Amsterdam
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE IN PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANT IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL APPEL,
advocaat:
mr. Th. Gardenbroek, te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellanten] en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 11 september 2012 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van de procedure in hoger beroep tot die datum wordt verwezen naar dat tussenarrest.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het bedrag dat [appellanten] hem nog verschuldigd is, uitgaande van de berekening/puntenwaardering voor de woning door de Huurcommissie. [appellanten] zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en alsnog hun woonplaats bekend te maken.
[geïntimeerde] heeft vervolgens een akte genomen, waarna [appellanten] eveneens een akte hebben genomen waarin zij hun woonplaats bekend hebben gemaakt.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.
2. Verdere beoordeling van het hoger beroep
2.1
Het hof blijft bij hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist. In dat tussenarrest heeft het hof onder 3.4.8 overwogen dat de grieven 1 en 3 tot en met 8 van [appellanten] slagen, hetgeen betekent dat tussen partijen niet gelden de huurprijs en het voorschotbedrag servicekosten zoals in de huurovereenkomst overeengekomen, maar aan [appellanten] een beroep op (huur- en) huurprijsbescherming toekomt. Voorts heeft het hof overwogen dat [appellanten] zich gebonden achten aan de huurprijs en het voorschot voor servicekosten zoals door de Huurcommissie vastgesteld.
2.2
Van Stapperhoef heeft zich in zijn akte beperkt tot de opmerking dat [appellanten] per saldo overeenkomstig de uitspraken van de Huurcommissie betalingen aan hem hebben gedaan, zodat hij van hen niets meer te vorderen heeft als die uitspraken als uitgangspunt voor hun betalingen gezien moeten worden. [appellanten] hebben, hoewel daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld, hierop in hun akte niet meer gereageerd.
2.3
Nu [appellanten] volgens de eigen stelling van [geïntimeerde] hem geen bedrag meer zijn verschuldigd, ziet het hof - anders dan de kantonrechter - geen aanleiding voor toewijzing van een bedrag van € 840,-- aan buitengerechtelijke incassokosten. [geïntimeerde] heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van [appellanten] immers niet onderbouwd dat en zo ja tot welk bedrag hij deze kosten heeft gemaakt. Aldus slaagt ook grief 9 van [appellanten], die (mede) is gericht tegen toewijzing door de kantonrechter van de door [geïntimeerde] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

3.Slotsom

3.1
De conclusie is dat het principaal appel slaagt en het voorwaardelijk incidenteel appel wordt verworpen. De vonnissen waarvan beroep, voor zover in conventie gewezen, dienen derhalve te worden vernietigd, hetgeen betekent dat de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog moeten worden afgewezen. Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij dient [geïntimeerde] de kosten te dragen, zowel in eerste aanleg (in de zaken met rolnummer CV09-44566 en CV10-11963) als in hoger beroep.
3.2
Hoewel [appellanten] bij akte alsnog hun woonplaats bekend hebben gemaakt (en de kop van dit arrest daarmee in overeenstemming is gebracht), is dit bij deze stand van zaken niet langer relevant, nu ingevolge dit arrest niet [geïntimeerde] maar [appellanten] aanspraak kunnen maken op (terug)betaling.

4.Beslissing

vernietigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2011 en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 23 december 2010, zowel in conventie als in reconventie gewezen;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van [appellanten] tot op heden begroot:
in eerste aanleg op € 650,-- voor salaris van de advocaat en in hoger beroep op € 374,81,-- aan verschotten en € 1.341,-- voor salaris van de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs J.C.W. Rang, E.M. Polak en A.M. Hol en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2013 door de rolraadsheer.