ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3422
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- A.E. Harteveld
- J.H.C. van Ginhoven
- A.W.M. Elders
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens schending van het aanwezigheidsrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld, maar heeft hoger beroep ingesteld. De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging, omdat de verdachte was uitgezet terwijl de strafvervolging nog niet onherroepelijk was beslist. Dit zou in strijd zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM).
Het hof heeft overwogen dat het aanwezigheidsrecht van de verdachte niet absoluut is en dat dit recht moet worden afgewogen tegen het algemeen belang van een behoorlijke rechtspleging. Het hof heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie niet tekort is geschoten in zijn inspanningen om de aanwezigheid van de verdachte te waarborgen. De verdachte had na zijn uitzetting de mogelijkheid om contact op te nemen met zijn raadsman of de autoriteiten om zijn aanwezigheid bij de behandeling van de zaak te realiseren, maar heeft dit nagelaten.
Het hof heeft geconcludeerd dat de strafzaak ook zonder de aanwezigheid van de verdachte kan worden voortgezet en heeft het verweer van de raadsvrouw verworpen. De uitspraak van de politierechter is bevestigd, met inachtneming van de overwegingen van het hof. De zaak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen het aanwezigheidsrecht van de verdachte en de belangen van de rechtspleging.