ECLI:NL:GHAMS:2012:BX9755
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bewijsopdracht en dwaling in civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep dat volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft een geschil tussen een appellant en een geïntimeerde, waarbij de geïntimeerde een beroep deed op dwaling. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet in haar bewijsopdracht was geslaagd. De getuige [A] had weliswaar het bewijsthema bevestigd, maar het hof vond deze verklaring onvoldoende om het bewijs te aanvaarden. De appellant had verklaard dat [A] niet bij het intakegesprek aanwezig was geweest en dat hij de mededeling die de geïntimeerde beweerde niet had gedaan. Het hof hechtte meer waarde aan de verklaring van de appellant dan aan die van de getuige [A].
Daarnaast overwoog het hof dat de bewijslast bij de geïntimeerde lag en niet bij de appellant. De stelling van de geïntimeerde dat de appellant moest bewijzen dat [A] niet aanwezig was, werd als onjuist bestempeld. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet voldoende bewijs had geleverd om haar stelling te onderbouwen.
Het hof hield de zaak aan voor een langere termijn om een begrotingsgeschil te laten plaatsvinden, zoals bedoeld in de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ). De geïntimeerde had gesteld dat de declaraties van de appellant te hoog waren, maar het hof wees erop dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is om over dit geschil te beslissen. De zaak werd verwezen naar de rol van 1 oktober 2013 voor verdere behandeling.