ECLI:NL:GHAMS:2012:BW1284

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.101.320/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de waarmerking als Europese Executoriale Titel (EET) van een eerder verstekvonnis

In deze zaak heeft I.B.S. Exploitatie B.V., handelend onder de naam Sportcity, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, die op 29 december 2011 een verzoek tot waarmerking van een eerder verstekvonnis als Europese Executoriale Titel (EET) had afgewezen. De appellante had op 13 januari 2012 een beroepschrift ingediend, nadat de kantonrechter op 17 juni 2008 een vordering tegen de geïntimeerde bij verstek had toegewezen. De geïntimeerde, die voorheen in Amsterdam woonde en thans in Antwerpen (België) woont, had op 1 augustus 2011 verzocht om het verstekvonnis te waarmerken als EET, omdat zij naar België was verhuisd.

De kantonrechter weigerde dit verzoek, met de overweging dat de beslissing niet was gegeven in de lidstaat van de huidige woonplaats van de schuldenaar, zoals vereist door de EET-verordening. De kantonrechter stelde dat een beslissing tegen een consument alleen met een EET kan worden gewaarmerkt indien de consument op het moment van waarmerking woonplaats heeft in Nederland. De appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft het hof verzocht om de eerdere beslissing te vernietigen.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de geïntimeerde op het moment van de oproeping voor de kantonrechter in Nederland woonachtig was. De latere verhuizing naar het buitenland stond niet in de weg aan de waarmerking van het vonnis als EET. Het hof heeft de bestreden beslissing van de kantonrechter vernietigd en het oorspronkelijke verzoek tot waarmerking alsnog toegewezen. De beschikking is gegeven door een dertienvoudige kamer en is op 10 april 2012 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
DERTIENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I.B.S. EXPLOITATIE B.V.,
handelend onder de naam SPORTCITY,
gevestigd te Leiden,
appellante,
advocaat: mr. M.N. Mense, te Haarlem,
tegen
[Geïntimeerde],
voorheen wonend te Amsterdam,
thans wonend te Antwerpen (België),
geïntimeerde.
1. Procedure in hoger beroep
Appellante heeft op 13 januari 2012 een beroepschrift ingediend.
Het beroep is gericht tegen de tussen partijen gegeven beslissing van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 29 december 2011 (verzoekschriftnummer EA 11-1283, zaaknummer 1279043).
2. Verzoek in eerste aanleg
Bij dagvaarding van 20 mei 2008 heeft appellante een vordering tegen geïntimeerde ingesteld. Bij vonnis van 17 juni 2008 heeft de kantonrechter de vordering bij verstek toegewezen.
Appellante heeft op 1 augustus 2011 de kantonrechter schriftelijk verzocht het verstekvonnis te waarmerken als Europese Executoriale Titel (EET), in verband met een verhuizing van geïntimeerde naar België. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen en daartoe onder meer het volgende overwogen:
‘Gelet op de onderliggende stukken en voornoemde toelichting heeft de niet-betwiste schuldvordering betrekking op een overeenkomst gesloten door bovengenoemde gedaagde als consument voor een niet bedrijfs- of beroepsmatig gebruik. Nu de hiervoor genoemde beslissing van deze rechtbank niet is gegeven in de lidstaat van de huidige woonplaats van de schuldenaar (België) in de zin van artikel 59 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 is niet aan de in artikel 6 eerste lid onder d van de EET-verordening (EG-verordening nr. 805/2004) genoemde voorwaarden voldaan zodat het onderhavige verzoek wordt afgewezen. Een tegen een consument gegeven beslissing kan naar het oordeel van de kantonrechter alleen met een EET worden gewaarmerkt indien de consument op het moment van waarmerking woonplaats heeft in Nederland. Een en ander vindt bevestiging in de Praktische handleiding voor de toepassing van de Verordening zoals uitgegeven door het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken. De andersluidende beslissing van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 6 september 2011 (LJN BR7108) volgt de kantonrechter derhalve niet, nu de consumentenbescherming daarmee onvoldoende recht wordt gedaan.’
3. Beoordeling
3.1 Ingevolge artikel 6 lid 1, aanhef en onder d, van de Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (EET-Verordening) is in dit geval voorwaarde voor waarmerking als Europese executoriale titel dat de beslissing inzake de niet-betwiste schuldvordering is gegeven in de lidstaat van de woonplaats van de schuldenaar. Voor het antwoord op de vraag of de beslissing is gegeven in de lidstaat van de woonplaats van de schuldenaar is doorslaggevend of de schuldenaar op het moment waarop deze is opgeroepen voor het gerecht dat de beslissing heeft gegeven, woonplaats had in de lidstaat waar het gerecht is gevestigd. Het gaat er immers om dat de schuldenaar zich tegen de schuldvordering heeft kunnen verweren in de lidstaat waar hij op het moment van het instellen van de schuldvordering woonplaats had. De consumentenbescherming waarop de kantonrechter het oog heeft, dient in dat geding te worden verwezenlijkt. Dat geldt temeer nu de schuldenaar ingevolge artikel 2 lid 1 van de Uitvoeringswet verordening Europese executoriale titel naar aanleiding van een verzoek tot waarmerking als EET niet behoeft te worden opgeroepen, wat wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de waarmerking als EET slechts de mogelijkheid van tenuitvoerlegging in het buitenland betreft van de reeds gegeven beslissing.
3.2 Uit de stukken blijkt dat geïntimeerde op het moment waarop zij is opgeroepen voor de kantonrechter die het verstekvonnis van 17 juni 2008 heeft gewezen, woonplaats had in Nederland. Het verstekvonnis is ook daar op 25 juni 2008 aan haar in persoon betekend.
De latere verhuizing van geïntimeerde naar het buitenland staat niet in de weg aan de waarmerking van dat vonnis als EET.
3.3 Ook voor het overige zijn geen omstandigheden gebleken die grond opleveren voor afwijzing van het verzoek tot waarmerking als EET. Het verzoek zal daarom alsnog worden toegewezen, met vernietiging van de bestreden beslissing. Het hof zal aan deze beschikking hechten het bewijs van waarmerking als Europese executoriale titel als bedoeld in artikel 9 van de EET-Verordening.
3.4 Voor een proceskostenveroordeling ziet het hof geen reden.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beslissing;
wijst, opnieuw rechtdoende, het oorspronkelijke verzoek alsnog toe;
hecht het onder 3.3 bedoelde bewijs aan deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J.J. Los, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 10 april 2012.