ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ3748

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
106.002.753-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot openlegging van administratie in herroepingsprocedure tegen Aegon Bank N.V.

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een incidentele vordering van de Stichting Gedupeerden Spaarconstructie tot openlegging van alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van het Aegon Garantiefonds in het kader van een herroepingsprocedure. De Stichting heeft deze vordering ingesteld omdat zij meent dat er onvoldoende duidelijkheid is over de belegging van de door deelnemers geleende gelden, waarvoor zij een rente van 8% per jaar aan Aegon hebben betaald. De Stichting stelt dat niet alle geleende gelden daadwerkelijk zijn belegd, wat zou kunnen wijzen op een ernstige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Aegon. De Stichting heeft eerder Aegon gedagvaard en vorderingen ingesteld die verband houden met de SprintPlan-overeenkomsten, waarbij de rechtbank Utrecht in een eerder vonnis heeft geoordeeld dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de deelnemers.

Aegon heeft in haar verweer aangevoerd dat de incidentele vordering van de Stichting prematuur is en dat de vorderingen van de Stichting in de hoofdzaak geen betrekking hebben op de belegging door het Garantiefonds, maar op de overeenkomst tussen Aegon en de deelnemers. Aegon betwist dat de openlegging van de administratie relevant is voor de herroepingsprocedure en stelt dat de Stichting geen rechtens te respecteren belang heeft bij inzage in de administratie van het Garantiefonds.

Het hof oordeelt dat de incidentele vordering van de Stichting prematuur is ingesteld en dat de vraag of de gevraagde stukken relevant zijn voor de hoofdzaak door de rechter in de hoofdzaak moet worden beoordeeld. Het hof houdt iedere beslissing omtrent de incidentele vordering aan en verwijst de hoofdzaak naar de rol voor antwoord op 8 januari 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de stichting STICHTING GEDUPEERDEN SPAARCONSTRUCTIE,
gevestigd te Deventer,
EISERES IN DE HOOFDZAAK TOT HERROEPING, EISERES IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. P.M. Leerink te Deventer,
t e g e n
de naamloze vennootschap AEGON BANK N.V.,
gevestigd te Den Haag,
GEDAAGDE IN DE HOOFDZAAK TOT HERROEPING, VERWEERSTER IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam.
De partijen worden hierna de Stichting respectievelijk Aegon of Spaarbeleg genoemd.
1. Het geding tot herroeping
Bij dagvaarding van 3 mei 2012 heeft de Stichting herroeping gevorderd van het arrest van dit hof van 15 november 2007, onder rolnum¬mer 718/05) gewezen tussen Aegon als appellante in het principaal beroep, verweerster in het incidenteel beroep en de Stichting als geïntimeerde in het principaal beroep, appellante in het incidenteel beroep, en heeft zij aangekon¬digd te zullen concluderen dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, zijn voornoemde arrest van 15 november 2007 zal herroepen, het geding zal heropenen en, opnieuw recht doende, het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Utrecht van 22 december 2004 in het incidenteel beroep zal vernieti¬gen, de vorderingen van de Stichting zoals in hoger beroep gewijzigd alsnog zal toewijzen en Aegon, kort gezegd, zal veroordelen in zowel de proceskosten van het oorspronkelijke geding als die van het geding tot herroeping, met wettelijke rente en nakosten.
Vervolgens heeft de Stichting bij akte de dagvaarding aange¬vuld, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en, voorts, een incidentele vordering ingesteld en in het incident geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij arrest, uitvoer¬baar bij voorraad, Aegon op straffe van verbeurte van een dwangsom zal veroordelen tot openlegging van alle tot de administratie van het Aegon Garantiefonds behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, met veroordeling van Aegon in de kosten van dit incident.
Aegon heeft bij conclusie in het incident geantwoord en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de Stichting in haar vorderingen in het incident niet ontvankelijk zal verklaren althans deze vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van de Stichting, kort gezegd,
in de kosten van het incident.
Ter zitting van het hof van 9 oktober 2012 hebben partijen de zaak in het incident doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, waarbij beide advocaten pleitnotities in het geding hebben ge¬bracht.
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1 Het gaat in deze zaak, voor zover in het onderhavige incident van belang, om het volgende.
(i) Aegon, handelend onder de naam Spaarbeleg, heeft in de periode 1997 tot en met 2001 meer dan 100.000 zogenoemde SprintPlan-overeenkomsten gesloten.
(ii) De Stichting heeft volgens haar statuten ten doel het namens de deelnemers van de Stichting voeren van collectieve actie, zowel in als buiten rechte, tegen alle producten van Spaarbeleg, in het bijzonder tegen het product dat bekend staat onder de naam 'SprintPlan', alsmede het verrichten van al hetgeen daarmee in de ruimste zin verband houdt.
(iii) Bij exploot van 24 september 2003 heeft de Stichting Aegon gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en, kort gezegd, een verklaring voor recht gevorderd
a. dat de door Spaarbeleg gesloten SprintPlan-overeenkomsten nietig althans vernietigbaar zijn wegens strijd met dwingende wetsbepalingen en dat Spaarbeleg als gevolg daarvan gehouden is om alle betalingen die in het kader van die overeenkomsten aan haar zijn gedaan als onverschuldigd terug te betalen,
b. dat Spaarbeleg onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen die met haar een SprintPlan-overeenkomst hebben gesloten en aansprakelijk is voor de schade die dezen als gevolg daarvan hebben geleden,
c. dat de onder b bedoelde schade bestaat uit alle betalingen die deze personen aan Spaarbeleg in het kader van de Sprint¬Plan-overeenkomst hebben verricht, met wettelijke rente,
met veroordeling van Spaarbeleg in de proceskosten.
(iv) Bij vonnis van 22 december 2004 heeft de rechtbank Utrecht de onder b bedoelde vordering van de Stichting in zoverre toegewezen dat de rechtbank voor recht heeft verklaard dat Spaarbeleg onrechtmatig heeft gehandeld tegenover diegenen die met haar een SprintPlan-overeenkomst hebben gesloten en dientengevolge schade hebben geleden of nog zullen lijden, zonder echter voor recht te verklaren dat Aegon gehouden is tot schadevergoeding, en de overige vorderingen afgewezen.
(v) Bij arrest van 15 november 2007 heeft dit hof in het principaal beroep van Aegon tegen de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de Stichting het voornoemde vonnis van de rechtbank Utrecht bekrachtigd en in het incidenteel beroep van de Stichting tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar vorderingen dit beroep verworpen.
(vi) Bij arrest van 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad der Nederlanden het tegen voornoemd arrest door zowel Aegon als de Stichting ingestelde beroep in cassatie verworpen.
(vii) In de onderhavige procedure vordert de Stichting, als gezegd, dat het hof zijn voornoemde arrest van 15 november 2007 zal herroepen, het geding zal heropenen en in het incidenteel beroep het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Utrecht van 22 december 2004 zal vernietigen en de vorderingen van de Stichting zoals in hoger beroep gewijzigd alsnog zal toewijzen.
2.2 De vraag waar het in het onderhavige incident in deze procedure om gaat is, kort gezegd, of voldoende grond bestaat voor toewij¬zing van de vordering van de Stichting tot openlegging van alle tot de administratie van het Aegon Garantiefonds behorende boeken, bescheiden en andere gegevens¬dragers.
2.3 De Stichting baseert haar vordering hierop, kort gezegd, dat het belang van de deelnemers - waarvoor de Stichting opkomt in deze procedure - meebrengt dat volstrekte duidelijk¬heid wordt verkregen met betrekking tot de aard en omvang van de belegging van de geleende gelden waarvoor de deelnemers een rente van 8% per jaar aan Aegon hebben betaald. Aangezien voor rekening en risico van de deelnemers in een gemeenschappelijk fonds – het Aegon Garantiefonds (verder: het Garantiefonds) - is belegd, hebben zij ook recht op inzage in de administratie van dat fonds nu de Stichting gemotiveerd en gedocumenteerd heeft gesteld dat niet alle geleende gelden daadwerkelijk zijn belegd. Als niet alle gelden zijn belegd, is sprake van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst omdat Aegon zich bij het sluiten van de SprintPlan-overeenkomsten heeft verbonden om al de geleende gelden te beleggen in het Garantiefonds. In dat geval is sprake van een ernstige vorm van misleiding en bedrog. De Stichting heeft een rechtmatig belang bij inzage. De vraag of alle geleende gelden daadwerkelijk zijn belegd is relevant voor de vordering tot herroeping. Als komt vast te staan dat niet alle geleende gelden zijn belegd, zal herroeping moeten worden uitgesproken. In dat geval is immers sprake van bedrog in de (ruime) zin van artikel 382 Rv door Aegon en van tekortschieten in de nakoming van de SprintPlan-overeenkomsten en de zorg¬plicht, aldus (nog steeds) de Stichting.
2.4 Aegon heeft hiertegen aangevoerd, kort samengevat, dat de incidentele vordering van de Stichting moet worden beoordeeld in het licht van haar vordering tot herroeping, dat de vorderingen van de Stichting in de hoofdzaak geen betrekking hebben op de belegging die door het Garantiefonds geschiedt maar op de overeenkomst tussen Aegon en de deelnemer en de in dat kader geldende zorgplicht, dat in de verhouding tussen Aegon en de deelnemer de belegging – die door een andere partij dan Aegon wordt gedaan – pas relevant wordt wanneer Aegon op enig moment tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen die rechtstreeks op deze belegging zijn gebaseerd – te weten de verplichting om de opbrengsten van de belegging conform de contractuele afspraken met de deelnemer aan de deelnemers van het SprintPlan ter beschikking te stellen – maar van een dergelijke tekortkoming geen sprake is en door de Stichting evenmin is gesteld, dat zelfs in de hypothetische situatie dat na openlegging van de administratie zou blijken dat door het Garantiefonds niet alle gelden zijn belegd dit derhalve niet tot herroeping van het arrest kan leiden, dat de wijze van belegging geen voorwerp van debat is geweest in de hoofdzaak, dat de Stichting dan ook geen rechtens te respecteren belang heeft bij inzage althans openbaarmaking van de administratie van het Garantiefonds, dat de vraag of en, zo ja, in hoeverre de belegging relevant is voor het herroepingsverzoek bovendien primair onderwerp dient te zijn van het debat in de herroepingsprocedure en dat de administratie waarvan inzage althans openbaarmaking wordt gevorderd niet Aegon maar het Garantiefonds toebehoort en Aegon op dit moment niet kan overzien in hoeverre zij over die administratie kan beschikken.
2.5 Het hof oordeelt als volgt. De incidentele vordering is ingesteld in het kader van de hoofdzaak, te weten de herroe¬pings¬procedure, en is daarmee derhalve nauw verweven. De vordering van de Stichting tot openlegging van alle tot de administratie van het Garantiefonds behorende boeken, beschei¬den en andere gegevens¬dragers komt daarom eerst voor toewij¬zing in aanmerking indien die stukken van belang blijken te zijn voor de hoofdzaak. De vraag of dat zo is moet in dit geval worden beoordeeld door de rechter in de hoofdzaak. Aegon heeft een aantal stellingen betrokken ten betoge dat de desbetreffende stukken niet relevant zijn of kunnen worden voor de beslissing in de hoofdzaak, zoals onder meer de (onder 2.4) genoemde stellingen dat de vorderingen van de Stichting in de hoofdzaak geen betrekking hebben op de belegging die door het Garantiefonds geschiedt, dat in de verhouding tussen Aegon en de deelnemer de belegging pas relevant wordt wanneer Aegon op enig moment tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen die rechtstreeks op deze belegging zijn gebaseerd – wat volgens haar niet het geval is - en dat zelfs in de hypothetische situatie dat na openlegging van de administratie zou blijken dat door het Garantiefonds niet alle gelden zijn belegd dit niet tot herroeping van het arrest kan leiden. Deze argumenten hebben alle op de hoofdzaak betrekking en zullen eerst door de rechter in de hoofdzaak moeten worden beoordeeld alvorens de vraag kan worden beant¬woord of aan (een van) de criteria voor herroeping als vervat in artikel 382 Rv kan worden voldaan en of de bedoelde stukken voor de beantwoording van die vraag relevant zijn. De conclu¬sie van het hof is dan ook dat de incidentele vordering prematuur is ingesteld.
2.6 Het voorgaande brengt mee dat iedere beslissing omtrent de incidentele vordering van de Stichting dient te worden aangehouden en dat in de hoofdzaak het hof de zaak naar de rol dient te verwijzen voor antwoord en daarin iedere verdere beslissing zal aanhouden.
3. De beslissing
Het hof:
in het incident:
houdt iedere beslissing aan;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 8 januari 2013 voor antwoord;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, R.J.M. Smit en D. Kingma en op 27 november 2012 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.