ECLI:NL:GHAMS:2012:BY4699

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000439-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding ex art. 89 Sv in geval van ondergaan van overleveringsdetentie alleen mogelijk indien overlevering is geweigerd

In deze zaak gaat het om een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door verzoeker na het ondergaan van overleveringsdetentie. Verzoeker heeft 46 dagen in detentie doorgebracht, waarvan 1 dag in verzekering en 45 dagen in een huis van bewaring. Hij vraagt een schadevergoeding van in totaal € 3.240,-. De rechtbank te Amsterdam heeft het verzoek echter niet-ontvankelijk verklaard, waarop verzoeker in hoger beroep is gegaan.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft het hoger beroep op 3 augustus 2011 behandeld. Tijdens de zitting is de advocaat-generaal gehoord, maar verzoeker zelf is niet verschenen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep. Het hof heeft de stukken van de strafzaak bekeken en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van een specifieke alinea die abusievelijk was opgenomen. Het hof oordeelt dat de mogelijkheid van schadevergoeding, zoals voorzien in artikel 67 van de Overleveringswet, niet kan worden uitgebreid naar andere gevallen dan die in dat artikel zijn genoemd. Dit betekent dat schadevergoeding alleen mogelijk is als de overlevering is geweigerd. De kosten die door de uitvoerende lidstaat worden gedragen, zoals vermeld in het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie, zijn niet van toepassing op de schadevergoeding waar verzoeker om vraagt.

Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep afgewezen en bevolen dat de beschikking onverwijld aan verzoeker wordt betekend. De beschikking is gegeven door de twaalfde meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met vermelding van de betrokken rechters en griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: 000439-11 (89 Sv HB)
Parketnummer: 13-497516-09
BESCHIKKING
op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank te Amsterdam van 25 november 2010 op het verzoekschrift krachtens artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker]
Advocaat mr. R.B. Schmidt te Amsterdam.
1. Inhoud van het verzoek
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de staat ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de overleveringsdetentie gedurende 46 dagen, bestaande uit 1 dag in verzekering doorgebracht ad € 90,- en 45 dagen in een huis van bewaring ad € 70,- per dag = € 3.150,-, derhalve in totaal € 3.240,-.
2. Procesverloop
De rechtbank heeft verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer en heeft op 13 juli 2011 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep.
3. Beoordeling van het hoger beroep
Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het hof verenigt zich onder toevoeging van de volgende overwegingen met de beslissing van de rechtbank tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek, met weglating van de eerste alinea op pagina 3 van die beschikking, welke alinea kennelijk abusievelijk daarin is opgenomen.
Naar het oordeel van het hof staat het de rechter niet vrij om, bijvoorbeeld op gronden van billijkheid, de mogelijkheid van het toekennen van schadevergoeding, voorzien in artikel 67 van de Overleveringswet, bij wijze van analogie ook toe te passen op andere gevallen dan in dat artikel voorzien, nu die mogelijkheid in dat artikel uitdrukkelijk is beperkt tot gevallen waarin de overlevering is geweigerd.
Artikel 30 van het Kaderbesluit nr. 2002/584/JBZ van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europese aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, dat bepaalt dat de op het grondgebied van de uitvoerende lidstaat voor de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel gemaakte kosten door deze lidstaat worden gedragen, maakt zulks niet anders, reeds omdat deze kosten zien op die van de tenuitvoerlegging van de bevelen zelf en niet op die van het toekennen van eventuele schadevergoeding.
Het hoger beroep moet derhalve worden afgewezen.
4. Beslissing
Het hof:
Wijst af het hoger beroep van verzoeker, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. I.M.H. van Asperen de Boer Delescen, H.J. Bronkhorst en J. Bevaart, in tegenwoordig¬heid van A.J. Bekker-van der Molen als griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van dit gerechts¬hof van 3 augustus 2011.
Mrs. Bronkhorst en Bevaart zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.