1. De feiten
De kamer gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
a. De oud-notaris was in de jaren 2004 en 2005 als notaris van Wilhelmina Vastgoed v.o.f. nauw betrokken bij overleg over de juridische vormgeving van een groot nieuwbouwproject rond het Wilhelminaplein in Amsterdam-West, later bekend onder de naam Oranjekwartier. Het project bestond uit het realiseren van vrije sector huurwoningen, bedrijfsruimte, horecaruimte, maatschappelijke ruimte, kantoorruimte en parkeerplaatsen.
b. Tussen twee vennoten van de VOF, Maarsen Beheer B.V. (hierna: Maarsen) en Bouwconsulting Beheer B.V. (hierna: Bouwconsulting) is eind 2007, begin 2008, een aantal geschillen ontstaan. Onder meer is een conflict gerezen tussen Maarsen en Bouwconsulting ten aanzien van de vraag of een bepaalde “Allonge” bij de aannemingsovereenkomst voor fase 1 van het project was overeengekomen.
c. De oud-notaris heeft toen met beide partijen gesproken teneinde het geschil buiten rechte op te lossen.
d. Op 15 februari 2008 heeft de oud-notaris aan de raadsman van Bouwconsulting, mr. L.P. Schuttelaar, onder meer het volgende geschreven: “Mocht u, zoals u schrijft, er toe overgaan om mij op te roepen in enige procedure, dan zeg ik u nu reeds dat ik mij terzake zal beroepen op mijn verschoningsrecht, aangezien wat mij in dit dossier bekend is, aan mij bekend gemaakt is in mijn rol van notaris.”
e. Op 18 februari 2008 heeft de oud-notaris aan de heer [ Y ] (hierna: [ Y ]) van Bouwconsulting het volgende, voor zover hier van belang, geschreven: “Ik neem aan dat ook Banning (kantoor raadsman Bouwconsulting, kvt) zich terzake verder niet zal uitlaten over de inhoud van gesprekken die wij over dit dossier hebben gevoerd, evenals ik mij nimmer tegenover Maarsen daarover zal uiten. Zoals ik jou al zei zal ik mij beroepen op mijn verschoningsrecht.”
f. Omstreeks mei 2008 hebben Maarsen en Bouwconsulting een mediationovereenkomst gesloten teneinde uit de impasse te geraken. Die mediation heeft geleid tot de Vaststellingovereenkomst van 10 juli 2008, waarin blijkens artikel 1 partijen hun samenwerkingsrelatie voor het Project Oranjekwartier hebben beëindigd. Partijen hebben in de overeenkomst de oud-notaris aangewezen om die samenwerking juridisch te “ontvlechten” en “de daartoe vereiste juridische documentatie” op te stellen.
g. Om de Vaststellingovereenkomst te kunnen uitvoeren en om recht te zetten dat er in werkelijkheid anders was gebouwd dan met de gemeente overeengekomen, heeft de oud-notaris in juli 2008 overleg gevoerd met het stadsdeel. De gemeente heeft hem meegedeeld niet verder te willen meewerken omdat onder meer niet was gebouwd in overeenstemming met de erfpachtvoorwaarden. Anders dan overeengekomen was ten behoeve van iedere woning een berging gebouwd waardoor minder parkeerplaatsen waren gerealiseerd dan afgesproken (de bergingen waren gelegen in de parkeergarage). Door de bergingen was het aantal m² woning gestegen, waardoor de canon herberekend moest worden.
h. Voor de oplossing van voornoemde problematiek, kort gezegd het in overeenstemming brengen van de juridische structuur met de feitelijke werkelijkheid, bestonden twee mogelijkheden, de zogenaamde “reparatieroute” (de splitsing en de erfpachtrechten wijzigen) en de “herstelbesluitroute” (opzetten van een nieuwe juridische structuur).
i. Op 25 september 2008 heeft de oud-notaris aan partijen geschreven, voor zover hier van belang, over de “herstelbesluitroute”: “De conclusie is dat de Gemeente bereid is om de parkeergarage in opstal uit te geven en ieder van de daarop gebouwde/te bouwen gebouwen in erfpacht. Het voordeel van deze structuur is dat er geen appartementensplitsing nodig is en dat we voor de 3-de fase uitermate flexibel zijn. De Gemeente heeft mij uitdrukkelijk gemeld dat ze uitsluitend bereid is deze structuur te implementeren indien over de “materiële punten” overeenstemming is bereikt. Daarmee doelt de Gemeente naar ik aanneem vooral op de parkeernorm problematiek. (…) Mijn oordeel is dat deze oplossing zeer praktisch is en eigenlijk veel beter dan die waarin een appartementensplitsing een rol speelt. Deze optie in nimmer eerder op tafel geweest omdat het standpunt van de gemeente tot dusver altijd was dat grond alleen in erfpacht en niet in opstal werd uitgegeven. Voortschrijdend inzicht zullen we maar zeggen. Van ( de heer ( Z ) van Maarsen, kvt) heb ik al vernomen dat Maarsen zich in dit traject kan vinden. Jij ook ([ Y ], Bouwconsulting, kvt)?”
j. In een e-mailbericht van 13 mei 2009 heeft de oud-notaris aan partijen het volgende geschreven: “Naar aanleiding van de nu al enige tijd gevoerde discussie over wat moet worden aangepast of veranderd in de structuur van Oranjekwartier, het volgende. (…….) Deze zaken vergen aanpassingen van de structuur. Deze aanpassingen staan geheel los van de vraag hoe we deze juridisch vorm geven. Of we nu uitgaan van de bestaande situatie en dus de splitsing in appartementsrechten en de daarop gevolgde uitgifte in erfpacht wijzigen, óf de gehele transactie terugdraaien en de parkeergarage en de gebouwen opnieuw in erfpacht uitgegeven (de structuur zoals aangegeven in het Herstelbesluit), de uitgangspunten die zijn gekozen in de splitsingsakten moeten hier en daar worden aangepast danwel uitgebreid.(…) Het bovenstaande moet, nadat daarover beslissingen zijn genomen, worden uitgewerkt via een aanpassing van de splitsing danwel via de route die het herstelbesluit aangeeft. Als, en ik begrijp uit de brief van Bouwconsulting dd 11 mei dat dat haar voorkeur heeft, de bestaande splitsing wordt gewijzigd, betekent dat veel aanpassingen: fase III zal aan de splitsing dienen te worden onttrokken, waardoor alle verhoudingen in de hoofdsplitsing veranderen moeten, terwijl dit ook het geval zal zijn door de wijzigingen van parkeerplaatsen/bergingen en daarnaast zullen de zaken die anders moeten, moeten worden aangepast. Als de route van het herstelbesluit wordt gevolgd, zullen alle zaken die gemeenschappelijk geregeld moeten worden in een aparte overeenkomst moeten worden opgenomen ( de regeling van de splitsingsakte kan daarbij voor die onderdelen die niet wijzigen worden overgenomen). In beide situaties zal ten aanzien van Fase III een aparte overeenkomst moeten worden gesloten die het verband van fase III en de fases I en II regelt. Kortom als het gaat om welke route minder tijd/aandacht/geld zal vergen, dan zal dat niet veel uitmaken. Aangezien de wens van partijen om zo min mogelijk aan elkaar verbonden te zijn, althans dat was een uitgangspunt voor de herstelbesluit-route, zou die route en dus de aparte overeenkomst, wellicht de voorkeur hebben. Maar feit blijft dat we het hebben over één gebouwencomplex en partijen dus altijd met elkaar te maken blijven hebben.”
k. In een e-mailbericht aan de heer [ X ] (hierna: [ X ]) van Bouwconsulting (met een kopie aan Maarsen) heeft de oud-notaris op 11 juni 2009 geschreven: “In dat overleg (het overleg met de gemeente in juli 2008, kvt) is de mogelijkheid aan de orde gekomen waarbij er geen sprake meer zou zijn van een appartementensplitsing en, na uitvoering van de vaststellingsovereenkomst, BC (Bouwconsulting, KvT) erfpachtsrechten betreffende de woongebouwen, en Maarsen een opstalrecht betreffende de garage zou hebben, terwijl een aantal gezamenlijke zaken in een beheersregeling zou worden vastgelegd. Deze opzet is daarna, zowel door Maarsen als door BC expliciet aanvaard. Daarna is deze structuur onderwerp van vele uitvoeringsgesprekken met de Gemeente geweest. Als nu een andere route gekozen wordt zal de Gemeente “not amused” zijn naar ik vrees. Daarnaast zal tijd nodig zijn om de andere route met de Gemeente te bespreken, het daarover eens te worden en deze vorm te geven. (…) In mijn rol als projectnotaris is mijn standpunt dat, tenzij er wezenlijke argumenten opdagen die tot het tegendeel zouden doen besluiten (en dan denk ik eigenlijk alleen aan fiscale of juridische argumenten; (….) Maarsen en BC zouden moeten blijven rijden op de ingeslagen weg. Niet omdat die route zoveel beter zou zijn dan de andere (..), maar omdat het nu veranderen van plan kosten (en wellicht Gemeentelijke ergernis) met zich mee zal brengen die er bij ongewijzigde voortzetting op de ingeslagen weg niet zullen zijn”.
l. Op 18 juni 2009 heeft [ X ] aan de notaris geschreven: “Het moge zo zijn dat Loyens & Loeff zich op het standpunt kan stellen dat de gevolgen, zoals Maarsen die ziet, van de route van het herstelbesluit, niet tot de verantwoordelijkheid behoort van Loyens & Loeff, het belet ons wel dat we door de consequenties die Maarsen hieraan verbindt deze route voor ons onbespreekbaar is geworden. Wel hebben wij aan Deloitte aangegeven op welke wijze wij wel aan de door jou gekozen route (herstelbesluit) kunnen meewerken. Dit zou dan betekenen dat bij het opnieuw uitgeven van de grond van de gemeente en het apart belasten van de grond parkeergarage, dezelfde verhouding wordt toegepast in waarde, zoals bepaald in het rapport van Deloitte van mei 2008. De gemeente had hier geen bezwaar tegen. (…) Vooralsnog weigert Maarsen om op die basis mee te werken aan het herstelbesluit. Mogelijk wordt dit opgelost in de volgende mediatonronde, maar mogelijk ook niet. (…) Hoe het ook zij, een herstelbesluit zoals jij dat voorstaat, aangenomen dat hier fiscaal en materieel geen nadelen aan verbonden zijn, zou uitvoerbaar zijn als alle partijen te goeder trouw hiermede hetzelfde doel beogen, namelijk de levering van grond voor blok C en de wijziging in de splitsingsakte betreffende de bekende veranderingen. Ik verwacht niet, in het licht van het bovenstaande, dat op korte termijn tot een oplossing gekomen zal worden. De gevolgen zijn duidelijk. De v.o.f. heeft blok C gebouwd op grond van de gemeente, vervolgens zijn wij economisch eigenaar van dit blok. De situatie blijft bestaan zoals hij is. In de verhouding van de v.o.f. naar haar financier, lijkt het mij onhoudbaar dat na één jaar van wetenschap van deze omissie, de erfpachtovereenkomst van blok C niet is geëffectueerd en betaling nog niet heeft plaatsgevonden. (..) Dit alles overwegende, lijkt het mij van het grootste belang, en niet in de minste plaats voor de v.o.f. zelf, om de levering van het erfpachtrecht van blok C los te knippen en vooruitlopend op het herstelbesluit in ieder geval de erfpachtovereenkomst aan te gaan voor blok C, tegelijkertijd met de betaling door de v.o.f.. Ik verzoek je dan ook binnen 10 dagen een ontwerp van de akte van uitgifte in erfpacht van gebouw C aan ons te doen toekomen. In het geval wij toch tot overeenstemming komen, leidt dit tot juridische levering vanuit de v.o.f. en betaling. Een en ander moet dan toch gepaard gaan met het verlenen van het hypotheekrecht, ook op blok C. Het repareren van de splitsingsakte zal voor de bank ondergeschikt zijn. ”
m. Op 3 juli 2009 heeft, in aanwezigheid van de oud-notaris, een voortzetting van de mediation plaatsgevonden. In een e-mailbericht van advocaat/mediatior mr. J.J. van de Vijver van 6 juli 2009 is het besprokene bij die voortgezette mediation vastgelegd. Onder meer is in het bericht het volgende opgenomen: Terzake van onderwerp 3: de afwikkeling erfpachtcanon parkeergarage en meewerking aan herstel besluit gemeente Amsterdam, zijn partijen het navolgende overeengekomen: (…)
• Partijen werken verder mee aan de inmiddels ingezette herstelbesluitprocedure. De heer [ X ] van partij Bouwconsulting zal nog bevestiging zoeken of de positie van partij Bouwconsulting terzake van de inmiddels gesplitste appartementsrechten materieel niet afwijk van de positie na het effectueren van het herstelbesluit. Op voorwaarde dat er inderdaad geen materieel verschil is, is BC bereid aan de in deze mail vervatte afspraak mee te werken.
• Partij Bouwconsulting en partij Maarsen blijven samen betrokken bij de uitwerking van het herstelbesluit en daarmee verbandhoudende zaken.”
n. Op 14 december 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen en het stadsdeel in aanwezigheid van de oud-notaris.
o. Op 30 december 2009 zijn alle akten gepasseerd.
p. Op 31 december 2009 is de oud-notaris gedefungeerd.
q. Op 8 februari 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van de oud-notaris plaats tussen de opvolger van de oud-notaris en [ X ] over het ongenoegen van klagers over de handelwijze van de oud-notaris.
r. Op 20 mei 2010 heeft de financieel directeur van de Maarsengroep, de heer [ Z ] in een e-mailbericht aan [ Y ] geschreven, voor zover hier van belang: “Jullie bezwaren tegen Loyens & Loeff in het algemeen en notaris Dijk in het bijzonder zijn ons bekend. Deze bezwaren worden door ons niet gedeeld. Wij willen graag buiten de discussie tussen jullie en de notaris blijven, maar zullen jullie van die discussie inderdaad niet weerhouden. Evenmin willen wij echter bij Loyens & Loeff de indruk wekken dat ook wij niet bereid zijn om te betalen voor het door hen geleverde werk. Om die reden zullen wij, zoals reeds aangekondigd (..), volgende week overgaan tot betaling van ons deel van de uitstaande facturen, waarbij die betaling uiteraard onverlet laat jullie recht om namens Bouwconsulting en/of de vof de omvang van de facturen te betwisten en verder al datgene te doen dat jullie in dit kader nuttig en/of noodzakelijk lijkt.”
s. Op 16 mei 2011 hebben klagers bij de voorzitter van de ring Amsterdam een declaratiegeschil aanhangig gemaakt.