ECLI:NL:GHAMS:2012:BX1588
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- W.J. van den Bergh
- R.G. Kemmers
- J. Kok
- Rechtspraak.nl
Ontslag van bewindvoerder wegens schending van wettelijke voorschriften en gedragsnormen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ambtshalve ontslag van appellant als bewindvoerder en curator. Appellant was in 2002 benoemd tot bewindvoerder over de goederen van [X], wiens goederen sinds 1996 onder bewind stonden. De aanleiding voor het ontslag was een incident in 2011 waarbij appellant € 242.000,- van de spaarrekening van mevrouw [J], wier goederen onder zijn bewind waren gesteld, had opgenomen om dit geld kortdurend uit te lenen aan twee andere cliënten. Appellant stelde dat hij dit deed met mondelinge toestemming van een dochter van mevrouw [J]. Echter, hij erkende dat hij niet volgens de regels had gehandeld door de bedragen uit te lenen zonder voorafgaande rechterlijke machtiging.
De rechtbank had appellant op 28 oktober 2011 ontslagen als bewindvoerder, en appellant ging hiertegen in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de handelswijze van appellant, die in strijd was met de wettelijke voorschriften en de Aanbevelingen van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK), een gewichtige reden vormde voor zijn ontslag. Het hof benadrukte dat de bewindvoerder verantwoordelijk is voor een doelmatige belegging van het vermogen van de rechthebbende en dat hij hiervoor toestemming van de rechthebbende of machtiging van de kantonrechter nodig heeft. De schending van deze regels door appellant werd als ernstig beschouwd, vooral omdat hij een ontoelaatbaar risico had genomen met het vermogen van mevrouw [J].
Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank, waarmee het ontslag van appellant als bewindvoerder werd bevestigd. Deze uitspraak onderstreept het belang van integriteit en naleving van wettelijke voorschriften door bewindvoerders.