ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ3796
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C.C. Meijer
- W.J. Noordhuizen
- A.L.M. Keirse
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en de beoordeling van te goeder trouw zijn ten aanzien van CJIB schulden en kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellant] voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. [appellant] had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Haarlem, dat op 12 juni 2012 was afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek aanzienlijke schulden had opgebouwd, waaronder CJIB-schulden van € 901,50 en onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag van € 5.921,00. Het hof oordeelde dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van deze schulden. De CJIB-schulden waren ontstaan door verkeersovertredingen en waren substantieel, terwijl de kinderopvangtoeslag niet was terugbetaald, ondanks dat [appellant] zich bewust was van het ontbreken van recht op deze betalingen.
Tijdens de zitting op 14 augustus 2012 heeft [appellant] zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat zijn schulden deels het gevolg waren van de scheiding met zijn vrouw. Hij had geprobeerd zijn leven weer op orde te krijgen door budgetbeheer aan te vragen en zijn kinderen tijdelijk bij de moeder te laten wonen. Het hof concludeerde echter dat de veranderingen in zijn leef- en zorgsituatie nog te kort van duur waren en onvoldoende bestendig om te kunnen oordelen dat hij in de toekomst wel te goeder trouw zou zijn. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank en liet de mogelijkheid open voor [appellant] om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen als zijn situatie zou verbeteren.