ECLI:NL:GHAMS:2012:BX5492

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.103.460-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatieplicht in geval van gezamenlijk gezag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een informatieregeling is vastgesteld met betrekking tot de communicatie tussen de ouders over hun minderjarige kinderen. De man is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 december 2011, waarin is bepaald dat hij de vrouw eenmaal per drie maanden op de hoogte moet stellen van belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de kinderen. De man verzoekt om deze informatieregeling op te heffen, terwijl de vrouw verzoekt om de beschikking te bekrachtigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man de vrouw regelmatig moest informeren over zaken als schoolprestaties en gezondheid van de kinderen, maar de man stelt dat deze regeling niet in het belang van de kinderen is.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd om een onderzoek te laten uitvoeren naar de situatie van de kinderen. Het hof oordeelt echter dat het voldoende informatie heeft om een beslissing te nemen en ziet geen aanleiding voor een raadsonderzoek. Het hof overweegt dat de informatieregeling in het belang van de kinderen is, omdat de vrouw, als mede met het gezag belaste ouder, op de hoogte moet blijven van hun welzijn. Het hof wijst de verzoeken van de man af en bekrachtigt de bestreden beschikking, waarbij de dwangsom die eerder is opgelegd aan de man in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van communicatie tussen ouders in het kader van gezamenlijk gezag, ook al is er een gebrek aan contact tussen de vrouw en de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector familierecht
Uitspraak: 10 juli 2012
Zaaknummer: 200.103.460/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 498030 / FA RK 11-7036 (HHA / WK)
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting te Amstelveen,
tegen
[…],
wonende te […],
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.S.P. Gijsberti Hodenpijl te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Partijen worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 8 maart 2012 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 december 2011 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 498030 / FA RK 11-7036 (HHA / WK).
1.3. De vrouw heeft op 20 april 2012 een verweerschrift ingediend.
1.4. De man heeft op 29 mei 2012 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 6 juni 2012 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw M. Willems, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam Gooi en Vecht, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
1.7. De hierna te noemen minderjarige [kind A] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben een relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren […] (hierna: [kind A]) [in] 1999 en […] (hierna: [kind B]) [in] 2000 (hierna ook: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de man.
2.2. Bij beschikking van 29 april 2009 van de rechtbank Amsterdam is, voor zover thans van belang, bepaald dat de man in het kader van een informatieregeling de vrouw eenmaal per drie weken informatie zal verschaffen over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen, waarbij minstens melding wordt gemaakt van de volgende zaken, voor zover deze zich voordoen: het welzijn, de algemene ontwikkeling, gezondheid, schoolprestaties, sportieve activiteiten, en de vrijetijdsbesteding van de kinderen.
2.3. Bij beschikking van 1 december 2010 van de rechtbank Amsterdam is ter verzekering van nakoming door de man van de onder 2.2. genoemde beschikking een dwangsom bepaald. Deze beschikking is bij beschikking van 5 juli 2011 door dit hof bekrachtigd.
2.4. Bij beschikking van 9 februari 2011 heeft de rechtbank Amsterdam bepaald dat er tussen de vrouw en de kinderen geen contact zal zijn. Deze beschikking is in hoger beroep door dit hof op 14 februari 2012 bekrachtigd.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, met wijziging van de beschikking van 29 april 2009 in zoverre, bepaald dat de man gehouden is de vrouw eenmaal per drie maanden schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent belangrijke, concrete gebeurtenissen met betrekking tot voormelde minderjarigen, waarbij informatie wordt verstrekt over hun schoolprestaties, gezondheid, eventuele doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, onder overlegging van kopieën van schoolrapporten, alsmede een keer per jaar een recente goedgelijkende foto van elk van de minderjarigen. Deze beslissing is gegeven op het verzoek van de man de beschikking van 29 april 2009 in dier voege te wijzigen dat iedere informatieregeling wordt opgeheven, althans wordt geschorst, althans dat de frequentie daarvan wordt teruggebracht naar één keer per half jaar, althans zodanig te beslissen als de rechtbank passend acht.
3.2. De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat iedere informatieregeling wordt opgeheven, althans wordt geschorst, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
3.3. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Op grond van artikel 1:253a, vierde lid, juncto 1:377e, Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de gezamenlijk met het gezag beklede ouders of van een van hen een beslissing inzake een informatieregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.2. De man stelt dat de informatieregeling dient te worden opgeheven, omdat deze niet in het belang van de kinderen is. De vrouw heeft dit standpunt van de man gemotiveerd betwist.
4.3. De Raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd een door de Raad uit te voeren onderzoek te gelasten, zodat kan worden onderzocht wat het draagvlak van de kinderen is met betrekking tot een informatieregeling.
4.4. Het hof overweegt als volgt.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de man aangevoerd dat de beschikking van dit hof van 14 februari 2012 inzake omgang tussen de vrouw en de kinderen impliceert dat een informatieregeling ook in strijd moet worden geacht met de zwaarwegende belangen van de kinderen, nu in die beschikking - volgens de man - een contactverbod tussen de vrouw en de kinderen is opgelegd. Het hof stelt echter vast dat bij die beschikking geen contactverbod tussen de vrouw en de kinderen is opgelegd, doch uitsluitend de door de vrouw verzochte omgangsregeling is afgewezen. Voornoemd standpunt van de man snijdt ook overigens geen hout, nu een omgangsregeling en een informatieregeling twee op zichzelf staande zaken zijn, die los van elkaar dienen te worden beoordeeld.
De man heeft voorts betoogd dat de informatieregeling in strijd is met de belangen van de kinderen, omdat de kinderen zich verzetten tegen de regeling en deze regeling de kinderen letterlijk ziek heeft gemaakt. Het hof is, met de vrouw, van oordeel dat deze stelling van de man zich niet verhoudt tot de ter zitting in hoger beroep betrokken stelling van de man dat een raadsonderzoek niet nodig is, nu er geen signalen zijn dat het niet goed gaat met de kinderen. Dat de informatieregeling de kinderen ziek heeft gemaakt, heeft de man overigens op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. In het licht van dit alles gaat het hof dan ook aan deze stelling van de man voorbij.
Het vorenstaande neemt niet weg dat de kinderen zich in een zorgelijke situatie bevinden. Het hof stelt vast dat beide ouders in hun doen en laten de belangen van de kinderen niet steeds voorop stellen. Duidelijk is dat de man de kinderen steeds betrekt in de voortdurende strijd tussen de ouders. Er zijn aanwijzingen dat de kinderen daardoor in een ernstig loyaliteitsconflict zijn geraakt. Ten aanzien van de vrouw geldt, dat zij – zoals zij ter zitting in hoger beroep heeft bevestigd - foto’s van de kinderen op internet plaatst en dat ze daarbij schrijft dat ze hen erg mist, dat ze veel van hen houdt en dat ze niet begrijpt waarom ze hen niet mag zien. Weliswaar zijn de berichten die de vrouw plaatst niet direct zichtbaar voor de kinderen en de man, maar doordat vrienden en familie de berichten wel kunnen zien, worden de kinderen hiermee toch geconfronteerd. In de door de man op 29 mei 2012 ingediende brieven hebben de kinderen uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij willen dat de vrouw hiermee ophoudt. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij bereid is geen informatie meer over de kinderen op internet te plaatsen. Het hof gaat er vanuit dat de vrouw deze toezegging gestand zal doen. Gelet op deze verklaring van de vrouw ziet het hof hierin geen contra-indicatie voor het in stand houden van de informatieregeling.
4.5. Het hof acht zich voldoende voorgelicht om thans een beslissing te nemen omtrent de informatieregeling, zodat in dat verband geen aanleiding bestaat een raadsonderzoek te gelasten. Zoals hiervoor uiteen gezet is, heeft de man geen omstandigheden aangevoerd die met zich meebrengen dat de bij de bestreden beschikking gewijzigde informatieregeling niet in het belang van de kinderen moet worden geacht. Daar komt nog bij dat het hof het juist in het belang van de kinderen acht dat de vrouw, als de mede met het gezag belaste ouder zonder contact met de kinderen, enigszins op de hoogte blijft van het wel en wee van de kinderen. Het enkele feit dat de kinderen niet willen dat de vrouw informatie over hen ontvangt, is naar oordeel van het hof onvoldoende om te oordelen dat de regeling in strijd is met de belangen van de kinderen. In het licht van het voorgaande ziet het hof dan ook geen aanleiding de bij de bestreden beschikking vastgestelde informatieregeling op te heffen of anderszins te wijzigen. De stelling van de man dat de vrouw, nu zij mede is belast met het gezag over de kinderen, ook zelf de school van de kinderen zou kunnen benaderen voor informatie, maakt dit niet anders, zeker nu dit voor de vrouw slechts tot beperkte informatie zou leiden.
4.6. Ten aanzien van de bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 december 2010 opgelegde dwangsom merkt het hof op dat deze in stand blijft, nu de man geen grief heeft gericht tegen de desbetreffende rechtsoverweging 5.6. in de bestreden beschikking en het hof ook overigens geen aanleiding ziet deze op te heffen.
4.7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, A.V.T. de Bie en L.M. Coenraad in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Lok als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2012.