ECLI:NL:GHAMS:2012:BX0335

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.105.408/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van een beleggingsmaatschappij

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, heeft verzoeker Cornelis Johannes van der Meer (hierna Kees) op 17 april 2012 een verzoekschrift ingediend. Kees verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschap Van Der Meer’s Beleggingsmaatschappij B.V. (hierna Beleggingsmaatschappij) en om onmiddellijke voorzieningen te treffen op basis van artikel 2:349a lid 2 BW. De belanghebbenden, Johannes Cornelis van der Meer (Joost) en Leendert Marinus van der Meer (Leo), hebben op 24 mei 2012 een verweerschrift ingediend waarin zij het verzoek van Kees afwezen en hem in de kosten van het geding wilden veroordelen.

Op 30 mei 2012 heeft Kees zijn verzoek ingetrokken, wat leidde tot een faxwisseling tussen de advocaten van de partijen. De Ondernemingskamer heeft de advocaten de gelegenheid gegeven om een verzoek in te dienen voor een beschikking, indien nodig. De advocaat van Joost en Leo heeft verzocht om Kees te veroordelen in de kosten van het geding, terwijl de advocaat van Kees stelde dat beide partijen hun eigen kosten zouden moeten dragen.

De Ondernemingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat Kees niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien het verzoek is ingetrokken. Kees wordt in de kosten van het geding verwezen, die zijn begroot op € 1.185, met bijkomende kosten voor nasalaris van de advocaat. De beschikking is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING in de zaak met nummer 200.105.408/01 OK van
Cornelis Johannes VAN DER MEER,
wonende te Nieuwkoop,
VERZOEKER,
advocaat: mr. R.C. de Mol, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER MEER’S BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Benthuizen,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. Johannes Cornelis VAN DER MEER,
wonende te Benthuizen,
2. Leendert Marinus VAN DER MEER,
wonende te Benthuizen,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. F.Th.P. van Voorst, kantoorhoudende te Zoetermeer.
1. Het verloop van het geding
1.1 Verzoeker wordt hierna Kees genoemd, verweerster wordt hierna aangeduid als Beleggingsmaatschappij en belanghebbenden als respectievelijk Joost en Leo.
1.2 Kees heeft bij op 17 april 2012 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad - voor zover thans nog van belang - een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Beleggingsmaatschappij te bevelen en bepaalde onmiddellijke voorzieningen als bedoeld in artikel 2:349a lid 2 BW te treffen.
1.3 Joost en Leo hebben bij op 24 mei 2012 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht - voor zover thans nog van belang - het verzoek van Kees af te wijzen, met veroordeling van Kees in de kosten van het geding.
1.4 Bij fax van 30 mei 2012 heeft mr. De Mol namens Kees het verzoek ingetrokken en daarbij meegedeeld dat de voor 7 juni 2012 geagendeerde mondelinge behandeling geen doorgang behoeft te vinden.
1.5 De secretaris van de Ondernemingskamer heeft bij fax van 31 mei 2012 de advocaten van partijen in de gelegenheid gesteld om, voor zover een van partijen in het licht van deze intrekking een beschikking van de Ondernemingskamer wenst, daartoe uiterlijk op 5 juni 2012 een schriftelijk verzoek in te dienen.
1.6 Mr. Van Voorst heeft bij fax van 1 juni 2012 de Ondernemingskamer verzocht “te verstaan dat het verzoek is ingetrokken” en “Kees te veroordelen in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen en daarbij te verklaren dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.”
1.7 Mr. De Mol heeft de Ondernemingskamer bij fax van 5 juni 2012 bericht dat “een oordeel ertoe strekkende dat beide partijen elk hun eigen kosten dragen meer in de rede (ligt)” en heeft aan dat standpunt ten grondslag gelegd: “(…) Dat Kees in dit stadium heeft afgezien van verdere stappen, is namelijk voornamelijk gelegen in de stellingname van Joost en Leo, eerstens bij verweerschrift (…)”, gevolgd door weergave van alinea 31 van het verweerschrift van Joost en Leo waarin het volgende is vermeld: “Het is niet de intentie van Joost en Leo om op korte termijn wederom geld uit te lenen aan zichzelf of aan Holding. Ook op de langere termijn ligt dat niet in het verschiet. Kees stelt dat overigens ook niet, laat staan dat hij dat aannemelijk maakt. Maar in het geval Joost en Leo dat in de toekomst toch willen, dan
hebben zij daar voorafgaand goedkeuring van de prioriteit voor nodig (…). En als dat werkelijk gebeurt en als daar werkelijk (…) gegronde bezwaren tegen zouden bestaan, dan (…) is de Ondernemingskamer (…) ongetwijfeld bereid om Kees een luisterend oor te bieden.” Over deze passage zegt mr. De Mol in zijn brief: “Uit deze opmerking heeft Kees afgeleid dat, mocht er in de toekomst inderdaad nadere aanleiding bestaan voor twijfel aan het beleid van de vennootschap, hij ook tijdig de gelegenheid zal krijgen van Joost en Leo zich tot Uw Ondernemingskamer te wenden. Kees (…) heeft (…) gemeend dat met deze stellingname in rechte zijdens Joost en Leo, er nu geen aanleiding bestaat om verder beslag te leggen op de agenda van Uw Ondernemingskamer. (…)”
2. De gronden van de beslissing
Kees heeft zijn verzoek ingetrokken. Dat betekent dat dit verzoek geen beoordeling en beslissing meer behoeft en dat Kees niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. Nu het verzoek is ingetrokken na indiening van het verweerschrift, zal de Ondernemingskamer overeenkomstig het verzoek van Joost en Leo Kees verwijzen in de kosten gevallen op dit geding, te vermeerderen met nakosten als hierna te vermelden. De Ondernemingskamer acht geen termen aanwezig voor de door Kees bepleite kostencompensatie, mede omdat niet kan worden vastgesteld dat Kees zijn verzoek heeft ingetrokken omdat Joost en Leo inmiddels volledig tegemoet zijn gekomen aan de in het verzoekschrift geformuleerde bezwaren.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
verklaart C.J. van der Meer niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
verwijst C.J. van der Meer in de kosten van het geding aan de zijde van J.C. van der Meer en L.M. van der Meer gevallen, tot op heden begroot op € 1.185 en op € 131 voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68 voor nasalaris van de advocaat en met de kosten van het betekeningsexploot ingeval niet binnen zeven dagen is voldaan aan de bij deze beschikking uitgesproken kostenveroordeling en betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, voorzitter,
mr. M.A. Goslings en mr. G.C. Makkink, raadsheren, en drs. P.R. Baart RA en
prof. dr. mr. F. van der Wel RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.