ECLI:NL:GHAMS:2012:BW9632

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.080-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandelenlease en zorgplicht bij effectenleaseovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [ Appellante ] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin Dexia werd veroordeeld tot schadevergoeding. [ Appellante ] had op 6 juni 1997 een effectenleaseovereenkomst afgesloten met Dexia, de zogenaamde 'Winstverdubbelaar', en vorderde schadevergoeding op basis van de stelling dat Dexia haar zorgplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de schade, maar dat [ Appellante ] ook een deel van de schade zelf moest dragen vanwege eigen schuld. In hoger beroep heeft [ Appellante ] aanvullende stukken overgelegd om haar financiële situatie te onderbouwen, maar het hof oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de leaseovereenkomst een onaanvaardbaar zware financiële last vormde. Het hof heeft de zaak aangehouden en [ Appellante ] in de gelegenheid gesteld om alsnog de benodigde berekeningen en bewijsstukken in te dienen. De beslissing over de vordering van [ Appellante ] is dus nog niet definitief genomen.

Uitspraak

1 mei 2012 (bij vervroeging)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van
[ APPELLANTE ],
wonende te [ D ],
APPELLANTE,
advocaat: mr. J.D. Bakker te Barendrecht,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 22 maart 2011 is appellante, [ Appellante ], in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 22 december 2010, in deze zaak onder zaak- en rolnummer 1168915 DX EXPL 10-198 gewezen tussen haar als eiseres en geïntimeerde, Dexia, als gedaagde.
Bij memorie heeft [ Appellante ] een grief tegen het bestreden vonnis aangevoerd, bewijsstukken overgelegd en bewijs aangeboden, met conclusie dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en uit hoofde daarvan aansprakelijk is voor de daaruit voort¬gevloeide schade en Dexia zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 6.408,30 en in de kosten van de procedure.
Bij memorie heeft Dexia de grief bestreden, producties overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrach¬tiging van het bestreden vonnis en veroordeling van [ Appellante ] in de kosten van (naar het hof verstaat) het hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2. De feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 1.1. tot en met 1.4. een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Over deze feiten zijn partijen niet verdeeld, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
3. Beoordeling
3.1 Het gaat in dit geding, samengevat, om het volgende. [ Appellante ] heeft met (de rechtsvoorgangster van) Dexia op 6 juni 1997 een effectenleaseovereenkomst (“Winstverdubbelaar”) afgesloten met een looptijd van 60 maanden en een leasesom van € 16.640,73. Op grond van deze overeenkomst heeft [ Appellante ] in totaal € 6.467,22 aan maandtermijnen betaald en € 13,76 aan dividenden en andere voordelen ontvangen. Op 5 juni 2002 heeft Dexia een eindafrekening opgemaakt, die inhield dat [ Appellante ] een bedrag van € 425,70 ontving.
3.3 In dit geding vordert [ Appellante ] schadevergoeding van Dexia op grond van de stelling dat Dexia bij het afsluiten van de leaseovereenkomst de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden.
3.4 De kantonrechter heeft als volgt geoordeeld. Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden en daardoor onrecht¬matig gehandeld jegens [ Appellante ]. Zij is aansprakelijk voor de schade die daarvan het gevolg is, zijnde de betaalde maandtermijnen verminderd met de ontvangsten van in totaal € 439,46. Wanneer moet worden vastgesteld dat nakoming van haar onderzoeksplicht door Dexia zou hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van de leaseovereenkomst had moeten ontraden omdat die naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op [ Appellante ] legde, moet Dexia [ Appellante ] 2/3 van de schade vergoeden en dient 1/3 daarvan wegens eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW voor rekening van [ Appellante ] te blijven. Als de nakoming van de onderzoeksplicht zou hebben geleerd dat het aangaan van de leaseovereenkomst niet behoefde te worden ontraden, dient de schade geheel voor rekening van [ Appellante ] te blijven. Om te kunnen vaststellen of de leaseovereenkomst voor [ Appellante ] een onaanvaardbaar zware financiële last vormde dient een berekening te worden uitgevoerd, die is gebaseerd op hetgeen dit hof in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. Nu [ Appellante ] geen financiële gegevens heeft overgelegd met betrekking tot haar gezinssamenstelling, netto inkomen, netto maandlasten en vermogen ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst, heeft zij haar stelling dat Dexia haar het aangaan van de overeenkomst had behoren te ontraden, tegenover de betwisting door Dexia onvoldoende onderbouwd. Om die reden moet ervan worden uitgegaan dat de overeenkomst geen onaanvaardbaar zware financiële last met zich bracht, zodat [ Appellante ] haar schade geheel zelf moet dragen en haar vordering moet worden afgewezen.
3.5 In hoger beroep heeft [ Appellante ] alsnog stukken overgelegd met betrekking tot haar financiële situatie in/rond de periode waarin de leaseovereenkomst is aangegaan, namelijk een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 1996, een aanbieding voor een huurwoning per 16 januari 1997, een verklaring van haar ex-echtgenoot over een geldlening van ƒ 6.000,= uit 1997, een medische verklaring, de definitieve aanslag inkomsten¬belasting 1997, een uittreksel uit de gemeentelijke basis¬administratie en een overdruk uit een agenda 1997/1998.
3.6 Op [ Appellante ] rusten de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot haar standpunt dat haar financiële situatie medio 1997 zodanig was dat Dexia haar het aangaan van de leaseovereekomst had behoren te ontraden. Zij heeft echter ook in hoger beroep dat standpunt nog steeds niet, zoals van haar mocht worden verwacht, onderbouwd met een concrete berekening langs de lijnen van de arresten van dit hof van 1 december 2009 en overlegging van afdoende gegevens met betrekking tot haar financiële situatie ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Met name ontbreken een van de belastingdienst verkregen biljet van een proces betreffende het belastingjaar 1997, bewijzen van huurbetaling en bewijzen met betrekking tot de gezinssamenstelling in 1997. De hoogte van de in de aanbiedingsbrief vermelde huur - ƒ 935,63 per maand - roept in relatie tot het netto maandinkomen in 1997 van ongeveer ƒ 1.743,= vragen op. Het hof zal [ Appellante ] in de gelegenheid stellen alsnog bij akte de hiervoor bedoelde berekening met genoemde onderliggende stukken in het geding te brengen.
3.7 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 29 mei 2012 voor een akte aan de zijde van [ Appellante ] van de hiervoor onder 3.6 omschreven inhoud, waarop Dexia vervolgens bij antwoordakte kan reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg, J.C.W. Rang en D.J. Oranje en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 mei 2012.