2.2 Deze feiten, voor zover in hoger beroep van belang en zo nodig aangevuld met feiten die eveneens tussen partijen vast staan, behelzen, kort weergegeven, het navolgende.
i. [appellanten] zijn beherend vennoten in de Hotel [C.] C.V. (hierna: [C.]).
ii. Jajac heeft met ingang van 1 augustus 2007 voor de duur van vijf jaar een terrein van ongeveer 900 m2 aan de [weg] (achter nummer) in [A.] verhuurd aan [C.], die dat gebruikte als parkeerterrein voor het hotel en voor haar project Parkfly (parkeren voor Schipholgangers). Voor dat laatste doel heeft [C.] ook andere, aanzienlijk grotere terreinen aan dezelfde weg in huur.
iii. De artikelen 15, 16 en 17 van het huurcontract luiden:
15 Indien de gemeente [A.] op grond van het bestemmingsplan, geluidshinder en/of milieueisen bezwaar maakt tegen de in deze overeenkomst beschreven huursituatie, dan komt deze huurover¬een¬komst te vervallen, wanneer geen aanvaardbare regeling met de gemeente valt te treffen.
16 Huurder verklaart hierbij nogmaals uitdrukkelijk, dat hij op de hoogte is van het tijdelijke karakter van deze huurovereenkomst en haar afhankelijkheid van al dan niet expliciete vergunning(en) van de gemeente het gehuurde te mogen huren of anderszins in gebruik te mogen hebben en daarom geen gebruik te zullen maken van enige huur- en/of ontruimingsbescherming, maar het verhuurde metterdaad te hebben verlaten, uiterlijk op de eerste dag waarvan de gemeente heeft aangegeven dat het gehuurde moet zijn ontruimd, danwel waarop de verhuurder heeft aangegeven dat de huurovereenkomst is geëindigd en het gehuurde moet zijn ontruimd.
17 Vanaf het moment waarop huurder het gehuurde had moeten ontruimen, doch dit heeft verzuimd, zal hij, totdat het gehuurde daadwerkelijk is ontruimd, alle eventuele boetes van de gemeente [A.] betalen.
iv. Naar aanleiding van een verzoek tot handhaving heeft de gemeente [A.] bij brief van 30 september 2008 aan [appellanten] met betrekking tot de andere door deze voor Parkfly gebruikte terreinen als volgt bericht:
(…) De kassen en de gronden zijn gelegen binnen het geldende bestemmingsplan “N201-zone”, met de bestemming “Uit te werken bedrijfsdoeleinden”(…). (…)
De kassen en de gronden worden gebuikt in strijd met het geldende bestemmingsplan. Het is niet toegestaan om de kassen en gronden te gebruiken als grootschalige parkeervoorzie¬ningen. Artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Overtreding van dit verbod is tevens een strafbaar feit.
(…) Het betreffende gebruik strekt zich[ ui]t tot ca. 8800 m2. Het verlenen van ontheffing is daarom dan ook niet mogelijk. (…)Het voornemen is om dit gebied te ontwikkelen tot een hoogwaardig bedrijfsterrein. (…)
Uit het bovenstaande volgt dat het gebruik zowel in strijd is met de huidige regelgeving, als met de voorgenomen toekomstige beleidswijziging. (…)
Gelezen alle bovenstaande overwegingen zijn wij van mening dat het gebruik ter plaatse niet legaliseerbaar is. (…)
Gelet op vorenstaande, gelasten wij u het volgende:
Het gebruik van de kassen en de gronden als parkeerbedrijf op de percelen [adres] , bij [nummer]en bij [nummer] te [A.], te beëindigen en beëindigd te houden. (…)
Uw zienswijze kunt u binnen twee weken na dagtekening van deze brief richten aan (…) Na het indienen van een zienswijze (…) kan u een definitieve dwangsom worden gestuurd. (…) Tevens zal een redelijke termijn worden gegeven om de illegale situatie te beëindigen.(…)
v. [appellanten] hebben het gebruik van de hierboven genoemde andere terreinen niet gestaakt. Op 31 oktober 2008 heeft hun advocaat een zienswijze aan de gemeente [A.] doen toekomen, inhoudende dat werd betwist dat het gebruik in strijd was met het “zeer ruime” bestemmingsplan en, subsi¬diair, dat een belangen¬afwe¬ging in het voordeel van [C.] moest uitvallen. Verdere actie van de zijde van de gemeente [A.] is vervolgens uitgebleven, totdat de verzoekster tot handhaving op 31 mei 2010 een bezwaarschrift indiende.
vi. Het van Jajac gehuurde terrein was bij aanvang van de huur bedekt met Stelconplaten. In oktober 2008 zijn die platen door Jajac weggehaald. [appellanten] hebben bij brieven van 12 november 2008 en 4 december 2008 daartegen bezwaar gemaakt. Bij laatstgenoemde brief hebben zij Jajac haar gesommeerd de platen terug te leggen. Jajac heeft dat op enig moment gedaan.
vii. Bij brief van 19 januari 2009 heeft de advocaat van Jajac [appellanten] gesommeerd tot betaling van de huur over de maanden november en december 2008 en daarbij aanspraak gemaakt op de wettelijke handelsrente.
viii. In reactie daarop berichtten [appellanten] bij brief van 22 januari 2009 aan de advocaat van Jajac dat zij geen huur zouden betalen over de periode van oktober tot en met 15 december 2008 vanwege het zonder overleg weghalen van de Stelconplaten. De huur vanaf 15 december 2008 was overgemaakt. Voorts maakten [appellanten] aanspraak op schadevergoeding vanwege het weghalen van de platen.
ix. Bij brief van 28 januari 2009 maakten [appellanten] aanspraak op een huurkorting vanaf 15 december 2008, omdat het terrein nog niet volledig was bedekt met Stelconplaten.
x. Bij brief van 22 april 2009 heeft de gemeente [A.] aan [appellanten] het volgende laten weten:
U heeft verzocht om informatie over het perceel achter [adres].
Het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied 1969 geeft aan dat de bestemming op dit perceel Agrarische Doeleinden III is (…).
Artikel III van de herziening geeft aan dat artikel 32 van de voorschriften van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1969” als volgt dient te worden te worden gelezen:
Algemene gebruiksbepaling:
1. behoudens het bepaalde in artikel 30 leden 3 t/m 6 is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot doel strijdig met de in dit plan ter plaatse aangegeven bestemming.
Op het betreffende perceel (…) worden momenteel bedrijfsmatig auto’s geparkeerd, danwel gestald. Dit is strijdig met de bestemming Agrarische Doeleinden III en derhalve niet toegestaan. Wij zijn voornemens hiertegen handhaven op te treden op grond van artikel 135 Gemeentewet.
xi. Bij brief van 23 april 2009 heeft de advocaat van [appellanten] onder verwijzing naar voormelde brief van de gemeente [A.] de huurovereenkomst met Jajac buitengerechtelijk ontbonden met een beroep op artikel 15 daarvan.
xii. Bij brief van 29 april 2009 heeft de gemeente [A.] haar brief van 22 april 2009 als volgt gecorrigeerd:
Het vigerende bestemmingsplan is N201-zone en geeft aan dat de bestemming op dit perceel Uit te werken bedrijfsdoeleinden (UB), met tuinbouw toegestaan is. (…)
Op het betreffende perceel (…) zijn bedrijfsmatig auto’s geparkeerd, danwel gestald. Dit is strijdig met de bestemming Uit te werken bedrijfsdoeleinden en derhalve niet toegestaan. (…)
U heeft per brief en fax d.d. 27 april jl. middels uw advocaat laten weten dat er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden sinds 23 april jl. en niet meer zullen plaatsvinden. Wij zijn u erkentelijk voor uw inspanning om de auto’s te verwijderen. Echter, op 29 april 2009 is geconstateerd dat er nog circa vijf auto’s op het perceel staan. Wij gaan er van uit dat u deze auto’s binnenkort zult verwijderen en wij zullen hierop controleren. Indien de auto’s niet binnen een maand zijn verwijderd starten wij het handhavingstraject.
xiii. Bij besluit van 29 juni 2010 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente [A.] (B&W) het onder iv. genoemde verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik door Park & Fly van verschillende percelen achter [weg], afgewezen. Blijkens het advies dat door B&W is gevolgd, was deze weigering gestoeld op het feit dat door dat gebruik geen APV-artikelen of andere bestuursrechtelijke regels werden overtreden en er dus geen bevoegdheid bestond handhavend op te treden. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld.