ECLI:NL:GHAMS:2012:BY1469

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.104.813-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van grootouders als belanghebbenden in de procedure tot verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

In deze zaak gaat het om de vraag of de grootouders van een minderjarige als belanghebbenden moeten worden aangemerkt in een procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De grootouders, hier aangeduid als de grootvader en de grootmoeder, hebben hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Alkmaar, waarin hun verzoek om als belanghebbenden te worden aangemerkt, werd afgewezen. De grootouders stellen dat zij vanaf de geboorte van de minderjarige een belangrijke rol hebben gespeeld in zijn verzorging en opvoeding, en dat de beslissing tot uithuisplaatsing een grote impact heeft gehad op hun gezinsleven. De ouders van de minderjarige en de William Schrikker Stichting (WSJ) verzetten zich tegen dit verzoek en stellen dat de grootouders niet voldoen aan de criteria om als belanghebbenden te worden aangemerkt. Het hof overweegt dat, hoewel de grootouders betrokken zijn geweest bij de opvoeding van de minderjarige, zij niet kunnen worden aangemerkt als degenen die de minderjarige als behorende tot hun gezin hebben verzorgd en opgevoed. De grootouders hebben niet aangetoond dat de minderjarige bij hen heeft gewoond of dat zij de primaire verzorgers waren. Het hof concludeert dat de grootouders niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt en bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector familierecht
Uitspraak: 31 juli 2012
Zaaknummer: 200.104.813/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 133475 / OT RK 11-1317
in de zaak in hoger beroep van:
1. […],
en
2. […],
beiden wonende te […],
appellanten,
advocaat: mr. K. Withagen te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellanten sub 1 en 2 worden hierna respectievelijk de grootvader en de grootmoeder genoemd. Gezamenlijk worden zij hierna de grootouders genoemd.
1.2. De grootouders zijn op 4 april 2012 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 5 januari 2012 van de kinderrechter in de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 133475 / OT RK 11-1317.
1.3. [naam moeder] (hierna: de moeder) en [naam vader] (hierna: de vader) hebben op 16 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
1.4. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSJ) heeft op 24 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
1.5. De grootouders hebben op 15 juni 2012 een nader stuk ingediend.
1.6. De zaak is op 25 juni 2012 tegelijkertijd met de zaak met zaaknummer 200.106.387/01 ter terechtzitting behandeld.
1.7. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer R. Voorend (gezinsvoogd) en mevrouw S. Bond namens WSJ;
- de moeder en de vader (hierna gezamenlijk: de ouders), bijgestaan door mr. N. van der Kruk, advocaat te Zwaag;
- mevrouw D. van Dijk, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de Raad).
1.8. De grootvader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. De moeder en de vader hebben een relatie. Uit deze relatie is geboren [naam minderjarige] [in] 2000 (hierna: [de minderjarige]). De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder oefent het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige].
2.2. Bij beschikking van 21 januari 2011 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden. Bij beschikking van 1 februari 2011 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 21 januari 2012. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd tot 21 januari 2013. Hij verblijft sinds 25 januari 2011 in het kader van een crisisplaatsing samen met de moeder op de instelling Noorderhaven te Julianadorp. Bij beschikking van 1 februari 2011 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend voor de duur van drie maanden. Bij beschikking van 28 april 2011 is de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 21 januari 2012. De termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing is nadien verlengd tot 21 januari 2013.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, afgewezen het verzoek van de grootouders om als belanghebbenden te worden aangemerkt in de procedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [de minderjarige].
3.2. De grootouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij hun verzoek om als belanghebbenden te worden aangemerkt is afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, hen alsnog als belanghebbenden aan te merken.
3.3. De ouders en WSJ verzoeken het door de grootouders in hoger beroep verzochte af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Ter beoordeling ligt voor de vraag of de grootouders als belanghebbenden dienen te worden aangemerkt in de onderhavige procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige].
Als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en als nader ingevuld door de Hoge Raad kan slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt.
4.2. De grootouders zijn van mening dat zij ten tijde van het eerste verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] aan genoemd criterium voldeden. Zij stellen dat zij sedert de geboorte van [de minderjarige] veelvuldig deel hebben uitgemaakt van zijn verzorging en opvoeding. [de minderjarige] heeft - aldus de grootouders - voor zijn uithuisplaatsing het grootste deel van zijn leven op hetzelfde woonwagencentrum als de grootouders gewoond en hij verbleef dagelijks bij hen. Volgens hen hebben zij de praktische opvoeding en verzorging van [de minderjarige] op zich genomen. De grootmoeder was degene die voor [de minderjarige] kookte, hem waste en verzorgde, de grootouders waren degen die contacten met de school, de huisarts en de hulpverlening onderhielden en [de minderjarige] financieel ondersteunden, aldus de grootouders. De beslissing tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] heeft dan ook diep ingegrepen in hun gezinsleven. Zij wensen als belanghebbenden te worden aangemerkt, teneinde op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkelingen van [de minderjarige] en de doelstelling van WSJ in het kader van de ondertoezichtstelling. Voorts dienen zij als belanghebbenden te worden aangemerkt omdat zij waardevolle informatie kunnen verstrekken, aldus de grootouders.
4.3. Volgens de ouders dienen de grootouders bij de beslissingen omtrent de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] niet als belanghebbenden te worden aangemerkt. De situatie ten tijde van het verlengingsverzoek dient als uitgangspunt te gelden. Op dat moment was slechts sprake van beperkte omgang tussen de grootouders en [de minderjarige], aldus de ouders. Daarnaast maken de ouders zich grote zorgen over de houding van de grootouders en de rol die zij in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] wensen te spelen.
4.4. WSJ is van mening dat de grootouders niet voldoen aan het hiervoor onder 4.1. genoemde criterium. De rol van de grootouders in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] blijft tussen de grootouders en de ouders een punt van discussie. De grootouders, en dan vooral de grootmoeder, hebben de opvoeding van [de minderjarige] vanaf zijn geboorte proberen over te nemen van de ouders. In plaats van een vraag van de ouders om hen te ondersteunen, hebben de grootouders zich vanaf het begin met alles bemoeid, aldus de WSJ.
4.5. De Raad heeft ter terechtzitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Hoewel de grootouders veel invloed hebben gehad op de opvoeding van [de minderjarige] en hand-en-spandiensten hebben verricht, heeft [de minderjarige] niet bij zijn grootouders gewoond, aldus de Raad.
4.6. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de grootouders sinds de geboorte van [de minderjarige] soms in meer en dan weer in mindere mate betrokken zijn geweest bij zijn verzorging en opvoeding en dat zij daarin een rol hebben gespeeld. Vanuit de moeder - die verstandelijk beperkt is - bestond een situatie van aantrekken/afstoten. Enerzijds leunde zij op de grootmoeder en anderzijds wilde zij de opvoeding en verzorging ook zelf op zich nemen. Gebleken is dat de grootouders en de ouders ernstig van mening verschillen over de vrijwilligheid en de vrijblijvendheid van de betrokkenheid van de grootouders bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige], alsmede omtrent de invulling van hun rol daarin en de uitwerking daarvan op [de minderjarige]. Uiteindelijk heeft deze situatie geleid tot een vlucht van de moeder met [de minderjarige] uit het woonwagencentrum.
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is geweest, komt het hof tot het oordeel dat de betrokkenheid van de grootouders bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] weliswaar substantieel is geweest, doch onvoldoende om te concluderen dat de grootouders [de minderjarige] als behorende tot hun gezin hebben verzorgd en opgevoed. In dit verband acht het hof met name van belang de - niet door de grootouders weersproken - mededeling van de gezinsvoogd ter terechtzitting in hoger beroep, dat de grootouders weliswaar nauw betrokken zijn geweest bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige], doch dat gebleken is dat het de ouders zelf zijn geweest, die verantwoordelijk waren voor het inschakelen van hulpverlening ten behoeve van [de minderjarige] met het oog op zijn beperkingen. De grootouders zijn daarin niet bepalend geweest. Het hof betrekt bij zijn oordeel tevens dat gesteld noch gebleken is dat [de minderjarige] op enig moment bij de grootouders heeft gewoond. [de minderjarige] heeft voor zijn uithuisplaatsing bij zijn ouders gewoond dan wel bij de ouders van de vader.
De grootouders voldoen gezien het voorgaande niet aan genoemd criterium, zodat zij niet als belanghebbenden dienen te worden aangemerkt in de procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige]. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve bekrachtigen.
4.7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. R.G. Kemmers en mr. M.E. Burger in tegenwoordigheid van mr. J.J. Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2012.