ECLI:NL:GHAMS:2012:BX4459

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.821-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in het belang van het kind na ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn kind, dat onder toezicht was gesteld. De vader had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, waarin de omgangsregeling was opgeschort. De kinderrechter had op 23 maart 2011 bepaald dat de omgang tussen de vader en het kind onder begeleiding van Time Out zou plaatsvinden, maar deze regeling werd opgeschort op verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord Holland (BJZNH) in het kader van de ondertoezichtstelling van het kind. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de omgangsregeling en de zorgen over het kind zorgvuldig gewogen. Het hof heeft vastgesteld dat het kind zorgwekkende uitlatingen had gedaan over seksuele ervaringen, wat leidde tot een strafrechtelijk onderzoek tegen de vader. Ondanks deze zorgen, concludeerde het hof dat het in het belang van het kind was om de omgang met de vader te hervatten, mits er een behandeling zou plaatsvinden om de ervaringen van het kind te verwerken en het vertrouwen tussen de ouders te herstellen. Het hof heeft bepaald dat de omgangsregeling geschorst blijft tot 24 mei 2012, en dat de ouders, geadviseerd door BJZNH, een deskundige instantie moeten inschakelen voor de noodzakelijke behandeling. De beslissing van de kinderrechter werd gedeeltelijk vernietigd, maar het hof benadrukte de urgentie van de situatie en de noodzaak voor een doeltreffende aanpak van de problemen rondom de omgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 24 januari 2012 in de zaak met zaaknummer 200.094.821/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. M. van der Weide te Alkmaar,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD HOLLAND,
gevestigd te Alkmaar,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vader en BJZNH genoemd.
1.2. De vader is op 30 september 2011 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 12 juli 2011 van de kinderrechter in de rechtbank Alkmaar (hierna: de kinderrechter), met kenmerk 129405 / OT RK 11 646.
1.3. BJZNH heeft op 15 november 2011 een verweerschrift ingediend.
1.4. […] (hierna: de moeder) heeft op 15 november 2011 een verweerschrift ingediend.
1.5. De vader heeft op 2 december 2011 nadere stukken ingediend.
1.6. De zaak is op 7 december 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.7. Ter terechtzitting zijn verschenen:
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-mevrouw A. van den Berg (hierna: de gezinsvoogd) en mevrouw M.C. Hoogstraten namens BJZNH;
-de moeder, bijgestaan door mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Alkmaar;
-mevrouw D. van Dijk, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de Raad);
-mevrouw W. van den Bos namens het Opvoedkundig Adviesbureau Alkmaar (hierna: OA Alkmaar);
-mevrouw J. Despotovic namens Stichting Time Out (hierna: Time Out).
2. De feiten
2.1. De vader en de moeder hebben tot begin 2009 een relatie gehad. Uit hun relatie is geboren […] (hierna: [het kind]) [in] 2006. De vader heeft [het kind] erkend. De moeder oefent alleen het gezag uit over [het kind]. [het kind] verblijft bij de moeder.
2.2. Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Alkmaar van 8 april 2010 is bepaald dat de omgang tussen de vader en [het kind], totdat partijen daarover nadere afspraken hebben gemaakt of totdat daarover in een gerechtelijke procedure nader is beslist, als volgt geregeld:
een keer per twee weken op zondag gedurende drie aaneengesloten uren, in onderling overleg te bepalen, in de woning en in aanwezigheid van de zus van de vader, waarbij de moeder [het kind] brengt en haalt.
2.3. De kinderrechter heeft de Raad op 27 september 2010 gelast een onderzoek te verrichten naar – onder meer – de vraag of, en zo ja welke, omgang in het belang van [het kind] is. De Raad heeft hieromtrent op 26 januari 2011 rapport uitgebracht. De Raad heeft geadviseerd het verzoek van de vader met betrekking tot de omgangsregeling af te wijzen en de omgang tweewekelijks gedurende één uur en onder begeleiding van Time Out te laten plaatsvinden. De Raad heeft het onderzoek ambtshalve uitgebreid naar de opvoedingssituatie van [het kind] en heeft geconcludeerd dat [het kind] in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
2.4. Bij beschikking van de kinderrechter van 22 februari 2011 is [het kind] op verzoek van de Raad onder toezicht gesteld van BJZNH voor de duur van twaalf maanden, tot 22 februari 2012.
2.5. Bij beschikking van de kinderrechter van 23 maart 2011 is, voor zover thans van belang, bepaald dat tussen de vader en [het kind] eenmaal per twee weken begeleide omgang bij en door Time Out zal plaatsvinden. Deze beslissing is gegeven op het verzoek van de vader te bepalen dat tussen hem en [het kind] een omgangsregeling zal worden vastgesteld die inhoudt dat [het kind] om de week op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader zal verblijven, alsmede wekelijks op woensdagmiddag van 12.00 uur tot 19.00 uur, welke omgangsregeling kan worden uitgebreid met minimaal een nacht per week zodra de vader eigen woonruimte heeft, althans een zodanige omgangsregeling vast te stellen als de rechtbank juist zou achten.
2.6. Bij de stukken in het dossier bevinden zich – onder meer –:
-een rapportage van de Praktijk voor diagnostiek en behandeling (hierna: de Praktijk) ten aanzien van [het kind] van mei 2010;
-een verslag van Time Out ten aanzien van [het kind] van 13 september 2010;
-een Plan van Aanpak gezinsvoogdij van BJZNH van 22 april 2011;
-een Evaluatie en korte weergave van speltherapie sessies van 23 juni 2011, alsmede een Weergave van speltherapie van 4 november 2011 van OA Alkmaar.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is de beschikking van de kinderrechter van 23 maart 2011 gewijzigd, in die zin dat de daarbij vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en [het kind] wordt opgeschort. Deze beschikking is gegeven op het verzoek van BJZNH tot stopzetting van de omgangsregeling in het kader van de ondertoezichtstelling.
3.2. De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van BJZNH alsnog af te wijzen.
3.3. BJZNH verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3.4. De moeder verzoekt, naar het hof begrijpt, de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans het door hem verzochte af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:263b lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter voor de duur van de maatregel op verzoek van de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg (hierna: Wjz) een rechterlijke beslissing tot vaststelling van een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht wijzigen voor zover dat noodzakelijk is met het oog op het doel van de ondertoezichtstelling.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:254 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wjz, indien deze zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
4.2. De vader betoogt – zakelijk weergegeven en onder verwijzing naar het raadsrapport van 26 januari 2011 – dat de rechtbank ten onrechte de bij beschikking van 23 maart 2011 vastgestelde omgangsregeling heeft opgeschort.
BJZNH en de moeder hebben hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3. De Raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de omgang tussen de vader en [het kind] niet stop te zetten en zich op het standpunt gesteld dat [het kind] zo spoedig mogelijk dient te worden aangemeld voor behandeling bij het Kinder en Jeugdtraumacentrum (hierna: KJTC), bij welke behandeling ook de ouders zullen worden betrokken.
4.4. Ter beoordeling ligt voor de vraag of de bij beschikking van 23 maart 2011 vastgestelde omgangsregeling terecht en op goede gronden is opgeschort. Hiertoe dient te worden beoordeeld of wijziging cq. schorsing van voormelde omgangsregeling ten tijde van de bestreden beschikking noodzakelijk was en ook thans nog noodzakelijk is met het oog op het doel van de ondertoezichtstelling van [het kind].
4.5. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [het kind], zowel jegens zijn moeder als jegens de behandelend GZ psycholoog van de Praktijk, mevrouw Despotovic en mevrouw Van den Bos, zorgelijke en niet leeftijdsconforme uitlatingen heeft gedaan over seksuele belevingen, welke waren gekoppeld aan de vader en de grootvader vaderszijde. In januari 2010 heeft de moeder aangifte gedaan, waarna een strafrechtelijk onderzoek wegens ontucht tegen de vader heeft plaatsgevonden. Voorts is gebleken dat [het kind] in zijn jonge leven is geconfronteerd met forse relatie- en scheidingsproblematiek van de ouders. De communicatie tussen de ouders is ook thans nog ernstig verstoord en er is sprake van een groot wederzijds wantrouwen, welk wantrouwen zich toespitst op [het kind].
Gelet op voormelde zorgen heeft de Raad destijds aanleiding gezien de kinderrechter te verzoeken [het kind] onder toezicht te stellen, temeer omdat voor de ouders onduidelijk was hoe de omgang tussen [het kind] en zijn vader in de toekomst zou moeten gaan verlopen. Ten tijde van de ondertoezichtstelling liet [het kind] (licht) afwijkend gedrag zien, zoals prikkelbaarheid, angst, nachtmerries, klampgedrag naar zijn moeder en het vermijden van oogcontact.
Na het uiteengaan van de ouders hebben de vader en [het kind] tot medio november 2009 omgang met elkaar gehad, waarna de omgang, naar aanleiding van voormelde uitlatingen van [het kind] jegens zijn moeder, is onderbroken. Vanaf medio juli 2010 heeft de omgang steeds onder begeleiding plaatsgevonden. Volgens de verklaring van de moeder van 11 november 2011 en ter zitting in hoger beroep heeft [het kind] op 8 mei 2011 wederom jegens zijn moeder uitlatingen gedaan over bij hem verrichte seksuele handelingen en liet hij zorgwekkend gedrag zien, waarna [het kind] alsnog door de politie is gehoord. Na 8 mei 2011 is er nog begeleide omgang geweest tussen de vader en [het kind], doch sedert medio juni 2011 hebben zij geen contact meer met elkaar.
Het hof acht het, evenals de Raad, in het belang van [het kind] dat hij weer regelmatig contact zal hebben met zijn vader. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat het Openbaar Ministerie Alkmaar in december 2011 heeft besloten geen strafvervolging tegen de vader in te stellen. Voorts is ter zitting in hoger beroep namens Time Out te kennen gegeven dat de begeleide omgang gedurende de laatste twee maanden, derhalve ook na 8 mei 2011, goed verliep, alsmede dat [het kind] spontaan reageerde en het contact met zijn vader durfde aan te gaan. De vader heeft dit ter zitting in hoger beroep bevestigd en gesteld dat [het kind] tijdens de omgangsmomenten bij Time Out enthousiast binnenkwam en bij hem op schoot kroop. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen aanleiding te veronderstellen dat de relatie tussen [het kind] en zijn vader niet goed zou zijn.
Gelet op de beschikbare informatie uit het dossier en het ter zitting in hoger beroep door de Raad gegeven advies is het hof van oordeel dat, alvorens de bij beschikking van 23 maart 2011 vastgestelde omgangsregeling kan worden hervat, een behandeling van [het kind] noodzakelijk is, waarbij ook de ouders zullen worden betrokken. Deze behandeling dient gericht te zijn op het verwerken van de mogelijke slechte ervaringen die [het kind] heeft gehad, op het herstel van vertrouwen tussen de ouders en het weer opstarten van de omgang tussen de vader en [het kind].
Gegeven de ondertoezichtstelling van [het kind] en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de schorsing van de bij beschikking van 23 maart 2011 vastgestelde omgangsregeling ten tijde van de bestreden beschikking noodzakelijk was met het oog op het doel van de ondertoezichtstelling en deze ook thans nog noodzakelijk is. Waar het doel van de ondertoezichtstelling is [het kind] te behoeden voor een ernstige bedreiging van zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid, past het naar het oordeel van het hof bij dat doel, dat de ouders zich in het belang van [het kind] maximaal zullen inzetten om de bij [het kind] en henzelf gerezen problemen doeltreffend en op systematische wijze aan te pakken en de hiervoor vermelde behandeling van start te doen gaan. Het hof is van oordeel dat de ouders, daarin geadviseerd door BJZNH, een deskundige instantie dienen in te schakelen die deze behandeling kan bieden. Het hof acht de urgentie hiervan dusdanig dat binnen vier maanden zodanige maatregelen dienen te zijn getroffen dat de omgangsregeling waarvan de uitvoering thans is geschorst, weer kan worden uitgevoerd.
4.6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof zal bepalen dat de omgangsregeling tussen [het kind] en zijn vader, zoals vastgesteld bij de beschikking van 23 maart 2011, geschorst zal blijven tot 24 mei 2012 en dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de periode vanaf 24 mei 2012.
4.7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bepaalt dat de omgangsregeling tussen [het kind] en zijn vader, zoals vastgesteld bij de beschikking van 23 maart 2011, geschorst zal blijven tot 24 mei 2012 en vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover deze betrekking heeft op de periode vanaf 24 mei 2012;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen Gunst, W.J. van den Bergh en J.E. Doek in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. Kessels als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2012.