ECLI:NL:GHAMS:2012:BY0272

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.070.384/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsvaststelling bedrijfsruimte en deskundigenonderzoek

In deze zaak gaat het om de huurprijsvaststelling van een bedrijfsruimte die sinds 1 maart 1995 door Babyland wordt gehuurd van Stichting Goederen Participatie. De huurprijs bedroeg ten tijde van de uitspraak € 10.493,36 per maand. Babyland had de Bedrijfshuuradviescommissie (BHAC) ingeschakeld om een advies te geven over de huurprijs per 3 februari 2006. De BHAC adviseerde een huurprijs van € 103.786,80 per jaar, maar Stichting Goederen Participatie betwistte dit en vorderde een hogere huurprijs. De kantonrechter had de vordering van Babyland toegewezen, maar Stichting Goederen Participatie ging in hoger beroep.

In hoger beroep heeft Stichting Goederen Participatie 13 grieven ingediend, waarbij zij onder andere de keuze van vergelijkingspanden door de BHAC aanvocht. Het hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de BHAC de juiste methodiek had toegepast, maar dat er vragen waren over de correctiefactoren en de waardering van de vierkante meters op de eerste verdieping. Het hof heeft daarom besloten om een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren door de BHAC Amsterdam, die de vragen van het hof zal beantwoorden. De zaak is aangehouden voor dit onderzoek, en partijen zijn verplicht om de benodigde documenten aan de BHAC te overhandigen. De beslissing over de wettelijke rente is ook aangehouden, omdat het hof van mening is dat de kantonrechter de wettelijke rente ten onrechte heeft toegewezen zonder ingebrekestelling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaken van
de stichting STICHTING GOEDEREN PARTICIPATIE [X],
gevestigd te [vestigingsplaats],
APPELLANTE,
advocaat: mr. A.A. Aartse Tuijn te Alkmaar,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BABYLAND ALKMAAR B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
advocaat: mr. M. van Heeren te Eindhoven.
1. Het verloop van het geding
Bij dagvaarding van 31 augustus 2009, hersteld bij exploot van 12 juli 2010, is appellante, [X], in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) dat op 3 juni 2009 onder zaaknr./rolnr. 260311/CV EXPL 08-1191 is gewezen tussen haar als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde, Babyland, als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
Bij memorie heeft [X] 13 grieven en een slotgrief tegen het bestreden vonnis aangevoerd, haar eis gewijzigd, producties overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het betreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering van Babyland zal afwijzen en die van [X], zoals in hoger beroep gewijzigd, zal toewijzen, met veroordeling van Babyland - blijkens de appeldagvaarding: uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het geding in beide instanties.
Babyland heeft bij memorie de grieven bestreden, producties overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van [X], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding (naar het hof begrijpt:) in hoger beroep, met nakosten.
Partijen hebben de zaak vervolgens op 4 juli 2012 doen bepleiten door hun advocaten. Beide advocaten hebben gepleit aan de hand van notities die zij aan het hof hebben overgelegd. Ter zitting zijn van de zijde van [X] aanvullende producties in het geding gebracht. Partijen hebben op vragen van het hof inlichtingen verschaft.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
2. De feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Die feiten zijn, samengevat en aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, de volgende.
i. Sinds 1 maart 1995 huurt (de rechtsvoorgangster van) Babyland van [X] de winkelruimte gelegen aan de Noorderstraat 1 te Alkmaar, aanvankelijk voor tien jaar. De huurovereenkomst is daarna twee maal met vijf jaar verlengd. In overeenstemming met de contractuele bestemming exploiteert Babyland in het gehuurde een winkel in babyartikelen.
ii. Ten tijde van het wijzen van het bestreden vonnis bedroeg de huurprijs € 10.493,36 exclusief btw per maand (€ 125.922,72 exclusief btw per jaar).
iii. Bij beschikking van 28 april 2006 heeft de kantonrechter op verzoek van Babyland, welk verzoek was ingediend op 3 februari 2006, de Bedrijfshuuradviescommissie (BHAC) verbonden aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Hollands Noorderkwartier te Alkmaar benoemd tot deskundige tot het geven van een schriftelijk advies omtrent de nadere huurprijs van het gehuurde per 3 februari 2006 met inachtneming van de maatstaven van de artikelen 7:303 en 7:304 BW.
iv. Op 26 november 2007 heeft de BHAC regio Noord-Kennemerland aan de hand van vijf vergelijkingspanden in de omgeving van het gehuurde een huurprijs per 3 februari 2006 geadviseerd van € 103.786,80 exclusief btw per jaar.
3. Beoordeling
3.1 In dit geding vordert Babyland in oorspronkelijke conventie dat de huurprijs van het gehuurde per 3 februari 2006 wordt vastgesteld op € 100.829,73 exclusief btw per jaar, althans op een lager bedrag dan de geldende huurprijs, met veroordeling van [X] tot terugbetaling van het sinds 3 februari 2006 teveel betaalde. [X] vordert in oorspronkelijke reconventie primair de huurprijs per 3 februari 2006 vast te stellen op € 152.224,= exclusief btw, althans een hoger bedrag dan de geldende huurprijs en subsidiair per 14 mei 2008 op € 156.668,= exclusief btw, althans een hoger bedrag dan de geldende huurprijs.
3.2 Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter het bezwaar van Babyland tegen het rapport van de BHAC gehonoreerd, de bezwaren van [X] verworpen, de huurprijs vastgesteld overeenkomstig de vordering van Babyland en ook haar vordering tot terugbetaling toegewezen.
2.2 Met haar eerste twaalf grieven beoogt [X] nogmaals aandacht te vragen voor haar bezwaren tegen het rapport van de BHAC. Zij acht het rapport geen valide basis voor een nadere huurprijsvaststelling en wenst een nieuw deskundigenonderzoek, waarvan zij bereid is de kosten voor te schieten. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
2.3 Voor zover de kritiek van [X] erop neerkomt dat de BHAC ten onrechte niet zou hebben onderkend dat de door haar geadviseerde vierkantemeterprijs niet realistisch is gezien de overeengekomen aanvangshuurprijs, de kwaliteiten van het gehuurde en de huurprijs van soortgelijke, maar kwalitatief mindere bedrijfsruimten in de onmiddellijke nabijheid van het gehuurde, moet die kritiek worden verworpen. [X] benadert aldus het probleem vanaf de verkeerde kant; als de systematiek van artikel 7:303 BW door de deskundige(n) op de juiste wijze is toegepast is de aldus gevonden huurprijs per definitie realistisch. Dat de gevonden huur lijkt af te wijken van de huurprijs van soortgelijke panden in de directe omgeving kan voor een partij aanleiding zijn om (nog) kritischer te bezien of door de deskundige(n) het systeem juist is toegepast, maar kan voor de rechter geen zelfstandige grond zijn om de uitkomst van het rapport te verwerpen.
2.4 De meer specifieke kritiek van [X] ziet op de keuze van de vergelijkingspanden en de wijze waarop de BHAC op de huurprijs van die panden correctiefactoren heeft toegepast.
2.5 Met betrekking tot de keuze van de vergelijkingspanden heeft [X] aangevoerd dat de BHAC niet, zoals zij had behoren te doen, de meest vergelijkbare objecten uit de nabije omgeving van het gehuurde heeft gekozen. [X] heeft een aantal bedrijfspanden in de omgeving aangewezen die zij qua ligging, indeling en grootte beter vergelijkbaar acht met het gehuurde dan de vergelijkingspanden. Haar bezwaren richten zich in het bijzonder op de panden die in gebruik zijn bij De Block en Carpetright.
2.6 Hoewel [X] het gelijk aan haar zijde heeft met haar betoog dat de best vergelijkbare panden in de vergelijking moeten worden betrokken, zijn haar stellingen onvoldoende om aan te nemen dat de BHAC niet in overeenstemming met die regel zou hebben gehandeld. Vergelijkbaarheid heeft immers betrekking op een groot aantal verschillende aspecten, waaronder ook minder grijpbare zoals kwaliteit en uitstraling. De weging van al deze aspecten, uitmondend in de beslissing welke panden per saldo als de optimaal vergelijkbare in de vergelijking moeten worden meegenomen, behoort bij uitstek tot de taak van de deskundigen, waarvoor zij geacht moeten worden te zijn toegerust met ervaring en intuïtie. De rechter kan op die afweging maar tot op zekere hoogte controle uitoefenen. Hetgeen [X] heeft gesteld geeft het hof geen grond voor de conclusie dat bepaalde panden ten onrechte buiten de vergelijking zijn gehouden.
2.7 Afgezien van het hiervoor al behandelde bezwaar dat andere panden beter vergelijkbaar zouden zijn – heeft [X] tegen de panden van De Block en Carpetright in het bijzonder nog aangevoerd dat die bedrijfsruimten zich geheel op de begane grond bevinden, terwijl het gehuurde zich bevindt op de begane grond en de eerste verdieping, evenals de overige vergelijkingspanden. Bij de beoordeling van dat bezwaar moet worden vooropgesteld dat de omstandigheid dat er verschillen zijn aan te wijzen tussen een vergelijkingspand en het onderzochte object niet hoeft mee te brengen dat dat vergelijkingspand onbruikbaar is. Er dient dan met de bestaande verschillen op een passende wijze rekening te worden gehouden. [X] heeft het hof niet ervan kunnen overtuigen dat door de vierkante meters op de eerste verdieping slechts voor 50% mee te tellen in de huurprijs, de BHAC niet op juiste wijze met het onderhavige verschil heeft rekening gehouden.
2.8 Voorts heeft [X] gesteld dat het complex waarin de panden van De Block en Carpetright zich bevinden in 2006 al op de nominatie stond om (op termijn) te worden gesloopt en in de referentieperiode gedeeltelijk leeg stond. Zij heeft van deze stelling, die door Babyland is betwist, echter geen bewijs geleverd of aangeboden. Mede in aanmerking genomen het feit dat in 2012 het complex nog immer ongewijzigd functioneert, ziet het hof geen aanleiding te veronderstellen dat de BHAC hier een reële waardedrukkende factor over het hoofd heeft gezien.
2.9 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof zich kan verenigen met de keuze die de BHAC heeft gemaakt uit de beschikbare vergelijkings¬panden.
2.10 De BHAC heeft op de huurprijs van alle vijf vergelijkingspanden meerdere correctiefactoren toegepast. Per saldo zijn de huurprijzen van alle vergelijkingspanden met 5% of meer in neerwaartse richting bijgesteld.
2.11 [X] heeft bezwaar gemaakt tegen de correctie op de huur van het pand van Kwantum vanwege de aanwezigheid van een lift. Zij stelt dat ook het gehuurde over een lift beschikt, evenals de panden van Beter Bed en Keukenconcurrent. Dit bezwaar wordt verworpen. Blijkens de in het BHAC-rapport opgenomen tekening bevindt de lift in het pand van Kwantum zich in het publieksgedeelte van de gehuurde ruimte. De lift waarvan Babyland gebruik kan maken bevindt zich echter buiten het gehuurde, hetgeen deze voor gebruik door het publiek ongeschikt, althans veel minder geschikt maakt. De BHAC heeft op dit punt dus terecht een correctiefactor gehanteerd, waarvan de hoogte op zichzelf niet is bestreden. Bij beantwoording van de vraag of ook de panden van Beter Bed en Keukenconcurrent beschikken over een lift heeft [X] geen belang, omdat dat dat slechts tot een neerwaartse correctie van de huurprijs van die panden zou kunnen leiden.
2.12 Het gehuurde bestaat uit 652 m2 op de begane grond en 1237 m2 op de eerste verdieping. De BHAC heeft de waarde van de vierkante meters publieksruimte op de eerste verdieping gewaardeerd op de helft van die van de vierkante meters publieksruimte op de begane grond. [X] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Zij meent dat de waarde van de vierkante meters op de eerste verdieping aldus is onderschat. Hetgeen zij heeft aangevoerd is onvoldoende voor de conclusie dat deze op zichzelf vrij gebruikelijke manier van taxeren niet juist zou zijn, in het algemeen of in dit geval in het bijzonder.
2.13 Uitgaande van de juistheid van de waardering van vierkante meters op de eerste verdieping heeft [X] voorts bezwaar gemaakt tegen het feit dat de BHAC de vierkante meters die het pand van Beter Bed op de eerste verdieping heeft, niet heeft gewaardeerd op 50%, maar op 70%. De BHAC heeft deze waardering beargumenteerd met de vaststelling dat de “hoofdpublieksruimte” van Beter Bed zich bevindt op de eerste verdieping. Uit de in het rapport opgenomen huurprijs¬berekening blijkt voorts dat de bedrijfsruimte van Beter Bed op de begane grond slechts 119 m2 groot is (tegenover 1169 m2 op de eerste verdieping). Die omstandigheden op zichzelf maken voor het hof echter nog niet inzichtelijk waarom de reden dat vierkante meters boven slechts voor de helft meetellen - namelijk dat het publiek in het algemeen minder genegen is om naar boven te gaan om daar iets te kopen – niet of in mindere mate zou gelden in de situatie als de onderhavige, waarin het publiek een trap moet beklimmen om alleen al in de hoofdpublieksruimte (lees: de winkel) te komen. Het is goed voorstelbaar dat het negatieve effect in dat geval sterker is, of minst genomen gelijk.
2.14 Het hof wenst op dit punt een nadere toelichting op het rapport te ontvangen. De oorspronkelijke BHAC kan die niet verschaffen, omdat de BHAC Noord-Kennemerland niet meer als zodanig functioneert. De BHAC Amsterdam, die als opvolgster fungeert van de opgeheven BHAC, heeft zich echter bereid verklaard de vragen van het hof te beantwoorden. Het hof zal aan die BHAC de vragen stellen zoals in het dictum vermeld. Het voorschot zal overeenkomstig haar aanbod ten laste van [X] worden gebracht.
2.15 Van alle vergelijkingspanden zijn de huurprijzen gecorrigeerd in verband met een afwijkende oppervlakte: naar boven bij het pand van Kwantum, dat een grotere oppervlakte heeft, naar beneden bij de overige, die een kleinere oppervlakte hebben. Voor zover [X] heeft beoogd te bestrijden dat grotere middenstandsbedrijfsruimten in het algemeen een lagere vierkantemeterprijs opleveren dan kleinere, acht het hof die bestrijding onvoldoende gemotiveerd. De vraag is echter of de BHAC in haar rapport dat uitgangspunt op de juiste wijze heeft toegepast. [X] heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het classificeren van een vergelijkingspand als groter of kleiner dan het gehuurde met name moet worden gekeken naar de oppervlakte die het meest waardevol is, namelijk die op de begane grond. Aldus bekeken is het pand van Carpetright (1565 m2 op de begane grond) niet kleiner, maar juist groter dan het gehuurde. Voor het pand van De Block geldt hetzelfde. Voor de panden van Keukenconcurrent en Beter Bed zou die zienswijze betekenen dat de verschillen in oppervlakte minder groot zouden zijn en derhalve de te hanteren correctiefactor lager.
2.16 Inderdaad komt het op het eerste gezicht niet geheel logisch over dat bij de onderhavige vergelijking “dure” en “goedkope” vierkante meters op een hoop zijn gegooid. Het lijkt meer voor de hand te liggen om het aantal gewogen vierkante meters te vergelijken. Ook op dit punt wenst het hof een toelichting van de BHAC te ontvangen.
2.17 Het gehuurde is gelegen aan een plein en op de hoek van de Noorderstraat en de De Simsonstraat. De De Simsonstraat is een doorgaande weg van het winkelgebied Alkmaar-Overstad, waarin het gehuurde en alle vergelijkingspanden zich bevinden, naar het centrum van Alkmaar, ondermeer voor passanten die gebruik maken van het in de buurt van het gehuurde gelegen parkeer¬terrein Parcade. Babyland heeft zelf de entree van de winkel verplaatst van de Noorderstraat naar de hoek met de De Simsonstraat. De pui meet aan de Noorderstraat 11,6 meter en aan de De Simsonstraat ongeveer 45 meter. Op de begane grond is de pui in zijn geheel als etalage in gebruik.
2.18 Vanwege het ontbreken van een hoekligging heeft de BHAC van alle vergelijkingspanden, behalve dat van Kwantum, de huurprijs naar boven gecorrigeerd met 4%. Voorts heeft zij de frontbreedte van het gehuurde vastgesteld op 11,6 meter. Daarvan uitgaande zijn de huurprijzen van de panden van Kwantum, Carpetright en De Block neerwaarts gecorrigeerd; de huurprijs van het pand van Keukenconcurrent is gelijk gebleven en de huurprijs van het pand van Beter Bed is met 4% verhoogd.
2.19 [X] heeft aangevoerd dat de huurprijs van het pand van Kwantum ten onrechte niet is gecorrigeerd vanwege ontbrekende hoekligging. Op de foto’s en de kadastrale kaart in het rapport is voor het hof niet goed zichtbaar of het pand van Kwantum wel of niet een hoekligging heeft. Het hof zal hierover een vraag stellen aan de BHAC.
2.20 Voorts stelt [X] zich op het standpunt dat een correctie van 4% geen recht doet aan de prominente ligging van het gehuurde op een plein in het hart van het winkelgebied Alkmaar-Overstad en op een hoek met een doorgaande weg naar het centrum van Alkmaar. Zij meent dat de correctie minstens 10% zou moeten zijn.
2.21 Met betrekking tot de daarmee samenhangende kwestie van de frontbreedte heeft [X] aangevoerd dat de volle 57 meter zou moeten worden meegewogen, hetgeen ertoe zou leiden dat de huurprijs van alle vergelijkingspanden drastisch naar boven wordt gecorrigeerd vanwege hun (veel) kleinere frontbreedten.
2.22 In een brief aan de advocaat van [X] (productie 10 bij conclusie van repliek/antwoord) heeft de BHAC uitgelegd dat zij geen rekening heeft gehouden met de lengte van de pui aan de De Simsonstraat, omdat bij aanvang van de huurovereenkomst in maart 1995 de doorgaande route naar de binnenstad nog via de Noorderstraat liep en er toen ook nog geen passantenstroom was vanaf het parkeerterrein Parcade, zodat de attentiewaarde en de zichtbaarheid van het pand in de oude situatie, die de BHAC bij haar waardering tot uitgangspunt heeft genomen, veel minder was. De BHAC heeft hieraan toegevoegd dat voor de hoekligging wel een correctie¬factor is toegepast.
2.23 Door uit te gaan van de situatie van het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst heeft de BHAC een onjuist uitgangspunt gehanteerd. Weliswaar dienen bij het onderzoek in beginsel bouwkundige wijzigingen die de huurder op zijn kosten na aanvang van de huurovereenkomst heeft aangebracht, buiten beschouwing te worden gelaten, maar dat is hier niet het springende punt. De vergroting van de attentiewaarde en de zichtbaarheid van het gehuurde die het gevolg is van de ontwikkeling die het winkelgebied Alkmaar-Overstad voorafgaand aan de referentieperiode heeft doorgemaakt (De Simsonstraat als doorgaande route naar de binnenstad, aanleg Parcade met haar passantenstroom), dient volledig in de nieuwe huurprijs tot uitdrukking te komen. Maar ook met de omstandigheid dat het gehuurde door de verplaatsing van de entree nu een “front” heeft aan twee belangrijke straten mag in de huurprijs rekening worden gehouden, omdat het gehuurde kennelijk tot het aanbrengen van die verbetering een bijzondere geschiktheid bezat, nu niet is gebleken dat daaraan hoge kosten verbonden zijn geweest.
2.24 Uit de door de BHAC in de brief gegeven toelichting leidt het hof af dat in de door haar gehanteerde frontbreedte de huidige attentiewaarde en zichtbaarheid van het gehuurde niet volledig tot uitdrukking komen. Het is de vraag of die omstandigheid voldoende wordt gecompenseerd door de beperkte correctie voor hoekligging. Afgaande op de foto’s acht het hof het opmerkelijk dat de huurprijs van drie van de vijf vergelijkingspanden per saldo naar beneden is bijgesteld vanwege de invloed van de combinatie hoekligging en frontbreedte, terwijl die panden op het eerste oog minder “zichtbaar” overkomen dan het gehuurde. Het hof zal ook hierover een vraag stellen aan de BHAC.
2.25 Ieder verder oordeel over de eerste twaalf grieven wordt aangehouden.
2.26 Met de dertiende en laatste grief bestrijdt [X] de toewijzing van de wettelijke rente over het door haar terug te betalen bedrag met ingang van 3 februari 2006. Zij bestrijdt eerder in verzuim te zijn geweest dan op de datum van het vonnis waarbij de nieuwe huurprijs is vastgesteld. Subsidiair stelt zij niet eerder in verzuim te zijn geweest dan op de datum van de inleidende dagvaarding, 25 februari 2008.
2.27 Anders dan de grief tot uitgangspunt lijkt te nemen heeft de kantonrechter de wettelijke rente over het teveel betaalde toegewezen met ingang van de vervaldatum van iedere na 3 februari 2006 vervallen factuur. Niettemin slaagt de grief. De vordering van Babyland is een vordering uit onverschuldigde betaling. Over een vordering uit onverschuldigde betaling gaat alleen dan de wettelijke rente zonder ingebrekestelling lopen, als de ontvanger de betaling te kwader trouw heeft aangenomen (artikel 6:205 BW). Die situatie doet zich hier niet voor. Van een ingebrekestelling is niet gebleken. Indien uiteindelijk zou blijken dat [X] enig bedrag moet terugbetalen aan Babyland zal het hof de wettelijke rente daarover dan ook slechts toewijzen per datum vonnis, zoals [X] primair heeft bepleit.
2.28 De slotgrief heeft geen zelfstandige betekenis ten opzichte van de eerste twaalf grieven.
2.29 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. Beslissing
Het hof:
beveelt een onderzoek door deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:
1. In haar rapport van 26 november 2007 heeft de BHAC Noord-Kennemerland in afwijking van de door haar gehanteerde hoofdregel dat vierkante meters publieksruimte op de eerste verdieping slechts voor 50% meetellen in de huurprijs, de vierkante meters op de eerste verdieping van het pand van Beter Bed voor 70% meegeteld, omdat de “hoofdpublieksruimte” van Beter Bed zich op de eerste verdieping bevindt. Is dit een gebruikelijke werkwijze en acht u die werkwijze juist? Gelieve uw antwoord van een uitgebreide motivering te voorzien.
2. In haar rapport heeft de BHAC Noord-Kennemerland de huurprijs van vergelijkingspanden die groter zijn dan het gehuurde naar boven toe gecorrigeerd en de huurprijs van vergelijkingspanden die kleiner zijn naar beneden toe. Bij de vergelijking van de oppervlakte is de BHAC uitgegaan van de ongewogen vierkante meters, dus zonder rekening te houden met de hierboven genoemde hoofdregel dat vierkante meters op de eerste verdieping slechts voor de helft meetellen in de huurprijs. Is dit laatste een gebruikelijke werkwijze en acht u die werkwijze juist? Gelieve uw antwoord van een uitgebreide motivering te voorzien.
3. Heeft de BHAC in meergenoemd rapport terecht een opwaartse correctie van de huurprijs van het pand van Kwantum vanwege het ontbreken van hoekligging achterwege gelaten, met andere woorden: is het pand van Kwantum evenals het gehuurde als hoekpand te beschouwen?
4. Wordt naar uw deskundig oordeel met een correctie van 4% wegens hoekligging en het in aanmerking nemen van een frontbreedte van 11,6 meter recht gedaan aan de attentiewaarde en de zichtbaarheid van het gehuurde, wanneer wordt uitgegaan van hetgeen het hof onder 2.17 van dit arrest heeft overwogen over de ligging en de pui van het gehuurde en onder 2.23 over de in aanmerking te nemen toestand? Gelieve uw antwoord van een uitgebreide motivering te voorzien.
5. Indien u een of meer van de bovenstaande vragen ontkennend heeft beantwoord: tot welke geadviseerde huur leidt aanpassing van de huurprijzen van de vergelijkingspanden in overeenstemming met de door u gegeven antwoorden? Gelieve hierbij acht erop te slaan dat in afwijking van het rapport van 26 november 2007 ervan moet worden uitgegaan dat het pand van Keukenconcurrent op de begane grond 561,34 m2 groot is en op de eerste verdieping 559,47 m2.
benoemt tot deskundigen voor dit onderzoek: de leden van de Bedrijfshuuradviescommissie te Amsterdam (BHAC);
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de BHAC zal toezenden;
bepaalt dat beide partijen vóór 9 oktober 2012 kopieën van de overige gedingstukken aan de BHAC zullen doen toekomen;
wijst de leden van de BHAC op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en om in het schriftelijk bericht te doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de inhoud van de opmerkingen en/of verzoeken;
bepaalt dat de leden van de BHAC het onderzoek overigens zelfstandig - in de zin van artikel 198 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat wil zeggen niet onder leiding van het hof - zullen verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundigen te bepalen tijdstip;
bepaalt dat de leden van de BHAC een voorschot toekomt van € 1.800,=;
bepaalt dat [X] vóór 9 oktober 2012 als voorschot op de kosten van de deskundigen een bedrag van € 1.800,= ter griffie van het hof zal deponeren door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.505 van de Royal Bank of Scotland, ten name van Ministerie van Justitie MvJ ontvangsten Gerechtshof, onder vermelding van 'voorschot deskundigen, zaak [X]/ Babyland, code 80 51 H, zaaknummer 200.070.384/01';
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het desbetreffende voorschot de leden van de BHAC daarvan in kennis zal stellen en dat de leden van de BHAC pas dan met het onderzoek behoeven te beginnen;
bepaalt dat de leden van de BHAC een schriftelijk, ondertekend bericht zullen inleveren ter griffie van het hof vóór 4 december 2012;
bepaalt dat de leden van de BHAC tegelijk met dit bericht hun declaratie ter griffie zullen indienen onder vermelding van zaaknummer 200.070.384/01;
verwijst de zaak naar de rol van 4 december 2012 voor deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, G.B.C.M. van der Reep en E.M. Polak en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 18 september 2012.