ECLI:NL:GHAMS:2012:BY5762

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.013.699-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering in effectenleasezaak: Dexia en echtgenote

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, stond de vraag centraal of Dexia Nederland B.V. (voorheen Dexia Bank Nederland N.V.) kon bewijzen dat de echtgenote van de getuige, hier aangeduid als [ geïntimeerde ], meer dan drie jaar voor 18 november 2004 op de hoogte was van het bestaan van een leaseovereenkomst. Het hof had eerder, op 13 maart 2012, een tussenarrest uitgesproken waarin Dexia werd toegelaten tot bewijsvoering. Op 27 april 2012 werden twee getuigen gehoord, waaronder de echtgenoot van [ geïntimeerde ], aangeduid als [ A ]. De getuigenverklaringen waren grotendeels consistent, maar het hof oordeelde dat er geen voldoende bewijs was dat [ geïntimeerde ] voor 18 november 2001 op de hoogte was van de leaseovereenkomst. Het hof concludeerde dat het enkele feit dat de verklaringen op één punt verschilden, onvoldoende was om tot een andere conclusie te komen. Hierdoor faalde de grief van Dexia en werd het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, bekrachtigd. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die op € 254,- aan verschotten en € 1.341,- aan salaris advocaat werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 september 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V. (voorheen Dexia Bank Nederland N.V.),
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam,
t e g e n
[ GEÏNTIMEERDE ],
wonend te [ woonplaats ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Dexia en [ geïntimeerde ] genoemd.
Op 13 maart 2012 heeft het hof in deze zaak een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt verwezen naar het tussenarrest.
Vervolgens zijn aan de zijde van Dexia op 27 april 2012 twee getuigen gehoord. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opge¬maakt. [ geïntimeerde ] heeft afgezien van het horen van getuigen in contra-enquête.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling
2.1 Het hof blijft bij en bouwt hierna voort op hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist.
2.2 Bij het tussenarrest heeft het hof Dexia toegelaten te bewijzen dat [ geïntimeerde ] met het bestaan van de leaseovereenkomst bekend was meer dan drie jaar voor 18 november 2004.
2.3 Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Dexia [ geïntimeerde ] en haar echtgenoot [ A ] als getuigen doen horen.
2.4 [ geïntimeerde ] heeft als getuige, zakelijk samengevat en voor zover hier van belang, het volgende verklaard.
Zij heeft op 23 oktober 2004 bij het afstoffen op het bureau van haar echtgenoot het verlengingscontract van de WinstVer¬Drie¬dub¬belaar zien liggen. Zij heeft het contract ingekeken en toen ging er bij haar een lichtje branden. Zij had op Tros Radar gehoord dat je veel geld kon verliezen en was witheet. Bij thuiskomst van haar echtgenoot heeft zij het contract onder zijn neus gehouden en hem gevraagd waarom zij daar niets van wist en gezegd dat het moest stoppen. Haar echtgenoot vertelde haar dat het was bedoeld als een verrassing. Met de opbrengst zou een reis naar Canada kunnen worden gemaakt.
Van de andere drie overeenkomsten die haar echtgenoot bij Dexia had afgesloten heeft zij ook gehoord in oktober 2004. Zij weet niet waarom die overeenkomsten niet zijn vernietigd. Zij denkt dat dat niet is gebeurd omdat die goed zijn afgelopen. Zij weet niet wanneer die overeenkomsten zijn afgelopen en ook niet hoe¬veel geld ermee is verdiend. Haar echtgenoot regelt de finan¬ciële zaken. Hij regelt alles. Hij doet ook de betalingen. Haar echt¬genoot haalt de post uit de buitenbrievenbus, hij heeft het sleuteltje, en kijkt de post door. Wat voor haar is krijgt zij. Als haar echtgenoot er niet is blijft de post in de buiten¬brievenbus liggen. De bankrekening waarvan Dexia is betaald, staat op naam van haar echtgenoot. Het is een zakenrekening. Zij heeft nooit afschriften van die rekening gezien. Zij en haar echtgenoot hebben ook een en/of rekening. Van die rekening heeft zij een pasje en daar betaalt zij de boodschappen mee. Ook de bankafschriften van de en/of rekening ziet zij nooit. Zij doet geen belastingaangifte; zij heeft geen eigen inkomen. De belas¬tingaangifte van haar echtgenoot en/of de zaak wordt verzorgd door de boekhouder. Zij kan zich niet herinneren dat zij Legio¬Lease of Dexia aan de telefoon heeft gehad. Haar echtgenoot heeft het ver¬lengingscontract per ongeluk op zijn bureau laten liggen. Zij heeft nooit stukken van LegioLease of Dexia op zijn bureau zien liggen. Het bureau van haar echtgenoot is altijd opgeruimd.
2.5 [ A ] heeft als getuige, zakelijk samengevat en voor zover hier van belang, het volgende verklaard.
Zijn echtgenote heeft op 23 oktober 2004 ontdekt dat hij een leaseovereenkomst had afgesloten. Ze vond namelijk het ver¬lengingscontract op zijn bureau. Dat contract heeft ze ingekeken. Bij thuiskomst is hij op het matje geroepen. Hij heeft haar niet op de hoogte gesteld van de overeenkomst. Hij wilde in korte tijd wat geld vergaren en dat was bedoeld als verrassing. Toentertijd wilden zij graag een reis naar Canada maken. Hij heeft het contract per ongeluk op zijn bureau laten liggen. Voor het con¬tract had hij een apart laatje. Hij heeft nog drie leaseover¬eenkomsten afgesloten. Dat heeft hij zijn echtgenote niet ver¬teld. Ook niet na de ontdekking van het verlengingscontract. Zijn echtgenote is via internet in contact gekomen met mr. Meijer. Ook toen heeft hij niets gezegd over de drie andere overeenkomsten. Achteraf had hij die overeenkomsten misschien ook beter kunnen vernietigen. Hij doet de financiële zaken en de betalingen. Hij doet ook meestal de post. Zij hebben een buitenbrievenbus en hij is de enige die de sleutel heeft. De post, die voor zijn echt¬genote bestemd is, geef hij aan mijn echtgenote. Als hij er niet is, wordt de buitenbus niet geleegd. Hij betaalde Dexia van zijn zakenrekening om te voorkomen dat zijn echtgenote zou ontdekken dat hij die overeenkomsten had gesloten. Zij hebben ook een en/of rekening. Zijn echtgenote heeft geen pasje van de zakenrekening, maar wel van de en/of rekening. Zijn echtgenote ziet niet de afschriften van de zakenrekening, maar na de problemen met Dexia soms wel de afschriften van de en/of rekening. Ze weet waar die afschriften liggen. Zijn echtgenote heeft geen eigen inkomen en doet zelf geen belastingaangifte. Zijn boekhouder doet voor hem de belasting¬aangifte.
2.6 Het hof acht Dexia niet geslaagd in haar bewijsopdracht. In de beide getuigenverklaringen, die grotendeels met elkaar over¬eenstemmen en die het hof niet ongeloofwaardig voorkomen, is geen begin van bewijs te vinden voor de stelling dat [ geïntimeerde ] voor 18 november 2001 reeds op de hoogte was van het bestaan van de in het geding zijnde leaseovereenkomst. Het enkele feit dat de ver¬klaringen onderling op één punt uiteenlopen (de vraag of [ A ] in oktober 2004 ook aan [ geïntimeerde ] heeft verteld dat hij nog drie leaseovereenkomsten had afgesloten) is voor een andere conclusie onvoldoende. Dit betekent dat de grief faalt en dat het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd.
2.7 Als de in het ongelijk gestelde partij dient Dexia de kosten van het hoger beroep te dragen.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam van 17 oktober 2007, tussen partijen onder rolnummer 816554 DX EXPL 06-2915 gewezen;
veroordeelt Dexia in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [ geïntimeerde ] gevallen, op € 254,- aan verschotten en € 1.341,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, M.P. van Achterberg en D.J. Oranje, in het openbaar uitgesproken op dinsdag 11 september 2012 door de rolraadsheer.