ECLI:NL:GHAMS:2012:BW8972

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.088.597/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kosten DNA-onderzoek ouderschap en aanvulling geboorteakte

In deze zaak verzoekt de bijzonder curator om te bepalen dat de kosten van een DNA-onderzoek ter vaststelling van het ouderschap voor rekening van 's Rijks kas blijven. De zaak betreft een kind, geboren in 2009 te Amsterdam, waarvan de ouders niet op de geboorteakte vermeld staan. De bijzonder curator heeft in hoger beroep de aanvulling van het register van geboorten verzocht, zodat de gegevens van de moeder en de vader op de akte worden vermeld. De rechtbank had eerder bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek door de vader en de moeder moesten worden gedragen, maar de bijzonder curator is van mening dat dit niet terecht is, aangezien er geen gerede twijfel bestond over het biologische vaderschap en moederschap. Het hof oordeelt dat de kosten van het deskundigenonderzoek niet ten laste van de ouders kunnen komen, omdat zij in het gelijk zijn gesteld. De ambtenaar van de burgerlijke stand had het deskundigenonderzoek noodzakelijk geacht, en daarom worden de kosten aan hem opgelegd. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de aanvulling van de geboorteakte wordt gelast.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 28 februari 2012 in de zaak met zaaknummer 200.088.597/01 van:
[…],
in zijn hoedanigheid van curator over [het kind],
geboren te Amsterdam [in] 2009,
kantoorhoudende te […],
APPELLANT.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant wordt hierna de bijzonder curator genoemd.
1.2. De bijzonder curator is op 8 juni 2011 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 9 maart 2011 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 463510 / FA RK 10-5512.
1.3. De bijzonder curator heeft op 8 september 2011 een aanvullend hoger beroepschrift met nadere stukken ingediend.
1.4. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam (hierna: de ambtenaar) heeft bij brief, ter griffie binnengekomen op 5 december 2011, aan de griffier van het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.5. De zaak is op 12 december 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de bijzonder curator;
- […] (hierna: de vader), belanghebbende;
- […] (hierna: de moeder), belanghebbende.
1.7. Hoewel behoorlijk opgeroepen, is geen vertegenwoordiger van het openbaar ministerie verschenen.
2. De feiten
2.1. Op 2 december 2009 is een geboorteakte opgemaakt ten aanzien van […] (hierna: het kind), geboren te Amsterdam [in] 2009. In deze akte zijn geen gegevens van de ouders opgenomen en wordt [de vader] voornoemd als aangever vermeld.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, de aanvulling gelast van het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2009 betreffende: [het kind], geboren te Amsterdam [in] 2009, met een latere vermelding, inhoudende dat als moeder wordt vermeld: [de moeder], geboren [in] 1977 in [land], en zijn de vader en de moeder elk bij helfte veroordeeld in de kosten verbonden aan het deskundigenonderzoek te voldoen aan de aan de griffier van de rechtbank een bedrag van € 1.005,01, aldus voor de man € 502,51 en voor de vrouw € 502,50.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van de bijzonder curator om aan de ambtenaar te gelasten de gegevens van de moeder te vermelden op de geboorteakte van [het kind] en op het nadere verzoek van de bijzonder curator om de kosten verbonden aan het deskundigenonderzoek ten laste van ’s Rijks kas te laten.
3.2. De bijzonder curator verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, alsnog de aanvulling te gelasten van het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2009 betreffende [het kind], geboren te Amsterdam [in] 2009, met een latere vermelding, inhoudende dat als moeder wordt vermeld: [de moeder], geboren op [in] 1977 in [land], en dat als vader wordt vermeld: [de vader], geboren [in] 1970 te [a], [land], en te bepalen dat de kosten verbonden aan het deskundigenonderzoek voor rekening van ’s Rijks kas blijven.
3.3. De vader en de moeder hebben ter zitting in hoger beroep verzocht het verzoek van de bijzonder curator toe te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Voor zover de bijzonder curator het hof verzoekt de aanvulling van het register van geboorten van de gemeente Amsterdam te gelasten met betrekking tot het kind, in die zin dat als vader wordt vermeld: [de vader], wordt als volgt overwogen.
Nu het vaderschap van [de vader], op grond van de (op dat punt onbestreden gebleven) beschikking is komen vast te staan, zal dit verzoek worden toegewezen op na te melden wijze.
4.2. De bijzonder curator betoogt in grief I, naar het hof begrijpt, dat de kosten van het door de rechtbank voorafgaand aan de beschikking gelaste deskundigenonderzoek in ieder geval niet ten laste van de vader en de moeder dienen te komen.
Als grond voor deze grief voert de bijzonder curator aan dat de vader en de moeder de inleidende verzoeken van de curator hebben ondersteund, dat zij ter zitting in eerste aanleg naar waarheid hebben verklaard en dat het deskundigenonderzoek feitelijk overbodig was, nu er geen gerede twijfel bestond over het biologische vaderschap van de man en over het biologische moederschap van de vrouw.
4.3. Overwogen wordt als volgt.
De Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Amsterdam heeft in eerste aanleg het standpunt ingenomen dat (slechts) indien uit een DNA-onderzoek komt vast te staan dat mevrouw [de moeder] de biologische moeder is, de geboorteakte dient te worden aangevuld met de gegevens van de moeder. Nu op grond van het DNA-onderzoek het ouderschap van de vader en de moeder met voldoende mate van waarschijnlijkheid is komen vast te staan, bestaan onvoldoende gronden hen in de kosten van het deskundigenonderzoek te veroordelen. Zij zijn op dit punt immers in het gelijk gesteld.
Niet valt in te zien op welke grond de kosten van het deskundigenonderzoek definitief ten laste van ’s Rijks kas kunnen worden gebracht, zoals de bijzonder curator heeft verzocht. Deze kosten zijn in de tussenbeschikking van 22 december 2010 met toepassing van artikel 195 Rv in verband met artikel 199 lid 3 Rv ten laste van ’s Rijks kas voldaan en het betaalde bedrag is hangende het geding voorlopig in debet gesteld, doch op grond van artikel 244 Rv dient in de einduitspraak te worden beslist hoe deze kosten tussen partijen worden verdeeld.
Met toepassing van artikel 244 lid 2 Rv zal het hof vaststellen dat de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Amsterdam de kosten van het deskundigenonderzoek zal dienen te dragen, aangezien hij dit deskundigenonderzoek noodzakelijk heeft geacht en in dit onderzoek is bevestigd dat [de vader] de biologische vader is en [de moeder] de biologische moeder.
4.4. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover dit de veroordeling van de vader en de moeder in de kosten van het deskundigenonderzoek betreft;
veroordeelt de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Amsterdam in de kosten verbonden aan het deskundigenonderzoek en deze als volgt te voldoen:
aan de griffier van de rechtbank Amsterdam: een bedrag van € 1.005,01;
vult aan de bestreden beschikking aldus, dat het hof gelast de aanvulling van het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2009 (nummer [...]) betreffende:
[het kind],
geboren te Amsterdam [in] 2009,
met een latere vermelding, inhoudende dat als vader wordt vermeld:
[de vader],
geboren [in] 1970 te [a], [land];
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J. van den Bergh, M. Wigleven en J.A. van Keulen in tegenwoordigheid van mr. T. Mekkelholt als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2012.