ECLI:NL:GHAMS:2012:BX3068

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.061.871tt
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van concurrentiebeding en matiging van verbeurde boetes

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2012, staat de overtreding van een concurrentiebeding centraal, evenals de vraag naar de matiging van verbeurde boetes. De zaak betreft een hoger beroep van [A], handelend onder de naam [bedrijf A], tegen [B], handelend onder de naam [bedrijf B]. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.E.H. Zwezerijnen, heeft in het verleden verbeurde boetes ontvangen wegens overtredingen van het concurrentiebeding. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. van Marle, heeft in het principaal hoger beroep de verbeurde boetes betwist en verzocht om matiging.

Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 15 november 2011 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de matiging van de boetes. [A] heeft echter op de roldatum van 13 december 2011 geen akte genomen en verzocht om uitstel. Dit verzoek werd niet tijdig gehonoreerd, wat leidde tot de vraag of [A] zijn recht op het nemen van een akte had verloren. Het hof heeft kennisgenomen van een brief van mr. Zwezerijnen waarin hij zijn situatie uiteenzet en verzoekt om een laatste kans voor [A] om zich uit te laten.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om [A] een laatste kans te geven om op 28 februari 2012 een akte te nemen. Indien [A] deze kans niet benut, zal er geen verder uitstel meer worden verleend. De beslissing van het hof houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de mogelijkheid van matiging van de boetes nog steeds openstaat, afhankelijk van de inbreng van [A].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.061.871
(zaaknummer rechtbank 603462)
arrest van de derde kamer van 14 februari 2012
inzake
[A],
tevens handelend onder de naam [bedrijf A],
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. B.E.H. Zwezerijnen,
tegen:
[B],
handelend onder de naam [bedrijf B],
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.G.P. van Marle.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor het verloop van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep verwijst het hof naar het tussenarrest van 15 november 2011.
1.2 Ingevolge dit tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten met betrekking tot de eventuele matiging van de door [A] te betalen boetes. In verband hiermee heeft het hof de zaak verwezen naar de roldatum 13 december 2011, voor het nemen van een akte (eerst) door [A].
1.3 [A] heeft op 13 december 2011 geen akte genomen. Hij heeft het hof op 9 december 2011 door middel van een zogenaamd H5 formulier verzocht hem een uitstel te verlenen van zes weken voor het nemen van een akte.
1.4 Het hof heeft de zaak vervolgens verwezen naar de roldatum 27 december 2011 voor het nemen van een akte door [A]. [A] heeft op 27 december 2011 geen akte genomen.
1.5 Vervolgens is de zaak op 13 januari 2012 (bij vervroeging) naar de roldatum 31 januari 2012 verwezen voor het fourneren van de stukken door partijen.
1.6 Partijen hebben op 31 januari 2012 wederom de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest, waarna het hof opnieuw arrest heeft bepaald.
2. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 [A] heeft niet tijdig, dat wil zeggen binnen de in artikel 2.15 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (hierna: het procesreglement) vermelde termijn van zes weken een akte genomen. Gelet hierop is zijn recht om die akte te nemen (in beginsel) komen te vervallen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van een brief van 16 januari 2012 namens [A] van mr. B.E.H. Zwezerijnen aan het hof, met afschrift aan de advocaat van de wederpartij. Deze brief heeft het hof ontvangen voordat (op 31 januari 2012) arrest is bepaald (artikel 5.4 van het procesreglement).
2.3 Mr. Zwezerijnen heeft in de hiervoor vermelde brief van 16 januari 2012 gemotiveerd uiteengezet dat hij ervan uit is gegaan dat hem op 13 december 2011 een uitstel was verleend voor het nemen van een akte tot 24 januari 2012 en dat hij als gevolg van de vakantieperiode niet eerder heeft gesignaleerd dat hem slechts een uitstel van twee weken voor het nemen van een akte was verleend.
2.4 Mr. Zwerijnen heeft voorts aangevoerd dat hij, vanwege het ontbreken van een aantal financiële stukken, niet in staat was op 13 december 2011 een akte te nemen. Hij heeft in zijn brief van 16 januari 2012 aangegeven dat de akte zo goed als gereed is. [B] heeft niet op deze brief gereageerd.
2.5 Het hof acht het voor een goede beoordeling van de zaak noodzakelijk dat beide partijen zich uitlaten, zoals omschreven in rechtsoverweging 5.27 van het tussenarrest van
15 november 2011.
2.6 Gelet op het voorgaande zal het hof (eerst) [A] in de gelegenheid stellen om op de roldatum 28 februari 2012 zich bij akte uit te laten. Het betreft hier een laatste kans voor [A]. Indien hij zich op 28 februari 2012 niet uitlaat, zal geen verder uitstel meer worden verleend.
2.7 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 28 februari 2012, voor het nemen van een akte (eerst) door [A], zoals vermeld in rechtsoverweging 5.27 van het tussenarrest;
bepaalt dat op 28 februari 2012 geen verder uitstel meer aan [A] zal worden verleend;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en H. Wammes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2012.