GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 29 mei 2012 in de zaak van:
[ KLAGER ],
wonende te [ plaats ],
APPELLANT,
[ NOTARIS ],
notaris te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 26 september 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder de kamer, van 5 september 2011, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2012. Beide partijen waren, alhoewel behoorlijk opgeroepen, daarbij afwezig, zoals zij het hof voorafgaand aan de zitting hadden medegedeeld.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. De standpunten van partijen
De standpunten van partijen blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.1. De stelling van de notaris dat klager niets van zich heeft laten horen nadat de notaris hem had geadviseerd om eerst via een gerechtelijke procedure tot een verdeling te komen, is door klager in zijn beroepschrift gemotiveerd weersproken. Hij heeft aangevoerd dat hij in reactie op het advies van de notaris telefonisch contact met haar heeft opgenomen, bij welke gelegenheid zij hem heeft gezegd dat zij de opdracht tot veiling niet kon aannemen. De notaris heeft een en ander niet betwist, zodat het hof van de juistheid van deze lezing moet uitgaan. Desalniettemin is het hof met de kamer van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris haar in artikel 21 Wet op het notarisambt omschreven verplichtingen niet is nagekomen. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
5.2. De notaris heeft niet kunnen voldoen aan het verzoek van klager om het aandeel van [ X ] in de eigendom van de onroerende zaak aan de [ adres ] executoriaal te veilen, aangezien die onroerende zaak behoorde tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en de daarin vervatte nalatenschap van de overleden ex-echtgenote van klager. Nu deze beide gemeenschappen bijzondere gemeenschappen zijn in de zin van Titel 7, Afdeling 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan een schuldeiser, zoals klager, een aandeel in een tot die gemeenschappen behorend goed afzonderlijk niet uitwinnen zonder toestemming van de overige deelgenoten. Een verkoop bij veiling, met toestemming van de overige deelgenoten was in dit geval reeds niet mogelijk op de enkele grond dat één van de deelgenoten spoorloos was. Weliswaar kent de wet in zo’n geval andere mogelijkheden om tot uitwinning te komen, maar daarvan heeft klager kennelijk geen gebruik willen maken.
5.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
5.4. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en
J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 mei 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE GRONINGEN
Uitspraak
Reg.nr. : 5 september 2011
: 127303 KT/RK 11-6
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen (hierna te noemen: de kamer), in de zaak van:
[ klager ],
wonende te [ plaats ],
hierna te noemen: klager,
in persoon procederende,
[ notaris ],
notaris te [ plaats ],
hierna te noemen: de notaris,
in persoon procederende.
Bij schrijven van 25 april 2011 (binnengekomen ter griffie op 2 mei 2011) heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris. Bij schrijven van 29 april 2011 en 2 mei 2011 heeft klager zijn klacht aangevuld. De notaris heeft op 23 juni 2011 schriftelijk verweer gevoerd. Klager heeft hierop nog eenmaal gereageerd. Op 23 augustus 2011 heeft ten overstaan van de voltallige kamer een mondelinge behandeling plaatsgehad. Klager is verschenen. De notaris is (met kennisgeving) niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden. Vervolgens is uitspraak bepaald.
2.1 Klager is vanaf 1992 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met wijlen [ X ]. Klager is in 1994 gescheiden van [ X ]. Na de scheiding heeft geen verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap plaatsgevonden.
2.2 Krachtens testament van [ X ] van 24 april 1995 zijn [ Y ] (zoon van [ X ] uit een vorig huwelijk) en [ Z ] benoemd tot haar erfgenamen.
2.3 In de beschikking gegeven op 17 november 2009 heeft de kantonrechter van de rechtbank te Groningen, locatie Winschoten, een notariële boedelbeschrijving bevolen met betrekking tot de ontbonden huwelijksgemeenschap van wijlen [ X ] en klager. Voorts heeft de kantonrechter
mr. D.B.H. van der Laan, notaris te Groningen, benoemd tot voormelde boedelbeschrijving over te gaan.
2.4 Bij vonnis in kort geding van de sector civiel recht van de rechtbank Groningen d.d.
31 maart 2010 is [ Y ] veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan het tot stand komen van de notariële boedelbeschrijving als bedoeld in de beschikking van de Rechtbank Groningen en het doen van de vereiste opgaven die binnen zijn vermogen zijn gelegen en tot dit doel van belang kunnen zijn. Aan deze veroordeling heeft de voorzieningenrechter een dwangsom gekoppeld.
2.5 Klager stelt dat [ Y ] bij voortduring heeft geweigerd medewerking aan het vonnis van 31 maart 2010 te verlenen en dat dwangsommen tot het door de voorzieningenrechter bepaalde maximum van € 100.000,00 zijn verbeurd.
2.6 De woning staande en gelegen aan [ adres ] (hierna: de woning) maakt deel uit van de thans nog onverdeelde nalatenschap. De woning behoort in mede-eigendom toe aan drie deelgenoten, te weten: klager, [ Z ] en [ Y ].
2.7 Klager heeft de notaris benaderd met het verzoek om het onverdeelde aandeel van [ Y ] op de woning via een executieveiling te verkopen.
3. De klacht en het verweer
3.1 Klager legt aan zijn klacht ten grondslag dat de notaris ten onrechte heeft geweigerd om zijn opdracht tot een executieveiling over te gaan uit te voeren. De notaris heeft hem geadviseerd eerst in een gerechtelijke procedure boedelverdeling te vorderen maar dat traject is zeer kostbaar. De notaris heeft door dit advies en haar weigerachtige houding onvoldoende oog gehad voor zijn belangen. De notaris heeft in strijd gehandeld met de op haar rustende verplichting om de door klager verlangde werkzaamheden uit te voeren.
3.2 De notaris heeft in haar verweer aangevoerd dat een bespreking met klager op haar kantoor heeft plaatsgevonden waarbij diverse stukken door klager zijn overhandigd. Naar aanleiding van de bespreking heeft de notaris de stukken bestudeerd, is kadastraal onderzoek verricht en is onderzocht welk aandeel klager in voornoemde woning heeft. De notaris kwam tot de conclusie dat klagers aandeel in de woning gering is (1/8e deel) en dat één van de andere deelgenoten onvindbaar is. Gezien de hoge kosten van de veiling en het gegeven dat klager na de veiling nog steeds deelgenoot zal zijn in een onverdeelde boedel, heeft de notaris klager geadviseerd om contact op te nemen met de boedelnotaris en via de rechtbank verdeling te vorderen. Hierop heeft de notaris niets meer van klager vernomen.
4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Ingevolge artikel 21 lid 1 Wna is de notaris verplicht de hem/haar bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in tweede lid. In het tweede lid staat omschreven dat een notaris verplicht is zijn/haar dienst te weigeren wanneer naar zijn/haar redelijke overtuiging de werkzaamheid die verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij/zij andere gegronde redenen voor weigering heeft.
4.3 De kamer begrijpt de klacht van klager aldus dat de notaris haar in artikel 21 Wna omschreven verplichtingen niet is nagekomen. De kamer volgt klager niet in zijn standpunt. De notaris heeft onweersproken aangevoerd dat zij in reactie op het verzoek van klager om tot een veiling van de woning over te gaan heeft geadviseerd om eerst via een gerechtelijke procedure tot een boedelverdeling te komen. Dit advies is - zo voerde de notaris aan - na grondig onderzoek aan klager voorgehouden waarna de notaris niets meer van klager heeft vernomen. Naar het oordeel van de kamer kan in deze constellatie niet worden geconcludeerd dat de notaris onvoldoende oog voor de belangen van klager heeft gehad of dat zij in strijd met artikel 21 Wna heeft gehandeld. Naar het oordeel van de kamer is ook overigens niet van feiten of omstandigheden gebleken die erop wijzen dat de notaris op enigerlei wijze tekort is geschoten in de uitoefening van haar ambt, zodat de klacht ongegrond zal worden verklaard.
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen:
verklaart de klacht gericht tegen notaris mr. Groen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 31 augustus 2011 door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter,
mrs. G.R. van Baak-Klijnsma, K.H.H.J. Kuhlmann, C.M. Reijntjes en F. Drost, leden, bijgestaan door mr. R. Huisman, secretaris en in het openbaar door plaatsvervangend voorzitter mr. E.J. Oostdijk uitgesproken op 5 september 2011.
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.