GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 22 mei 2012 in de zaak van:
[ GERECHTSDEURWAARDER ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
APPELLANT,
gemachtigde: J. Talsma,
de naamloze vennootschap
LEASEPLAN NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. S.K. Setz, advocaat te Rotterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op
15 december 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 8 november 2011, verzonden op 23 november 2011. Bij die beslissing heeft de kamer de door geïntimeerde, verder klaagster, tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht op twee onderdelen gegrond verklaard, onder oplegging van de maatregel van berisping en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 10 februari 2012 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 februari 2012.
Verschenen zijn de beide gemachtigden alsmede [ X ] namens de gerechtsdeurwaarder. Allen hebben het woord gevoerd, mr. Setz aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. Die feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, komen op het volgende neer:
i) Een aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verbonden procesjurist,
[ X ], heeft zich op 20 mei 2010 tot (de gemachtigde van) klaagster gewend met het verzoek "mee te doen als steunvordering" met een voorgenomen aanvraag van het faillissement van [ A ] B.V. (verder genoemd [ A ]).
ii) Bij brief van 26 mei 2010 heeft de gemachtigde van klaagster aan [ X ] bevestigd dat klaagster enkel bereid was medewerking te verlenen aan de faillissementsaanvraag indien een eventuele betaling door [ A ] aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, [ Y ], ook zou leiden tot een (evenredige) betaling aan klaagster. Het faillissementsverzoek is vervolgens namens [ Y ] en klaagster gezamenlijk ingediend.
iii) De behandeling van het faillissementsverzoek heeft op 13 juli 2010 bij de rechtbank plaatsgevonden. Op die zitting is een aanhouding verzocht om [ A ] de gelegenheid te geven een minnelijke regeling te treffen.
iv) Bij e-mailbericht van 9 augustus 2010 heeft [ X ] de gemachtigde van klaagster bericht dat hij aan de directeur van [ A ] had medegedeeld dat een betalingsregeling voor beide zaken getroffen kon worden en dat [ A ] tot op dat moment een bedrag van € 8.000,- had betaald, zij het - in strijd met de afspraken - rechtstreeks aan [ Y ].
v) Vervolgens heeft [ X ] bij e-mailbericht van 31 augustus 2010 aan de gemachtigde van klaagster bericht dat [ A ] geen betalingsregeling met klaagster wenst te treffen, omdat zij de vordering van klaagster betwist, en dat zij het niet accepteert dat haar betalingen op het dossier van klaagster worden afgeboekt.
vi) Bij e-mailbericht van 20 september 2010 heeft [ X ] de gemachtigde van klaagster onder meer medegedeeld dat in totaal een bedrag van € 28.000,- was ontvangen van
[ A ] en dat de betalingsregeling rechtstreeks was getroffen tussen de directeur van [ A ] en [ Y ].
vii) De gemachtigde van klaagster heeft bij brief van 29 september 2010 [ X ]/het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gesommeerd conform de gemaakte afspraken een evenredig deel van het reeds door [ A ] ontvangen en eventueel nog te ontvangen bedrag over te maken.
viii) Bij brief van 6 oktober 2010 heeft [ X ] de gemachtigde van klaagster laten weten dat klaagster geen aanspraken heeft op de betalingen van [ A ]. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 27 oktober 2010 de gemachtigde van klaagster ervan in kennis gesteld het faillissementverzoek te hebben ingetrokken.
ix) In een door klaagster aangespannen civiele procedure heeft de rechtbank Arnhem de gerechtdeurwaarder en [ Y ] bij vonnis 2 november 2011 hoofdelijk veroordeeld om aan klaagster een bedrag van € 21.232,47 te betalen.
4. Het standpunt van klager
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende:
1. Zonder klaagster daarvan in kennis te stellen, laat staan met haar ruggespraak te houden, heeft de gerechtsdeurwaarder het verzoek tot faillietverklaring van [ A ] ingetrokken. De gerechtsdeurwaarder heeft hierdoor klaagster de mogelijkheid ontnomen de faillissementsaanvraag zelf door te zetten.
2. Buiten medeweten van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling getroffen met [ A ] die erop neerkwam dat de gehele vordering van [ Y ] werd voldaan. Tegen de gemaakte afspraken in heeft de gerechtsdeurwaarder in het geheel geen rekening gehouden met de belangen van klaagster.
3. De gerechtsdeurwaarder heeft leugenachtige verklaringen gegeven over de betalingen die door [ A ] waren verricht. De gerechtsdeurwaarder had gesteld dat de betalingen rechtstreeks aan [ Y ] waren gedaan. Uit de tussen [ A ] en de gerechtsdeurwaarder gevoerde e-mailcorrespondentie blijkt echter dat [ A ] een bedrag van € 44.794,23 in termijnen op de bankrekening van de gerechtsdeurwaarder heeft gestort.
4. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder de onjuiste voorstelling van zaken laten bestaan dat slechts een bedrag van € 28.000,- van [ A ] zou zijn ontvangen.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. Volgens de gerechtsdeurwaarder is het onjuist dat de faillissementsaanvraag is ingetrokken zonder daarover overleg te voeren met klaagster. De gerechtsdeurwaarder verwijst hiervoor naar een e-mailbericht van 31 augustus 2010 waarin [ X ] aan de gemachtigde van klaagster schrijft: “Uiteraard wordt het faillissement ingetrokken, als aanhouding niet meer mogelijk is”. Voortzetting van de faillissementsprocedure was zinloos, omdat met [ A ] een betalingsregeling was getroffen en de vordering van klaagster werd betwist. Aanhouding van de procedure was ook niet onbeperkt mogelijk geweest. Uit de mededeling van [ X ] blijkt dat niet op eigen houtje is gehandeld. Klaagster had immers nog voldoende gelegenheid de gerechtsdeurwaarder nader te instrueren.
5.2. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij wel degelijk rekening heeft gehouden met de belangen van klaagster, maar dat het hem niet vrij staat om tegen de wil van een schuldenaar diens betalingen door te geleiden naar een crediteur voor wie die betalingen expliciet niet zijn bedoeld. Klaagster had derhalve geen enkele aanspraak op enig deel van de ontvangen gelden, nu deze niet voor haar waren bestemd.
5.3. Ten aanzien van de leugenachtige verklaringen stelt de gerechtsdeurwaarder het volgende. De mededeling van [ X ] in zijn e-mailbericht van 9 augustus 2010 dat [ A ] een bedrag van € 8.000,- had overgemaakt aan [ Y ], berust op een vergissing. Bij de gerechtsdeurwaarder lopen meerdere dossiers van [ Y ]. Alle betalingen die [ A ] heeft verricht, zijn altijd gestort op de bankrekening van de gerechtsdeurwaarder. Er is ook nooit iets anders beweerd, aldus de gerechtdeurwaarder. Dat op 20 september 2010 aan de gemachtigde van klaagster is bericht dat een bedrag van € 28.000,- is ontvangen, klopt. Het bedrag van € 16.794,23 is eerst nadien ontvangen.
6.1. Als niet weersproken is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder, om het faillissement van [ A ] te kunnen aanvragen, de medewerking van klaagster verlangde en dat tussen hem en klaagster hierover afspraken zijn gemaakt. Niet alleen (de opdrachtgever van) de gerechtsdeurwaarder maar ook klaagster had gerechtvaardigde belangen bij deze faillissementsaanvraag, namelijk het verkrijgen van een betaling van [ A ]. Dat de gerechtsdeurwaarder, na het verkrijgen van een betaling van [ A ] voor zijn opdrachtgever [ Y ] zonder voorafgaand overleg met klaagster en eigener beweging de faillissementsaanvraag heeft ingetrokken is – gelet op de tussen de gerechtsdeurwaarder en klaagster bestaande afspraken – onbehoorlijk. Een dergelijk handelen acht het hof niet passend voor een gerechtsdeurwaarder. De omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder klaagster per
e-mail van 31 augustus 2010 in kennis heeft gesteld van het voornemen het faillissement in te trekken als aanhouding niet meer mogelijk is, kan niet worden aangemerkt als behoorlijk voorafgaand overleg. Naar het oordeel van het hof kan uit de in deze e-mail opgenomen passage “Uiteraard wordt het faillissement ingetrokken, als aanhouding niet meer mogelijk is” geen concreet voornemen tot intrekking van de faillissementsaanvraag worden afgeleid, laat staan een uitnodiging tot overleg. Dit klemt temeer nu de faillissementsaanvraag, gelet op hetgeen [ X ] ter zitting in hoger beroep hieromtrent heeft verklaard, kort na die e-mail van 31 augustus 2010 bij de rechtbank is ingetrokken. Of, zoals de gerechtsdeurwaarder heeft gesteld, het geen zin meer had het faillissement door te zetten nu [ A ] was overgegaan tot betalingen, kan in het midden blijven. Het is in elk geval niet aan de gerechtsdeurwaarder om dit zonder behoorlijk overleg ook voor klaagster te beslissen.
6.2. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat [ A ] mede naar aanleiding van de faillissementsaanvraag die met medewerking van klaagster was ingediend, betalingen heeft verricht aan de gerechtsdeurwaarder. De omstandigheid dat [ A ] die betalingen niet wenste te bestemmen voor de vordering van klaagster maakt niet dat de gerechtdeurwaarder zonder meer voorbij kon gaan aan de belangen van klaagster. Weliswaar stond het de gerechtsdeurwaarder niet vrij de door [ A ] aan de betalingen gegeven bestemming te negeren, maar als een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder had hij het daardoor ontstane probleem met klaagster dienen te bespreken. Daarvan is op geen enkele wijze gebleken. Het hof acht voorts niet aannemelijk geworden dat, zoals de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd, hem in deze geen verwijt kan worden gemaakt, omdat [ A ] de betalingsregeling buiten zijn medeweten met [ Y ] had getroffen. Uit de door klaagster overgelegde e-mailcorrespondentie tussen de gerechtsdeurwaarder en [ A ] blijkt immers dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk bemoeienis heeft gehad met de door [ A ] getroffen betalingsregeling.
6.3. Naar het oordeel van het hof is het handelen van de gerechtsdeurwaarder zoals weergegeven in 6.1. en 6.2. dermate laakbaar, dat de hiervoor onder 4.1 en 4.2 weergegeven klachtonderdelen gegrond zijn.
6.4. Ten aanzien van de klachtonderdelen zoals hiervoor weergegeven onder 4.3. en 4.4. is het hof van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gerechtsdeurwaarder, zoals klaagster heeft gesteld, opzettelijk onjuiste mededelingen over de betalingen heeft gedaan. Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.
6.5. Evenals de kamer acht het hof voor de gegrond verklaarde klachtonderdelen de maatregel van berisping een passende sanctie.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
? bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, G.C.C. Lewin en
A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 mei 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 8 november 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 181.2011 ingediend door:
LEASEPLAN NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
klaagster,
gemachtigde mr. S.K. Stetz, advocaat te Rotterdam,
[ GERECHTSDEURWAARDER ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
beklaagde,
gemachtigde J. Talsma.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 17 maart 2011, ingekomen op 18 maart 2011, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 19 april 2011, ingekomen op 22 april 2011, een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter zitting van 4 oktober 2011 waar klaagster, haar gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 15 november 2011.
a) De gerechtsdeurwaarder is namens een cliënt belast met de incasso en executie van een vordering op [ A ] B.V. (hierna A ).
b) Klaagster heeft diverse conservatoire beslagen ten laste van [ A ] gelegd en heeft een gerechtelijke procedure tegen [ A ] aanhangig gemaakt.
c) Bij email van 20 mei 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder contact opgenomen met de gemachtigde van klaagster met de vraag of klaagster wilde participeren in een faillissementsaanvraag van [ A ].
d) Bij brief van 26 mei 2010 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer medegedeeld dat is afgesproken dat klaagster enkel bereid was haar medewerking te verlenen aan een faillissementsaanvraag in het geval een betaling aan de cliënt van de gerechtsdeurwaarders ook zou leiden tot een (evenredige) betaling aan klaagster.
e) Bij mail van 5 juli 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster medegedeeld dat het faillissementsverzoek was ingediend. Uit het verzoek blijkt dat het verzoek mede is ingediend op naam van klaagster.
f) Bij email van 9 augustus 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster onder meer medegedeeld dat [ A ] het eens was met de vordering van de cliënt van de gerechtsdeurwaarder maar niet met de vordering van klaagster. De gerechtsdeurwaarder vervolgt zijn email onder meer met de woorden:” Ik heb daarop medegedeeld dat een betalingsregeling voor beide zaken kan worden getroffen, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het faillissementsverzoek niet zou worden ingetrokken, zolang [ A ] niet integraal aan haar betalingsverplichtingen jegens beide schuldeisers heeft voldaan. Hij kon nog geen concrete bedragen noemen, maar zeker was wel dat hij de komende weken substantiële bedragen zou gaan betalen. Ik heb hem gelegenheid tot 7 september a.s. gegeven om de totale vorderingen voor beide zaken af te betalen. Tot op heden heeft hij een enkele termijn betaald van € 8.000, - maar in strijd met de afspraken wel rechtsreeks aan cliënte. Tevens zou een bedrag van € 5.000,00 betaald zijn, maar die termijn is tot op heden noch bij ons kantoor, noch bij cliënte bijgeschreven. Ik zal vandaag contact met de wederpartij opnemen dat hij rechtreeks aan ons kantoor dient te betalen, zodat wij voor verdeling over beide dossiers kunnen zorg dragen, voor zover de regeling daadwerkelijk zal worden nagekomen.”
g) Op 31 augustus 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster medegedeeld dat [ A ] alleen een regeling wenst te treffen met de cliënt van de gerechtsdeurwaarder en niet zou accepteren dat betalingen ook op het dossier van klaagster zou worden afgeboekt.
h) Op 20 september 2011 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder herinnerd aan de gemaakte afspraken en verzocht de helft van het inmiddels aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakte bedrag (€ 43.000,00) aan hem over te maken.
i) Bij email van 20 september 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster onder meer medegedeeld:”Er is slechts € 28.000,-- overgeschreven. [ A ] is uiteraard partij bij een getroffen betalingsregeling tussen [ Y ] en [ A ]. De betalingsregeling is namelijk rechtstreeks tussen de heer [ Z ] en [ Y ] getroffen en het feit dat [ Y ] heeft gevraagd aan ons toe te zien op de nakoming maakt dat gegeven niet anders. Overigens heeft [ Z ] daarbij opgemerkt dat hij de betalingsregeling los ziet van de faillissementsaanvraag, omdat hij de betalingsregeling al had willen treffen.“
j) Tussen de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder is verder gecorrespondeerd over het ontstane geschil van mening met betrekking tot de gemaakte afspraken.
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld door:
1. Zonder haar om toestemming te vragen het faillissementsverzoek in te trekken. Klaagster was immers mede opdrachtgever tot het aanvragen van het faillissement. Door het intrekken van het verzoek is klaagster de mogelijkheid onthouden het verzoek door te zetten, mogelijk met steun van een andere vordering.
2. Tegen de gemaakte afspraak in een betalingsregeling met [ A ] te treffen die geen rekening hield met de belangen van klaagster. De regeling kwam erop neer dat slechts de vordering van de cliënt van de gerechtsdeurwaarder volledig werd voldaan.
3. Leugenachtig te verklaren over de wijze waarop door [ A ] het verschuldigde is voldaan. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat [ A ] een bedrag van € 44.794,23 in termijnen op de bankrekening van de gerechtsdeurwaarder heeft betaald terwijl de gerechtsdeurwaarder stellen dat de betalingen rechtstreeks aan de cliënt van de gerechtsdeurwaarder zijn verricht.
4. Niet te willen aangeven welk bedrag exact van [ A ] was ontvangen. Van gerechtsdeurwaarders mag worden verwacht dat zij cliënten op de hoogte houden van hun werkzaamheden en de ontvangen betalingen. De gerechtsdeurwaarder heeft door niet aan te geven welk bedrag er exact van [ A ] werd ontvangen bij klaagster geruime tijd (moedwillig) de onjuiste voorstelling van zaken laten bestaan dat er slechts een bedrag van € 28.000,00 was ontvangen.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt bij de beoordeling van de klacht op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de klacht kan worden geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarder [ gerechtsdeurwaarder ].
4.3 De Kamer ziet niet in welk zelfstandig belang de gemachtigde van klaagster bij het indienen van een klacht heeft zodat de klacht zal worden opgevat als te zijn ingediend door Leaseplan. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.
4.3 Naar het oordeel van de Kamer had het faillissementsverzoek niet zonder klaagster daarover te consulteren mogen worden ingetrokken. Vaststaat dat het verzoek mede door klaagster was ingediend onder de voorwaarde een betaling aan de cliënt van de gerechtsdeurwaarders ook zou leiden tot een (evenredige) betaling aan klaagster. Dat [ A ] alleen een regeling wilde met betrekking tot de vordering van de oorspronkelijke cliënt van de gerechtsdeurwaarder (waarvoor een executoriale titel voorhanden was) en niet ten behoeve van klaagster (waarvan de vordering nog onder de rechter was) doet hieraan niet af.
4.4 Indien een schuldenaar te kennen geeft de betalingen toe te kennen aan een bepaald dossier staat het de gerechtsdeurwaarder niet vrij die wens te negeren. Dat laat echter onverlet dat de gerechtsdeurwaarder, geconfronteerd met dit standpunt, en gelet op de gemaakte afspraak, ruggespraak had moeten houden met klaagster. Tussen de gerechtsdeurwaarder en klager was immers afgesproken dat klaagster enkel bereid was haar medewerking te verlenen aan een faillissementsaanvraag in het geval een betaling van de cliënt van de gerechtsdeurwaarders ook zou leiden tot een (evenredige) betaling aan klaagster.
4.5 Dat de gerechtsdeurwaarder leugenachtig heeft verklaard over de wijze waarop door [ A ] verschuldigde is voldaan, is niet komen vast te staan. Dat blijkt in elk geval niet uit de door klagers aangehaalde email van 20 september 2010. Uit die email blijkt slechts dat een bedrag van € 28.000,00 was overgeschreven. De medewerker van de gerechtsdeurwaarder vergiste zich met dat bedrag in zoverre dat in totaal meer was voldaan. In zijn email van 9 augustus 2010 staat immers vermeld dat een bedrag van € 8.000,00 rechtsreeks door [ A ] aan de cliënt van de gerechtsdeurwaarder was voldaan. De mededeling over de hoogte van het ontvangen bedrag betrof dus een (niet tuchtrechtelijk laakbare) vergissing. Dit klachtonderdeel treft geen doel.
4.6 Op grond van het voorgaande vervalt ook hetgeen ten grondslag is gelegd aan het vierde klachtonderdeel.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer ziet aanleiding om voor het gegronde deel van de klacht tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klachtonderdelen 2.1 en 2.2 gegrond;
? legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
? verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W. Inden en mr. J.J.L. Boudewijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.