ECLI:NL:GHAMS:2012:BX6695

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-004502-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in forensisch psychiatrische kliniek na belaging met psychische stoornis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis, werd beschuldigd van belaging van een slachtoffer. De rechtbank had eerder besloten tot plaatsing van de verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek voor de duur van één jaar, een maatregel die het hof heeft bevestigd. De beslissing was gebaseerd op herhaald advies van deskundigen die oordeelden dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was en dat behandeling noodzakelijk was om herhaling van zijn gedrag te voorkomen. De verdachte had stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door onder andere brieven, cadeaus en berichten te sturen, wat leidde tot angst en onveiligheid voor het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis een passende reactie was, ondanks de eis van het openbaar ministerie voor tbs met dwangverpleging. De deskundigen concludeerden dat de verdachte niet tot het meest gevaarlijke type stalkers behoorde, maar dat er wel een risico op recidive bestond. Het hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar gelastte wel de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor behandeling van zijn stoornis. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor de verdachte en de bescherming van de maatschappij en het slachtoffer.

Uitspraak

parketnummer: 23-004502-11
datum uitspraak: 6 september 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-651570-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
thans gedetineerd in het huis van bewaring Penitentiair Psychiatrisch Centrum, Penitentiaire Inrichting Amsterdam Overamstel te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 oktober 2011 en op de terechtzitting in hoger beroep van 23 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 februari 2010 tot en met 21 oktober 2010 te Amsterdam en/of Culemborg en/of Groningen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door (telkens)
- één of meerdere malen brieven en/of cadeaus en/of andere poststukken te verzenden naar het priveadres van die [slachtoffer] en/of naar het adres van [betrokkene] (manager van die [slachtoffer]) ter zake van die [slachtoffer] en/of
- één of meerdere e-mailberichten en/of foto's en/of video's (van hemzelf) te verzenden naar het fanmailadres van die [slachtoffer] en/of
- één of meerdere twitterberichten te plaatsen op het twitteraccount van die [slachtoffer] en/of
- één of meerdere malen zeep en/of tandpasta en/of een condoomdoosje(s) en/of een stroopwafel(s) en/of een scheermesje(s) en/of een bierviltje met de tekst "[naam] nieuw nummer" en/of een foto('s) van een trouwzaal met de tekst "3 uur trouwzaal, toetje snoetje 3 x bol ice [naam] gr./adam dina" in de brievenbus op het priveadres van die [slachtoffer] te stoppen en/of
- één of meerdere malen te verschijnen bij het priveadres van die [slachtoffer] en (vervolgens) aan te bellen bij het priveadres van die [slachtoffer] en/of
- bij het gemeentehuis Groningen ondertrouw met die [slachtoffer] aan te vragen;
(in welke bovengenoemde e-mailberichten en/of twitterberichten en/of brieven en/of video's hij, verdachte, onder meer spreekt over zijn relatie met die [slachtoffer] en/of kinderen die hij met die [slachtoffer] wil krijgen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof - gelet op de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging - tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Waar het hof zich overigens aansluit bij de in dat vonnis gegeven overwegingen en beslissingen worden die hierna grotendeels aangehaald en weergegeven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 3 februari 2010 tot en met 21 oktober 2010 te Amsterdam en Culemborg en Groningen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden door
- meerdere malen brieven en cadeaus en andere poststukken te verzenden naar het adres van [betrokkene], manager van die [slachtoffer], ter zake van die [slachtoffer] en
- meerdere e-mailberichten en foto's en video's van hemzelf te verzenden naar het fanmailadres van die [slachtoffer] en
- meerdere twitterberichten te plaatsen op het twitteraccount van die [slachtoffer] en
- zeep en tandpasta en een condoomdoosje en een scheermesje en een bierviltje met de tekst "[naam] nieuw nummer" en een foto van een trouwzaal met de tekst "3 uur trouwzaal, toetje snoetje 3 x bol ice [naam] gr./adam dina" in de brievenbus op het priveadres van die [slachtoffer] te stoppen en
- te verschijnen bij het priveadres van die [slachtoffer] en vervolgens aan te bellen bij het priveadres van die [slachtoffer] en
- bij het gemeentehuis Groningen ondertrouw met die [slachtoffer] aan te vragen;
in welke bovengenoemde e-mailberichten en/of twitterberichten en/of brieven en/of video's hij, verdachte, onder meer spreekt over zijn relatie met die [slachtoffer] en kinderen die hij met die [slachtoffer] wil krijgen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bespreking van een verweer
De raadsman van de verdachte heeft primair tot verweer aangevoerd dat volgens de lezing die de verdachte heeft van de hem verweten gedragingen geen sprake is geweest van wederrechtelijkheid. Gelet daarop dient de verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De rechtbank heeft in dit kader overwogen dat op grond van de over de verdachte uitgebrachte gedragsdeskundige rapporten moet worden aangenomen dat de beleving van de verdachte voortspruit uit zijn op fantasie berustende betrekkingswanen. Uit het dossier blijkt in het geheel niet dat sprake was van daadwerkelijk wederzijds contact tussen de verdachte en [slachtoffer]. De verdachte heeft stelselmatig en op verschillende manieren contact gezocht met [slachtoffer], maar op geen enkele manier blijkt dat [slachtoffer] van haar kant daadwerkelijk contact heeft gezocht of opgenomen met de verdachte. [slachtoffer] had geen andere keus dan de door de verdachte geïnitieerde contacten te ondergaan. De verdachte heeft met zijn brieven, tweets en
e-mails stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en heeft daarmee wederrechtelijk gehandeld. Dit oordeel geldt tevens voor de voor [slachtoffer] bestemde post aan het adres van haar manager, mevrouw [betrokkene], en de echtgenoot van [betrokkene], nu voor de verdachte voorzienbaar was - zo niet door hem beoogd - dat zij ([betrokkene]) die post aan [slachtoffer] zou doorgeven.
Het hof neemt deze overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne, met conclusie dat ook in hoger beroep het verweer moet worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Het hof heeft kennis genomen van de navolgende rapporten die zijn opgemaakt omtrent de persoon van de verdachte:
- een rapport van klinische observatie pro justitia van 12 april 2011, opgemaakt door (onder anderen) R.J.F. Engelhart, gz psycholoog en door hem ondertekend;
- een rapport van multidisciplinair gedragskundig triple-onderzoek pro justitia van 16 april 2011, opgemaakt door F.B. van der Wurff, psychiater, A.E. Haan, gezondheidszorgpsycholoog/psychotherapeut, en L. van der Wielen, forensisch milieuonderzoeker;
- een rapport actualisering forensisch gedragsgeneeskundig onderzoek pro justitia van 6 augustus 2012, opgemaakt door Van der Wurff en Haan voornoemd.
Uit het hiervoor genoemde rapport van multidisciplinair onderzoek komen, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de volgende bevindingen van de betrokken rapporteurs naar voren:
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijk stoornis in de vorm van een psychotische stoornis, mogelijk in het kader van een schizoaffectieve stoornis of een schizofrene stoornis. Dit betreft een chronisch psychiatrisch ziektebeeld waarvan tijdens het onderzoek niet het precieze beloop kon worden vastgesteld, maar ten aanzien waarvan wel voldoende aanwijzingen zijn gevonden voor de veronderstelling dat dit ziektebeeld reeds jarenlang bij de verdachte aanwezig is.
Er zijn voldoende aanwijzingen om te veronderstellen dat bovengenoemde psychotische stoornis aanwezig was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, mede gelet op het chronische karakter van de bij de verdachte vastgestelde stoornis en de lange periode waarin zich de erotische betrekkingswanen en grootheidswanen van de verdachte hebben gemanifesteerd. De verdachte is tot op heden lijdend aan een psychose in de vorm van wanen jegens het slachtoffer en grootheidswanen.
Deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
Verdachte heeft vanuit erotische betrekkingswanen in de loop van 2010 steeds sterker de overtuiging gekregen dat hij een relatie ontwikkelde met het slachtoffer en dat het slachtoffer zowel contact met de verdachte initieerde als onderhield, rechtstreeks en via de media. Het handelen en denken van de verdachte kan volledig worden begrepen vanuit zijn ziekelijke stoornis.
Geadviseerd wordt om verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 oktober 2011 is psychiater Van der Wurff voornoemd als deskundige gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid zijn conclusie dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde als ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, gehandhaafd.
Nadien is getracht de verdachte nogmaals gedragskundig te onderzoeken. Blijkens het daarvan opgemaakte rapport van 6 augustus 2012 heeft de verdachte zijn medewerking aan dat onderzoek geweigerd. Niettemin handhaven de rapporteurs in dat rapport de in hun eerder uitgebrachte rapport van multidisciplinair onderzoek van 16 april 2011 opgenomen bevindingen en conclusies betreffende de verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft genoemde deskundige Haan dat nogmaals bevestigd.
Op grond van het voorgaande gaat het hof er met de deskundigen vanuit dat wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte het ten laste gelegde niet aan hem kan worden toegerekend.
Het hof acht mitsdien met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging de verdachte niet strafbaar voor het ten laste gelegde, zodat hij te dier zake dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oplegging van maatregel
In het vonnis waarvan beroep is aan de verdachte voor het bewezen verklaarde de maatregel opgelegd als voorzien in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), met dien verstande dat is gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
Tegen het vonnis is door zowel de verdachte als het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte voor het bewezen verklaarde de maatregel van terbeschikkingstelling als voorzien in artikel 37a Sr wordt opgelegd, zoals ook in eerste aanleg door de officier van justitie was gevorderd.
De rechtbank heeft, voor zover in dit kader van belang, het volgende overwogen:
In het pro justitia rapport van multidisciplinair gedragskundig triple-onderzoek (rapport van 16 april 2011), wordt door de deskundigen Van der Wurff en Haan geadviseerd om aan verdachte de maatregel op te leggen als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, teneinde verdachte te behandelen voor zijn ziekelijke stoornis en herhaling van zijn gedrag te voorkomen.
Volgens het rapport staat wat betreft de kans op recidive centraal dat verdachte vanuit zijn psychotische stoornis erotische wanen en grootheidswanen heeft, die hem tot op heden gericht houden op het slachtoffer. Ook is van belang dat verdachte een blanco justitieel verleden heeft en niet eerder veroordeeld is voor geweldsdelicten. Verdachte behoort volgens de deskundigen niet tot het meest gevaarlijke type stalkers. Voorts kan worden gesteld dat er bij verdachte een escalatie in zijn gedrag jegens het slachtoffer is te zien tot aan zijn aanhouding. Het feit dat hij daarna in detentie en observatie geobsedeerd gericht bleef op het slachtoffer geeft aan dat gevaar voor aanhoudende belaging zeer hoog is zolang zijn stoornis onbehandeld blijft. Of er risico bestaat voor verdere escalatie in zijn gedrag is niet met zekerheid vast te stellen, maar uit te sluiten evenmin. Bijkomende factoren die mogelijk negatief van invloed zijn op het recidivegevaar lijken direct gerelateerd aan zijn psychiatrische stoornis. Het gaat hierbij om factoren zoals vijandigheid in contact, beperkt ziektebesef, ontkenning van het delict en gebrekkige relationele en coping vaardigheden.
[...]
De officier van justitie [wijst] op de hoge kans op recidive (het hof begrijpt, gelet op hetgeen daaromtrent staat vermeld op p. 25 van dit rapport: recidive van gedrag zoals omschreven in de tenlastelegging), op de escalatie die is waargenomen in het gedrag van verdachte, op zijn gebrek aan zelfinzicht en op de ernst van de feiten. Ook heeft zij aangevoerd dat verdachte al eerder is opgenomen in het kader van een BOPZ-maatregel. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat al deze factoren door de deskundigen in aanmerking zijn genomen. Zo hebben zij onder meer overwogen dat zonder behandeling de kans op recidive hoog is, dat escalatie in zijn gedrag niet kan worden uitgesloten en dat behandeling nodig is om het stalken te stoppen. Maar de deskundigen hebben ook overwogen dat verdachte niet tot het meest gevaarlijke type stalkers behoort en niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
[...]
Met inachtneming van onder meer deze punten en de (medische) voorgeschiedenis van verdachte komen de deskundigen vervolgens eenduidig tot de conclusie dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 Sr een afdoende maatregel betreft voor behandeling van verdachte om het stalken te doen stoppen. Daartoe uitgenodigd hebben de deskundigen bij brief van 3 juli 2011 gepersisteerd bij hun advies en meegedeeld dat zij geen goede gronden hebben om tot een TBS-maatregel te adviseren. Ter terechtzitting van 4 oktober 2011 heeft deskundige Van der Wurff zijn advies dat plaatsing in een psychiatrische inrichting ex artikel 37 Sr volstaat, gehandhaafd.
Verder zal een psychiatrisch ziekenhuis waarin verdachte krachtens artikel 37 Sr zou worden geplaatst, zo nodig op een BOPZ-vervolgtraject anticiperen, zo begrijpt de rechtbank uit hetgeen de deskundige Van der Wurff dienaangaande ter terechtzitting heeft verklaard. De deskundige heeft de nadruk gelegd op het feit dat het allerbelangrijkste is dat verdachte behandeld wordt, om te beginnen met medicatie, hetgeen in een ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 Sr kan gebeuren. Gezien al het voorgaande leidt deze maatregel naar het oordeel van de rechtbank tot voldoende bescherming van het slachtoffer en de maatschappij en ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het deskundigenadvies voorbij te gaan.
[...]
De onderhavige belaging zal door het slachtoffer ongetwijfeld als buitengewoon ingrijpend en beangstigend zijn ervaren, maar die omstandigheid kan niet doorslaggevend zijn voor de beslissing om aan verdachte het zwaarste, want meest langdurige, behandelregiem - van TBS - op te leggen.
Daar waar de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep hetzelfde heeft aangevoerd als de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg, neemt het hof de overwegingen van de rechtbank over, zoals deze hiervoor zijn weergegeven, en maakt deze tot de zijne.
Het voegt daar nog aan toe dat de deskundigen in meergenoemd rapport nog overwegen dat ondanks het feit dat een escalatie gaande is in het gedrag van verdachte in relatie tot [slachtoffer], er mogelijk een matig verhoogd risico voor wat betreft toekomstig gewelddadig gedrag bestaat, zonder dat sprake is van specifiek verhoogd gevaar voor seksueel geweld. Het is wel denkbaar is dat bij een eventuele escalatie van zijn gedrag in gewelddadige zin ook gevaar zou kunnen ontstaan voor een vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar de deskundigen kunnen dit onvoldoende met zekerheid onderbouwen (p. 25).
Het hof neemt (ook) deze overwegingen en conclusie van de deskundigen over en maakt die tot de zijne.
In hetgeen de advocaat-generaal in hoger beroep overigens heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om van de overwegingen en oordelen van de rechtbank af te wijken, mede gelet op de verklaring die de deskundige Haan voornoemd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 augustus 2012 heeft afgelegd.
Bij die gelegenheid heeft Haan, evenals Van der Wurff ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 oktober 2011, het advies tot plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr gehandhaafd.
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de verdachte overgaat tot het zoeken van fysiek contact met [slachtoffer], zijn er onvoldoende aanwijzingen voor het oordeel dat - zo begrijpt het hof - de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van ter beschikking stelling eist. Het hof constateert daarbij dat de verdachte bij het thans voorliggende feit geen fysiek geweld heeft gepleegd.
De verdachte dient volgens Haan te worden behandeld bij een forensisch psychiatrische kliniek met toepassing van dwangmedicatie, nu enig ziekte-inzicht bij hem ontbreekt en hij weigert vrijwillig mee te werken aan behandeling. Een dergelijk traject wordt afdoende geacht om de verdachte voor zijn stoornis te behandelen.
De op de terechtzitting in hoger beroep van 23 augustus 2012 afgespeelde en door het hof waargenomen videobeelden - die overigens al waren betrokken in de overwegingen van de deskundigen in hun rapport van 16 april 2011 - leiden het hof niet tot een andersluidend oordeel, te weten dat de maatregel van ter beschikking stelling zou moeten worden gelast, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Dat geldt ook voor de inhoud van de politie-mutaties die op verzoek van de advocaat-generaal in het dossier zijn gevoegd.
Kort gezegd wijzen die beelden en mutaties er niet op dat van de verdachte - hoe hinderlijk en emotioneel belastend zijn gedragingen jegens [slachtoffer] ook zijn - een zodanige dreiging uitgaat dat voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen moet worden gevreesd als bedoeld in artikel 37a Sr.
Het hof acht met de rechtbank de maatregel van plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis op zijn plaats, gelet op het recidivegevaar en de met het oog daarop noodzakelijk geachte behandeling. Het hof gaat daarbij voorbij aan het verzoek van de verdediging om de verdachte in vrijheid te stellen, omdat de verdachte al lang in voorarrest zit en de belaging kennelijk is opgehouden door die detentie.
Wat daar ook van zij, het hof is van oordeel dat er zonder adequate behandeling gerede vrees bestaat dat de verdachte zich wederom aan belaging schuldig zal maken zodra hij in vrijheid wordt gesteld, zoals op de terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen uit de deskundigenverklaring van Haan. Oplegging van een maatregel is derhalve noodzakelijk. De lange duur van het voorarrest brengt het hof ter zake niet tot een ander oordeel.
Het ter terechtzitting in hoger beroep gedane verzoek tot invrijheidsstelling zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande zal het hof de door voornoemde deskundigen bij herhaling geadviseerde maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar gelasten.
Het hof acht die maatregel op zijn plaats, aangezien de verdachte gevaarlijk is voor zichzelf en anderen en/of voor de algemene veiligheid van personen. Daartoe overweegt het hof dat het gevaar voor anderen is gelegen in de kans op recidive en dat ter voorkoming daarvan oplegging van die maatregel noodzakelijk wordt geacht. Ook is gevaar voor verdachte zelf aanwezig, in die zin dat verdachte gebukt gaat onder maatschappelijke teloorgang en dat behandeling nodig is om dit tegen te gaan, zoals ook overwogen in meergenoemd multidisciplinair rapport (p. 28).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezen verklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van 1 (één) jaar.
Bepaalt dat dit psychiatrisch ziekenhuis een forensisch psychiatrische kliniek dient te zijn
Gelast de teruggave aan [betrokkene] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK DVD 3938438;
- 1.00 STK postpakket (briefpost) 3938467.
Wijst af het verzoek tot invrijheidsstelling.
Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Kortenhorst, mr. E. Mijnsberge en mr. A.S. Arnold, in tegenwoordigheid van mr. M. Goedhart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 september 2012.
Mr. M. Goedhart is buiten staat dit arrest te ondertekenen.