ECLI:NL:GHAMS:2012:BY1473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.104.491-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van mentor en bewindvoerder voor persoon met Alzheimer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarbij een mentorschap en bewindvoering zijn ingesteld voor [de moeder], die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Appellant, een van de zonen van [de moeder], is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter, waarin Zorg & Wonen B.V., vertegenwoordigd door H.J. van Dam, tot bewindvoerder is benoemd en de andere kinderen van [de moeder] tot mentoren zijn aangesteld. Appellant verzoekt de beschikking te vernietigen en zichzelf tot bewindvoerder en mentor te benoemen, terwijl de geïntimeerden de beschikking willen bekrachtigen.

De zaak is behandeld op 25 juni 2012, waarbij appellant en de geïntimeerden zijn verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderbewindstelling en het mentorschap op zichzelf niet in geschil zijn, maar dat partijen van mening verschillen over de persoon van de te benoemen bewindvoerder en mentor. Appellant stelt dat hij in het verleden de zorg voor [de moeder] heeft gedragen en dat de huidige situatie niet in haar belang is. Geïntimeerden daarentegen stellen dat de zorg voor [de moeder] sinds de benoeming van H.J. van Dam tot bewindvoerder is verbeterd en dat het in haar belang is dat een onafhankelijke, professionele bewindvoerder wordt aangesteld.

Het hof overweegt dat de voorkeur van de rechthebbende bij de benoeming van de bewindvoerder en mentor moet worden gerespecteerd, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. Het hof concludeert dat de huidige situatie in het belang van [de moeder] is en dat de zorg door de geïntimeerden adequaat is. De bestreden beschikking wordt dan ook bekrachtigd, waarbij het hof het belang van [de moeder] vooropstelt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector familierecht
Uitspraak: 7 augustus 2012
Zaaknummer: 200.104.491/01
Zaaknummer eerste aanleg: 1305105 EB VERZ 11-11954 en 1305110 EB VERZ 11-11955
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. R.A. Rhodes te Amsterdam,
tegen
1. […],
wonende […],
en
2. […],
wonende te […],
geïntimeerden,
advocaat: mr. R.F. de Jong te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant is op 29 maart 2012 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 29 december 2011 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), met kenmerk 1305105 EB VERZ 11-11954 en 1305110 EB VERZ 11-11955.
1.2. Geïntimeerden hebben op 11 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
1.3. Geïntimeerden hebben op 14 juni 2012 nadere stukken ingediend.
1.4. Appellant heeft op 15 juni 2012 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 25 juni 2012 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- appellant, bijgestaan door zijn advocaat;
- [geïntimeerde sub 1], bijgestaan door haar advocaat;
- De heer H.J. van Dam (hierna: H.J. van Dam) en mevrouw M.C. van Zweeden namens Zorg en Wonen BV te Schoonhoven.
1.7. [naam moeder] (hierna: [de moeder]) en [geïntimeerde sub 2] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De hoofd advocaat-generaal bij dit gerechtshof is, hoewel behoorlijk opgeroepen, evenmin verschenen.
2. De feiten
2.1. [de moeder] is geboren [in] 1940. Appellant en geïntimeerde sub 2 zijn de zonen van [de moeder]. Geïntimeerde sub 1 is de dochter van [de moeder].
[de moeder] is in 2003 gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer. Zij heeft van 24 oktober 2011 tot 3 maart 2012 met een indicatie op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) op de gesloten psychogeriatrische afdeling van Woonzorgcentrum Vreugdehof verbleven.
2.2. Bij de stukken bevinden zich akkoordverklaringen van geïntimeerden van 23 november 2011, waaruit blijkt dat zij ermee instemmen dat ten behoeve van [de moeder] de maatregelen van onderbewindstelling en mentorschap worden uitgesproken, met benoeming van hen beiden tot bewindvoerder en mentor.
Voorts bevinden zich bij de stukken bereidverklaringen van 23 november 2011 van geïntimeerde sub 1 en van 24 november 2011 van geïntimeerde sub 2 om tot mentor en bewindvoerder te worden benoemd ten behoeve van [de moeder].
2.3. Bij de stukken bevindt zich tevens een bereidverklaring van H.J. van Dam van 28 december 2011 om tot bewindvoerder te worden benoemd ten behoeve van [de moeder].
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [de moeder] onder bewind gesteld, waarbij Zorg & Wonen B.V., vertegenwoordigd door H.J. van Dam, postadres: Postbus 60, 2870 AB Schoonhoven, tot bewindvoerder is benoemd.
Voorts is een mentorschap ingesteld ten behoeve van [de moeder], waarbij geïntimeerden tot mentoren zijn benoemd.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van geïntimeerden tot instelling van een mentorschap ten behoeve van [de moeder] en tot instelling van een bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [de moeder], met benoeming van hen tot mentor en bewindvoerder.
3.2. Appellant verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij Zorg & Wonen B.V., vertegenwoordigd door H.J. van Dam, tot bewindvoerder is benoemd en voor zover daarbij geïntimeerden tot mentoren zijn benoemd, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, hem tot bewindvoerder en mentor ten behoeve van [de moeder] te benoemen.
3.3. Geïntimeerden verzoeken het door appellant in hoger beroep verzochte af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. De onderbewindstelling en de instelling van het mentorschap zijn op zichzelf niet in geschil tussen partijen. Zij verschillen slechts van mening over de persoon van de te benoemen bewindvoerder en mentor.
4.2. Appellant is van mening dat de kantonrechter hem ten onrechte niet tot bewindvoerder en mentor ten behoeve van [de moeder] heeft benoemd. Daartoe stelt hij het volgende.
Hij heeft de verzorging van [de moeder] op zich genomen vanaf het moment dat zij niet meer in staat was zichzelf te verzorgen. Voorts heeft hij altijd haar financiële belangen naar behoren behartigd. Geïntimeerden hebben nooit veel belangstelling voor [de moeder] getoond. Zij hebben zonder overleg met hem een reis naar en verblijf in Indonesië voor [de moeder] geregeld, hetgeen gezien haar gezondheid een zeer onverantwoorde onderneming is. Niet gebleken is dat dit de wens van [de moeder] was. Evenmin staat vast dat de gezondheid van [de moeder] door haar verblijf in Indonesië aanzienlijk is verbeterd. Het is in het belang van [de moeder] dat zij zo snel mogelijk terugkomt naar Nederland. Appellant zal vervolgens samen met zijn vriendin de verzorging en de behartiging van de financiële belangen van [de moeder] weer op zich nemen, aldus appellant.
4.3. Geïntimeerden stellen zich op het standpunt dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. Het is in het belang van [de moeder] dat de huidige situatie in stand blijft. Appellant heeft [de moeder] in het verleden niet goed verzorgd, waardoor haar gezondheid in de afgelopen jaren aanzienlijk is verslechterd. De huidige goede verzorging zou niet geregeld zijn, indien appellant tot mentor was benoemd. Zowel de fysieke toestand als de gemoedstoestand van [de moeder] zijn sinds de benoeming van geïntimeerden tot mentoren aanzienlijk verbeterd. Het vertrek van [de moeder] naar Indonesië is in goed overleg met haar arts geregeld. Voorts zou appellant de bankrekeningen van [de moeder] hebben omgezet naar en/of rekeningen waarbij hij mederekeninghouder is gemaakt. Hij heeft diverse bedragen van de rekeningen gehaald die niet ten gunste van [de moeder] zijn aangewend. Sinds de benoeming van H.J van Dam tot bewindvoerder worden de financiële belangen van [de moeder] naar behoren behartigd, aldus geïntimeerden.
4.4. Het hof overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:435 lid 3 en artikel 1:452 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek volgt de rechter bij de benoeming van respectievelijk de bewindvoerder en de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Uit lid 4 van genoemde artikelen volgt dat, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene niet gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder dan wel mentor wordt benoemd. Gesteld noch gebleken is dat [de moeder] op enig moment een uitdrukkelijke voorkeur ten aanzien van de te benoemen bewindvoerder dan wel mentor heeft uitgesproken. Het hof zal bij de beoordeling van de te benoemen mentor en bewindvoerder het belang van [de moeder] voorop stellen.
[de moeder] is in 2003 gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer. Zij is in oktober 2011 opgenomen op de gesloten psychogeriatrische afdeling van Woonzorgcentrum Vreugdehof, na afgifte van een machtiging op grond van de Wet Bopz. Tot aan deze opname heeft appellant de verzorging van [de moeder] op zich genomen. Geïntimeerde sub 1 heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat genoemde machtiging is afgegeven in samenspraak met de GGD, het CIZ en de huisarts naar aanleiding van de zorgelijke situatie van [de moeder]. Bij de opname vertoonde [de moeder] tekenen van ernstige uitdroging en zij had diverse doorligwonden. Gelet op het voorgaande acht het hof het aannemelijk dat een verblijf thuis niet langer in het belang van [de moeder] was. Tijdens de opname van [de moeder] in het woonzorgcentrum hebben geïntimeerden in overleg met de behandelend arts een reis naar en verblijf in Indonesië voor [de moeder] geregeld, hetgeen volgens geïntimeerden een laatste wens van haar is. Geïntimeerden hebben [de moeder] tijdens de reis begeleid en verzorgd. Zij verblijft tot heden bij geïntimeerde sub 2 in Indonesië. Geïntimeerde sub 1 heeft ter terechtzitting verklaard dat de gezondheid van [de moeder] sinds zij in Indonesië verblijft aanzienlijk is verbeterd, hetgeen blijkt uit de als productie 3 bij het verweerschrift van geïntimeerden overgelegde verklaring van 10 april 2012 van Dr. Gunawan Dibjojuwono, haar behandelend arts in Indonesië. Haar wonden zijn genezen en haar bloedwaarden zijn normaal. In tegenstelling tot hetgeen appellant stelt, is naar het oordeel van het hof gezien het voorgaande niet gebleken dat geïntimeerden met het vertrek van [de moeder] naar Indonesië niet in haar belang hebben gehandeld. Het feit dat appellant het niet eens is met de handelwijze van geïntimeerden en de zorg voor [de moeder] zelf op zich wenst te nemen, doet aan het voorgaande niet af. Nu ook overigens niet is gebleken dat geïntimeerden in hun taak als mentor tekort schieten, zal het hof de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
4.5. Voorts is gebleken dat partijen van mening verschillen over de wijze waarop appellant in het verleden de financiële belangen van [de moeder] heeft behartigd. Gelet op de verstoorde verhoudingen tussen partijen, acht het hof het in het belang van [de moeder] dat haar financiële belangen worden behartigd door een onafhankelijke, professionele bewindvoerder, niet zijnde een familielid. Niet gebleken is dat H.J. van Dam de financiële belangen van [de moeder] onvoldoende behartigt. Het enkele feit dat appellant het niet eens is met de benoeming van H.J. van Dam tot bewindvoerder, acht het hof onvoldoende om appellant tot bewindvoerder te benoemen. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve ook op dit punt bekrachtigen.
4.6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. Kemmers, mr. A.R. Sturhoofd en mr. M.E. Burger in tegenwoordigheid van mr. J.J. Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2012.