GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 7 augustus 2012 in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid:
[ KLAAGSTER ],
gevestigd te [ plaats ],
APPELLANTE,
gemachtigde: E. Louwes,
NOTARIS,
notaris te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: prof. mr. A.Fl. Gehlen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 18 november 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht, verder de kamer, van 19 oktober 2011, waarbij de kamer klaagster niet ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 9 december 2012 een aanvulling op het verzoekschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 13 januari 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 mei 2012. De gemachtigde van klaagster, de notaris en diens gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van ter zitting aan het hof overgelegde pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij onvoldoende gevolg heeft gegeven aan de eisen die zijn publieke functie met zich brengen en in deze zin niet voldaan heeft aan de op hem rustende verplichting om de gemeente Eindhoven, als eigenaar van het onderpand, volledig in te lichten over de gevolgen van de door de gemeente Eindhoven te verlenen toestemming voor het door de opstalhouder te vestigen hypotheekrecht.
4.2. Daarnaast verwijt klaagster de notaris dat hij weigert inhoudelijk te reageren op de brief van klaagster van 10 maart 2011, waarbij aan de notaris een viertal vragen zijn voorgelegd ten aanzien van de door de notaris gepasseerde hypotheekakte van 23 april 2007.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris voert als verweer in de eerste plaats aan dat klaagster niet ontvankelijk is in haar klacht omdat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het betreft hier immers een klacht met betrekking tot een hypotheekakte waarbij klaagster geen partij was, terwijl ook overigens geen omstandigheden aanwezig zijn – zoals geleden schade – die maken dat klaagster op die grond als belanghebbende aangemerkt zou moeten worden.
5.2. Voor het geval dat klaagster wel ontvankelijk is in haar klacht, voert de notaris voorts als verweer aan dat hij in verband met de in artikel 22 Wet op het notarisambt, verder Wna, opgenomen notariële geheimhoudingsplicht geen antwoord mocht geven op de door klaagster aan hem gestelde vragen, nu deze vragen betrekking hebben op een dossier waarbij klaagster geen partij is.
6.1. Het hof dient, net zo als de kamer heeft gedaan, eerst te beoordelen of klaagster ontvankelijk is in haar klacht. Klaagster was immers geen partij bij de akte van 23 april 2007, waarop de klacht betrekking heeft. Bij die akte heeft [ X ] recht van hypotheek verleend aan de Rabobank op (onder meer) een opstalrecht. Zij was evenmin belanghebbende bij die akte in de zin van de artikelen 49 en 49b Wna. Er zijn evenwel situaties denkbaar waarin een derde als belanghebbende kan worden aangemerkt terwijl deze niet behoort tot een van de categorieën genoemd in die artikelen. Of een dergelijke situatie zich voordoet is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het hof is van oordeel dat in de onderhavige situatie klaagster niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. Hiervoor is redengevend dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op enigerlei wijze is benadeeld door de vestiging van het onderhavige hypotheekrecht. Dat klaagster, naar zij stelt, als doel heeft te voorzien in een parkeerbehoefte betekent, als die stelling al juist is
– de notaris betwist dat uitdrukkelijk en gemotiveerd – nog niet dat haar doelstelling moet worden aangemerkt als een algemeen en collectief belang in de zin van artikel 1:2 lid 3 Algemene wet bestuursrecht.
Nu klaagster ook anderszins geen zelfstandig belang heeft bij het handelen waarover wordt geklaagd, kan klaagster niet worden ontvangen in haar klacht, zoals de kamer ook heeft beslist.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.3. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 augustus 2012 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET
ARRONDISSEMENT MAASTRICHT
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
[ KLAGER ].
gevestigd te [ plaats ],
gemachtigde dhr. [ X ], directeur,
hierna te noemen: klager,
[ NOTARIS ]
notaris te [ plaats ],
gemachtigde: prof. mr. A.Fl. Gehlen
hierna te noemen: de notaris.
1. Het verloop van de procedure
Bij schrijven van 10 mei 2011 met bijlagen, heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris.
De notaris heeft vervolgens schriftelijk gereageerd bij schrijven van 25 mei 2011.
Op 19 september 2011 heeft de kamer de klacht behandeld in aanwezigheid van klager en de notaris, bijgestaan door diens raadsman, prof.mr. A.Fl. Gehlen. De raadsman van de notaris heeft een pleitnotitie overgelegd die als hier ingelast wordt beschouwd. Ter zitting is eveneens aanwezig de heer [ Y ], medewerker van klager.
Na afloop van de behandeling is partijen medegedeeld dat zij zo spoedig mogelijk de beslissing van de kamer tegemoet kunnen zien.
Bij brief van 10 maart 2011 heeft klager aan de notaris een viertal vragen voorgelegd aangaande de hypotheekakte van 23 april 2007, verleden voor de notaris, waarbij een hypotheekrecht werd gevestigd tot zekerheid van nakoming door [ Z ] van haar verplichtingen jegens onder meer de Rabobank.
Bij brief van 3 mei 2011 heeft klager de notaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het concept-klaagschrift met daarbij de mededeling dat hij bij geen of niet afdoende reactie van de notaris binnen 10 dagen na datering van bedoelde brief klager een klacht aan de Raad van Toezicht (lees: kamer van toezicht) zal doen toekomen.
Bij brief van 5 mei 2011 heeft de notaris daarop gereageerd.
3. Het standpunt van klager
Klager verwijt de notaris dat hij niet inhoudelijk wenst te reageren op de brief van klager van 10 maart 2011 waarbij aan de notaris een viertal vragen is voorgelegd aangaande de hypotheekakte van 23 april 2007, verleden voor de notaris, waarbij een hypotheekrecht werd gevestigd tot zekerheid van nakoming door [ Z ] van haar verplichtingen jegens onder meer de Rabobank. Daarbij is het recht van opstal tot het hebben, houden en exploiteren van een ondergrondse parkeergarage op een perceel grond te Eindhoven, waarvan de gemeente Eindhoven eigenaar is, een van de objecten dat tot zekerheid dient. De notaris heeft onvoldoende gevolg gegeven aan de eisen die zijn publieke functie met zich brengt en in deze zin niet voldaan aan de op hem rustende verplichting om de gemeente Eindhoven, de grond-eigenaar van bedoeld perceel, volledig in te lichten over de gevolgen van de door de gemeente Eindhoven te verlenen toestemming voor het te vestigen hypotheekrecht.
4. Het standpunt van de notaris
De notaris heeft tegen de klachten gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling van de klacht aan de orde komt.
5. Beoordeling van de klacht
Klager verwijt de notaris - zakelijk weergegeven - dat hij niet inhoudelijk wenst te reageren op de brief van klager van 10 maart 2011 waarbij aan de notaris een viertal vragen is voorgelegd aangaande de hypotheekakte van 23 april 2007. De notaris heeft onvoldoende gevolg gegeven aan de eisen die zijn publieke functie met zich brengt en in deze zin niet voldaan aan de op hem rustende verplichting om de gemeente Eindhoven, de grondeigenaar van bedoeld perceel, volledig in te lichten over de gevolgen van de door de gemeente Eindhoven te verlenen toestemming voor het te vestigen hypotheekrecht.
Van belang is hier artikel 22 Wna. Dit artikel luidt als volgt:
“1. De notaris is, voorzover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht.
2. Dezelfde verplichting geldt voor de personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn voor al hetgeen waarvan zij kennis dragen uit hoofde van hun werkzaamheid “.
Met de notaris is de kamer van oordeel dat hij in het voorliggende geval geen informatie aan klager kon/kan verstrekken ter zake (de gang van zaken rondom) een ten overstaan van hem verleden akte omdat klager geen partij is bij de betreffende akte (dat zijn [ Z ], Rabobank en de gemeente Eindhoven) en de notaris derhalve gebonden is aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 22 Wna.
Klager kan verder evenmin worden aangemerkt als belanghebbende. De enkele omstandigheid dat klager, zoals deze in het klaagschrift meldt “zich in belangrijke mate bezig houdt met het deelnemen in, beheren van, en financieren van ondernemingen welke werkzaam zijn in de parkeerbranche” is daarvoor naar het oordeel van de kamer onvoldoende.
De kamer is dan ook van oordeel dat de klacht niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Maastricht:
- verklaart de klacht niet ontvankelijk.
Aldus gegeven te Maastricht op 19 oktober 2011 door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter,
mr. R.H.J. Otto en mr. R.J.M.G. Oostveen, kroonleden,
mr. R.L.G.M. Steegmans, notarislid, en mr. A.C.J. Huenges Wajer, plv. notarislid,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.Chr.H.M. Geurts, secretaris.