ECLI:NL:GHAMS:2012:BW0566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.087.403
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en wijziging pensioenrichtdatum in het kader van de 57,5-jarigenregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] met Achmea Personeel B.V. De centrale vraag was of Achmea in juni 2010 een voorstel tot wijziging van de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst mocht doen, van 1 november 2015 naar 1 juli 2013, en of aanvaarding daarvan door [geïntimeerde] in redelijkheid kon worden gevergd. Het hof oordeelde dat Achmea deze vraag ontkennend moest beantwoorden. Het hof overwoog dat de kantonrechter in eerste aanleg terecht had geoordeeld dat Achmea niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. Achmea had betoogd dat de invoering van de Wet VPL en andere omstandigheden aanleiding gaven voor het voorstel, maar het hof oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de wijziging te rechtvaardigen. Het hof bevestigde dat de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] eindigde op de pensioenrichtdatum van 1 november 2015, zoals eerder overeengekomen. De vorderingen van [geïntimeerde] werden dan ook toegewezen, en Achmea werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.087.403
(zaaknummer rechtbank 708352)
arrest van de derde kamer van 6 maart 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Achmea Personeel B.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
hierna: Achmea,
advocaat: mr. G. van Nes,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. H. Nieuwenhuizen.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
6 oktober 2010 en 19 januari 2011 die de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen [geïntimeerde] als eiseres en Achmea als gedaagde heeft gewezen. Een fotokopie van het laatste vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Achmea heeft bij exploot van 19 april 2011 [geïntimeerde] aangezegd van het vonnis van
19 januari 2011 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Achmea acht grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd en toegelicht, heeft zij bewijs aangeboden en een nieuwe productie in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen door haar deze te ontzeggen, alsmede [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties en het arrest ten aanzien van die kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd. Zij heeft geconcludeerd dat alle grieven verworpen dienen te worden en dat het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd dient te worden, met veroordeling van Achmea (het hof begrijpt:) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.
2.4 Vervolgens zijn de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
3. De grieven
Grief 1
Ten onrechte heeft de kantonrechter zich niet, althans niet gemotiveerd, uitgelaten over het argument dat Achmea naar voren bracht dat ten tijde van het bevestigen aan [geïntimeerde] van de toepasselijkheid van de 57,5-jarigen regeling het Aangepaste Reglement gold op grond waarvan de arbeidsovereenkomst eindigt per 1 juli 2013.
Grief 2
Ten onrechte heeft de kantonrechter zich niet, althans niet gemotiveerd, uitgelaten over het argument dat Achmea naar voren bracht dat voor zover haar stelling omtrent de directe toepasselijkheid van het Aangepaste Reglement niet wordt gevolgd de term “pensioenrichtdatum” uit de brief van 22 juni 2009 dient te worden uitgelegd.
Grief 3
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.8, op en onder de in die rechtsoverweging genoemde gronden en omstandigheden, geoordeeld dat Achmea geen aanleiding kon vinden als goed werkgever tot het doen van een voorstel tot wijziging, dat redelijk is en waarvan acceptatie door [geïntimeerde] gevergd kon worden.
Grief 4
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.8 geoordeeld dat tussen de partijen geen overleg over de wijziging heeft plaatsgevonden.
Grief 5
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.9 geoordeeld dat geen sprake is van zwaarwegende belangen aan de zijde van Achmea op basis waarvan de belangen van [geïntimeerde] bij naleving van de overeenkomst dienen te wijken.
Grief 6
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.10 het betoog van Achmea verworpen dat naleving van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Grief 7
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.11 de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.
Grief 8
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.12 overwogen dat Achmea veroordeeld dient te worden in de proceskosten.
4. De vaststaande feiten
4.1 [geïntimeerde], geboren op [geboortedatum], is op [datum] bij (één van de rechtsvoorgangers van) Achmea in dienst getreden. [geïntimeerde] viel sinds 1 januari 2006 onder het Pensioenreglement Achmea I/Stichting Pensioenfonds Interpolis (SPI) 2006A. In dit reglement is als pensioendatum 65 jaar opgenomen.
4.2 In de periode 2006 – 2008 is bij Achmea, in verband met een fusie, een aantal functies komen te vervallen. Bij brief van 1 september 2008 heeft Achmea aan [geïntimeerde] meegedeeld dat ook haar functie kwam te vervallen. [geïntimeerde] werd daarmee aangemerkt als herplaatsings- kandidaat als bedoeld in het hierna genoemde Sociaal Plan.
4.3 In het op 4 april 2006 in werking getreden Sociaal Plan versie 01.01.2008 is onder meer het volgende bepaald:
“2. Algemene bepalingen
(…)
2.2 Werkingsfeer
Het Sociaal Plan is van toepassing op iedere medewerker die vanaf de datum van inwerkingtreding, als gevolg van een organisatieaanpassing, als herplaatsingskandidaat wordt aangemerkt, of als gevolg van een wijziging van zijn standplaats aanspraak kan maken op de faciliteiten van hoofdstuk 5. (…)
2.3 Werkingsduur
Het Sociaal Plan treedt met terugwerkende kracht in werking op 4 april 2006 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2008. (…)
3. Het herplaatsingsproces
3.1 Informatieverstrekking
De medewerker wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de gevolgen van een organisatieaanpassing en over het moment waarop deze gevolgen voor hem zullen optreden. Deze informatie wordt gegeven in een individueel gesprek met diens leidinggevende en de HR-adviseur. Dit gesprek wordt schriftelijk bevestigd. Per datum van schriftelijke bevestiging wordt de medewerker als herplaatsingskandidaat aangemerkt en in deze schriftelijke bevestiging wordt tevens de eerste dag van de herplaatsingstermijn aangegeven. (…)
7. Herplaatsingskandidaten van 57½ jaar en ouder
Voor de herplaatsingskandidaat die op de datum van informatieverstrekking zoals bedoeld in artikel 3.1 57½ of ouder is, geldt in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 8 (beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever) en artikel 5.5.1 (bovenschaligheid als gevolg van herplaatsing) het navolgende.
7.1 De medewerker die op de datum van informatieverstrekking zoals bedoeld in artikel 3.1 57½ of ouder is en binnen de herplaatsingstermijn niet herplaatst is, heeft de keuze uit de volgende twee mogelijkheden:
a. de arbeidsovereenkomst wordt door de werkgever beëindigd onder toekenning van een ontbindingsvergoeding. Een en ander conform het bepaalde in hoofdstuk 8;
b. de arbeidsovereenkomst wordt gecontinueerd onder de voorwaarden als bepaald in artikel 7.2.
7.2 Voor de medewerker die op grond van artikel 7.1 b er voor kiest om de arbeidsovereenkomst na afloop van de herplaatsingstermijn te continueren, geldt het volgende:
a. na afloop van de herplaatsingsperiode vervalt voor hem de status van herplaatsingskandidaat;
b. (…)
c. (…)
d. de arbeidsovereenkomst eindigt in ieder geval op de pensioenrichtdatum conform de pensioenregeling die op de medewerker van toepassing is;
e. gedurende deze periode ontvangt de medewerker een maandsalaris ter grootte van 75% van het maandsalaris dat hij verdiende op de laatste dag van de herplaatsingsperiode;
f. (…)
g. (…)
h. gedurende deze periode vindt de pensioenopbouw plaats op basis van 100% van het pensioengevend salaris behorend bij de omvang van het dienstverband op de laatste dag van de herplaatsingsperiode;
i. (…).
7.3 De afspraken zoals vastgelegd in dit hoofdstuk zijn gemaakt voor de looptijd van het Sociaal Plan, derhalve tot en met 31 december 2008. Na afloop van deze periode komen de afspraken te vervallen tenzij partijen expliciet anders overeenkomen. (…)”
De looptijd van dit Sociaal Plan is met een maand verlengd tot en met 31 januari 2009.
4.4 Omdat geen andere passende functie voor [geïntimeerde] werd gevonden, heeft zij aan Achmea laten weten, dat zij na het einde van de herplaatsingstermijn, die voor haar inging op 1 september 2008, gebruik wilde maken van de 57½ jarigen regeling conform artikel 7.2 van het Sociaal Plan.
4.5 Bij brief van 22 juni 2009 heeft Achmea aan [geïntimeerde] onder meer het volgende meegedeeld:
“(…) Sinds 1 september 2008 ben je herplaatsingskandidaat. (…)
Einde zoektermijn
Per 1 juni 2009 eindigt voor jou de zoektermijn van 39 weken.
Jouw keuze
Op het moment dat je herplaatsingskandidaat werd, was je 57½ jaar of ouder. (…)
Je hebt aangegeven dat je je arbeidsovereenkomst wilt voortzetten. Deze keuze brengt een aantal veranderingen met zich mee. Hieronder zetten wij de belangrijkste voor je op een rij.
Status herplaatsingskandidaat
Je bent vanaf 1 juni 2009 niet langer herplaatsingskandidaat. Met ingang van deze datum blijf je geplaatst bij het ATC. Je HR adviseur en je ATC adviseur blijven je contactpersonen.
Salaris
We passen je salaris aan naar 75% van het salaris behorend bij je oorspronkelijke arbeidsduur. (…)
Einde arbeidsovereenkomst
Tenzij de arbeidsovereenkomst al op een eerdere datum is geëindigd, beëindigen we de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden op de laatste dag van de maand direct voorafgaand aan de maand waarop je op grond van de pensioenregeling met pensioen gaat (de pensioenrichtdatum). Voor jou betekent dit concreet dat we de arbeidsovereenkomst per 1 november 2015 met wederzijds goedvinden beëindigen.
Pensioenopbouw
Je pensioenopbouw en de eigen bijdrage in de pensioenpremie wijzigen niet als gevolg van deze contractaanpassing. (…)
Overige arbeidsvoorwaarden
Bij deze brief ontvang je de ‘toelichting arbeidsvoorwaarden 57 ½ regeling’. Hier lees je welke invloed de 57½ -regeling heeft op je arbeidsvoorwaarden.
Ondertekenen en terugsturen
Wil je één exemplaar van de brief voor akkoord ondertekenen en terugsturen? Een antwoordenvelop is bijgevoegd. (…)”
4.6 In het bij de brief van 22 juni 2009 meegestuurde “Reglement arbeidsvoorwaarden bij toepassing artikel 7.2 Sociaal Plan “57½ regeling”” is met betrekking tot het einde van de arbeidsovereenkomst het volgende bepaald:
“Einde van de arbeidsovereenkomst
In het Sociaal Plan is bepaald dat de arbeidsovereenkomst eindigt op de pensioenrichtdatum. Dit betekent dat we de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigen op de laatste dag direct voorafgaand aan de maand waarop je op grond van de op jou van toepassing zijnde pensioenregeling regulier met pensioen gaat (de pensioenrichtdatum).”
4.7 De brief van 22 juni 2009, die namens Achmea was ondertekend, is ook door [geïntimeerde] ondertekend en aan Achmea geretourneerd.
4.8 Op 7 november 2008 zijn Achmea en de vakorganisaties overeengekomen om het onder 4.6 genoemde reglement aan te passen. Op 10 december 2008 hebben zij overeenstemming bereikt over een nieuwe tekst.
4.9 In het aldus aangepaste reglement is met betrekking tot het einde van de arbeidsovereenkomst het volgende bepaald:
“Einde van de arbeidsovereenkomst
In het Sociaal Plan is bepaald dat de arbeidsovereenkomst eindigt op de pensioenrichtdatum. Dit betekent dat we de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigen op de dag direct voorafgaand aan de pensioenrichtdatum. De pensioenrichtdatum is afhankelijk van de pensioenregeling die voor jou van toepassing is.
Als je bent geboren voor 1 januari 1950 en sinds 31 december 2005 onafgebroken in dienst bent bij Achmea of een van haar rechtsvoorgangers, dan val je onder pensioenreglement Achmea II of pensioenreglement SPI 2006B. De pensioenrichtdatum volgens deze reglementen ligt uiterlijk op de eerste van de maand waarin je 62 wordt. Voor sommige medewerkers ligt deze datum eerder, afhankelijk van de vraag of er voor jou bijzondere overgangsmaatregelen van toepassing zijn.
Als je bent geboren op of na 1 januari 1950 en sinds 31 december 2005 onafgebroken in dienst bent bij Achmea of een van haar rechtsvoorgangers, dan val je onder pensioenreglement Achmea I. Volgens dit pensioenreglement is de pensioenrichtleeftijd
65 jaar. Je hebt daarnaast recht op een aantal bijzondere overgangsregelingen en pensioenaanspraken, waardoor je over de middelen beschikt om eerder te stoppen met werken. Bij de vaststelling van je pensioenrichtleeftijd in het kader van deze 57,5 jarigen regeling houden we hiermee rekening. De pensioenrichtleeftijd ligt daardoor voor de meesten van deze medewerkers tussen 62 en 63 jaar. De exacte datum is afhankelijk van de bijzondere overgangsregelingen en zal per medewerker schriftelijk worden vastgesteld.
Als je op of na 1 januari 2006 in dienst bent gekomen val je onder pensioenreglement Achmea I. Je hebt geen bijzondere overgangsmaatregelen ontvangen van Achmea. Indien dit het geval is is je pensioenrichtleeftijd 65 jaar.”
4.10 Op 30 januari 2009 zijn Achmea en de vakbonden met ingang van 1 februari 2009 een gewijzigd Sociaal Plan overeengekomen. Volgens artikel 2.2 is dit Sociaal Plan van toepassing op:
“iedere medewerker die vanaf de datum van inwerkingtreding, als gevolg van een organisatieaanpassing, als herplaatsingskandidaat wordt aangemerkt, of als gevolg van een wijziging van zijn standplaats aanspraak kan maken op de faciliteiten van hoofdstuk 5.
Het Sociaal Plan treedt op datum van inwerkingtreding, zijnde 1 februari 2009, in de plaats van het Sociaal Plan Van Werk naar Werk waarvan de looptijd afliep op 31 december 2008 en waarvan de looptijd is verlengd tot en met 31 januari 2009. (…)”
4.11 Bij brief van 10 juni 2010 heeft Achmea aan [geïntimeerde] het volgende meegedeeld:
“Je hebt als herplaatsingskandidaat op 22 juni 2009 een brief ontvangen over je deelname aan de 57,5-jarigenregeling uit het sociaal plan Achmea 2006-2008. In die brief is helaas een vervelende fout geslopen. Over de correctie die we voornemens zijn toe te passen informeer ik je in deze brief.
We hebben je gemeld dat je gebruik kon maken van de 57,5-jarigenregeling tot de eerste van de maand waarin je 65 jaar wordt. Dat is onjuist. De regeling loopt voor jou tot 01 juli 2013. Op deze datum eindigt de arbeidsovereenkomst. We geven je hier graag een toelichting op.
De condities van de 57,5-jarigenregeling zijn uitgewerkt in een reglement dat onderdeel uitmaakt van het sociaal plan. Dit reglement is net als het sociaal plan overeengekomen met de vakorganisaties. Door een vervelende samenloop van omstandigheden is een tijd lang een versie van het reglement gebruikt die niet bedoeld was door Achmea en vakorganisaties. Daarop hebben Achmea en de vakorganisaties het reglement aangepast conform hun bedoelingen. In bijlage tref je de juiste versie aan, zoals die met de vakorganisaties is overeengekomen.
In deze juiste versie is vastgelegd dat de 57,5-jarigenregeling eindigt op een datum die ligt vóór de leeftijd van 65 jaar. De precieze einddatum wordt per medewerker apart berekend en schriftelijk vastgelegd. De pensioenaanspraken en overgangsregelingen die je hebt ontvangen, worden in deze berekening meegenomen. In de bijlage vind je de berekening die voor jou leidt tot de nieuwe einddatum van 01 juli 2013. Je ontvangt tevens een toelichting op deze berekening.
(…)”
4.12 Ter gelegenheid van de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen heeft [geïntimeerde] onbestreden verklaard dat de HR manager mevrouw [X] tegen haar heeft gezegd dat zij tot haar 65ste jaar in dienst zou blijven en zou worden betaald.
5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
5.2 Naar het oordeel van het hof laat de brief van 22 juni 2009 geen andere uitleg toe dan dat Achmea daarbij aan [geïntimeerde], die met ingang van 1 september 2008 herplaatsingskandidaat was ingevolge het op 4 april 2006 in werking getreden Sociaal Plan, het aanbod heeft gedaan om de arbeidsovereenkomst per 1 november 2015, de pensioendatum van [geïntimeerde] ingevolge het toen op haar toepasselijke pensioenreglement, met wederzijds goedvinden te beëindigen. Vast staat dat [geïntimeerde] dit aanbod heeft aanvaard.
5.3 De inhoud van het aangepaste reglement van december 2008 leidt - ook in samenhang met het door Achmea als productie 1 in hoger beroep overgelegde hoofdstuk 9.5 van de geldende Achmea CAO - niet tot een ander oordeel. Ook in dat aangepaste reglement wordt ervan uitgegaan dat de pensioenrichtleeftijd van [geïntimeerde] volgens het op haar toepasselijke pensioenreglement 65 jaar is. Verder is in dat aangepaste reglement weliswaar vermeld dat bij de vaststelling van de pensioenrichtleeftijd in het kader van de 57,5 jarigenregeling rekening wordt gehouden met een aantal bijzondere overgangsregelingen en pensioenaanspraken, waardoor er middelen zijn om eerder te stoppen met werken en de pensioenrichtleeftijd voor de meesten tussen de 62 en 63 jaar zal liggen, en dat de exacte datum afhankelijk is van de bijzondere overgangsregelingen en per medewerker schriftelijk zal worden vastgesteld, maar vervolgens heeft Achmea bij brief van 22 juni 2009 aan [geïntimeerde] aangeboden om de arbeidsovereenkomst per 1 november 2015 te beëindigen. Het hof neemt bovendien in aanmerking dat geen sprake is van een verplichting om eerder dan op 65-jarige leeftijd te stoppen met werken, maar van een mogelijkheid.
5.4 Bij de uitleg van een Sociaal Plan komt het in beginsel aan op de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst. Anders dan Achmea heeft aangevoerd, komt het daarbij niet aan op de bedoelingen van de partijen bij het Sociaal Plan, voor zover deze niet kenbaar zijn uit de bepalingen en een eventuele toelichting, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin het Sociaal Plan en een eventuele toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in het Sociaal Plan gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Anders dan Achmea heeft betoogd, kan bij de uitleg van het op [geïntimeerde] toepasselijke Sociaal Plan van 4 april 2006 niet worden aangeknoopt bij het Sociaal Plan van 2009, omdat dit laatste Sociaal Plan niet van toepassing is op [geïntimeerde], maar alleen op medewerkers die vanaf de datum van inwerkingtreding van dat Sociaal Plan (1 februari 2009) als herplaatsingskandidaat zijn of worden aangemerkt.
5.5 Voor zover Achmea met haar grieven heeft bedoeld ook bezwaar te maken tegen het oordeel van de kantonrechter dat een eventueel wilsgebrek aan de zijde van Achmea niet aan [geïntimeerde] kan worden tegengeworpen, verwerpt het hof dat bezwaar. Het hof verwijst daartoe naar hetgeen de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 3.3 tot en met 3.5 heeft overwogen en neemt dat over en maakt het tot het zijne.
5.6 Zoals de kantonrechter terecht onbestreden heeft overwogen, is uitgangspunt dat overeenkomsten dienen te worden nagekomen. De vraag, die thans echter ter beantwoording voorligt, is of Achmea in de gegeven omstandigheden in juni 2010 een voorstel tot wijziging van de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] - 1 juli 2013 in plaats van 1 november 2015 - mocht doen en of aanvaarding daarvan door [geïntimeerde] in redelijkheid kon worden gevergd. Volgens Achmea heeft zij aanleiding kunnen vinden tot het doen van dat voorstel in de volgende, volgens haar, gewijzigde omstandigheden: de invoering van de Wet van 24 februari 2005, Stb. 2005, 115 (Wet aanpassing fiscale behandeling Vut/prepensioen en introductie levensloopregeling, kortweg “VPL”) en de implementatie daarvan in de pensioenreglementen van Achmea, de getroffen VPL voorzieningen en ten slotte de constatering eind 2008 dat de verschoven pensioendatum in het pensioenreglement niet één op één is doorvertaald naar de gehanteerde pensioendatum ten behoeve van de 57,5-jarigenregeling in het Sociaal Plan.
5.7 Beoordeeld dient te worden, of sprake is van gewijzigde omstandigheden en zo ja, of Achmea daarin als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, en of het door haar gedane voorstel redelijk is. In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen, waaronder de aard van de gewijzigde omstandigheden die tot het voorstel aanleiding hebben gegeven en de aard en ingrijpendheid van het gedane voorstel, alsmede - naast het belang van de werkgever en de door hem gedreven onderneming - de positie van de betrokken werknemer aan wie het voorstel wordt gedaan en diens belang bij het ongewijzigd blijven van de arbeidsvoorwaarden. Nu de werknemer op deze wijze beschermd wordt tegen onredelijke voorstellen van de werkgever, en nu vervolgens nog dient te worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden, is het belang van de werknemer bij een ondanks de veranderde omstandigheden ongewijzigd voortduren van de arbeidsvoorwaarden voldoende gewaarborgd.
5.8 De Wet VPL is op 1 januari 2005 in werking getreden. De hiervoor bedoelde implementatie en het treffen van VPL voorzieningen, waarover de medewerkers volgens Achmea in mei 2006 zijn geïnformeerd, hebben plaatsgevonden in 2006. Ook de pensioenreglementen zijn in 2006 gewijzigd. De werknemers zijn hierover onder meer op
3 mei 2006 geïnformeerd. Aannemelijk is voorts, dat, anders dan Achmea heeft betoogd, het op [geïntimeerde], die met ingang van 1 september 2008 is aangemerkt als herplaatsingskandidaat, toepasselijke Sociaal Plan niet op 4 april 2006, maar later is vastgesteld. In dat Sociaal Plan is immers bepaald dat het met terugwerkende kracht in werking treedt. Het hof acht verder aannemelijk dat, zoals [geïntimeerde] in eerste aanleg onbestreden heeft betoogd, dat Sociaal Plan dateert van 1 januari 2008. Bij dat oordeel betrekt het hof ook het feit dat in artikel 5 (“Vergoedingen bij interne herplaatsing of geografische verplaatsing van functie”) van het door [geïntimeerde] en Achmea als productie overgelegde Sociaal Plan onderscheid wordt gemaakt tussen vergoeding van extra reiskosten tot 1 januari 2008 en vergoeding van reiskosten vanaf 1 januari 2008. Ten slotte dient nog te worden vermeld dat Achmea - ondanks de volgens haar gewijzigde omstandigheden en de constatering eind 2008 dat de verschoven pensioendatum in het pensioenreglement niet één op één is doorvertaald naar de gehanteerde pensioenrichtdatum ten behoeve van de 57,5-jarigenregeling in het Sociaal Plan - aan [geïntimeerde] de brief van 22 juni 2009 met het daarin vervatte aanbod heeft gestuurd.
5.9 Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van gewijzigde omstandigheden, waarin Achmea in juni 2010 aanleiding heeft kunnen vinden het in rechtsoverweging 5.6 genoemde voorstel tot wijziging van de in juni 2009 overeengekomen datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] te doen. Het hof komt daarom niet toe aan beoordeling van de vraag, of al dan niet overleg heeft plaatsgevonden tussen Achmea en [geïntimeerde] over het voorstel tot wijziging van Achmea.
5.10 Ook het beroep van Achmea op artikel 2.3 van het Sociaal Plan - waarin is bepaald dat, indien gedurende de looptijd van het Sociaal Plan wetswijzigingen voor Achmea en/of medewerkers nadelige financiële gevolgen met zich meebrengen ten opzichte van de afspraken in dit Sociaal Plan, de partijen in overleg treden ter zake van gewenste wijzigingen in dit Sociaal Plan - gaat niet op. Nog afgezien van het feit dat de Wet VPL in werking is getreden vóór de inwerkingtreding van het Sociaal Plan, is, zoals [geïntimeerde] terecht heeft aangevoerd, het op haar toepasselijke Sociaal Plan niet tussentijds gewijzigd.
5.11 Achmea heeft voorts betoogd dat er zwaarwegende belangen zijn, die zich verzetten tegen naleving van de overeenkomst, alsmede dat naleving van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Achmea heeft daaraan een financieel belang (het voorkomen van dubbele financiering), alsmede een belang van gelijkheid en gelijke behandeling van haar personeel ten grondslag gelegd.
5.12 Naar het oordeel van het hof gaat het beroep van Achmea op een financieel belang niet op. [geïntimeerde] heeft er immers niet voor gekozen op 62-jarige of 63-jarige leeftijd met pensioen te gaan en aldus een beroep op de VPL voorzieningen te doen, maar heeft er door aanvaarding van het desbetreffende aanbod van Achmea - en zoals ook voortvloeide uit het op haar toepasselijke Sociaal Plan - voor gekozen de arbeidsovereenkomst met Achmea voort te zetten tot haar reguliere pensioenleeftijd, 65 jaar, tegen inlevering van 25% salaris.
5.13 Ook het beroep van Achmea op gelijkheid en gelijke behandeling van haar personeel gaat niet op. Ten aanzien van de medewerkers, die geboren zijn vóór 1950, geldt dat op hen een ander pensioenreglement dan dat van [geïntimeerde] van toepassing was. Bij de invoering van de Wet VPL is hun pensioenleeftijd niet gewijzigd. Hun arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd. Anders dan de medewerkers, die ervoor hebben gekozen op 62-jarige of 63-jarige leeftijd met pensioen te gaan en gebruik maken van de VPL voorzieningen, heeft [geïntimeerde], zoals onder 5.12 is overwogen, die keuze niet gemaakt.
Ten slotte gaat ook de vergelijking met de medewerkers, die vallen onder het Sociaal Plan 2009 en de daarin vastgelegde 57,5-jarigenregeling en onder het in december 2008 aangepaste reglement, niet op. Op [geïntimeerde] is immers het op 4 april 2006 in werking getreden Sociaal Plan van toepassing, alsmede het in rechtsoverweging 4.6 vermelde reglement.
5.14 Achmea heeft weliswaar betoogd dat aanvaarding van haar voorstel voor [geïntimeerde] nauwelijks een wijziging van haar inkomen tot haar pensioen meebrengt, maar geen bezwaar gemaakt tegen de overweging van de kantonrechter dat aanvaarding van dat voorstel pensioenschade voor [geïntimeerde] meebrengt. Integendeel, Achmea heeft bij punt 60 van haar memorie van grieven erkend dat aanvaarding van haar voorstel voor [geïntimeerde] leidt tot een lager pensioenbedrag. Daarmee is gegeven dat [geïntimeerde] in ieder geval in zoverre belang heeft bij ongewijzigde instandhouding van de in 2009 gesloten overeenkomst.
5.15 Het voorgaande betekent dat kantonrechter de vorderingen van [geïntimeerde] terecht heeft toegewezen en dat Achmea terecht in de proceskosten in eerste aanleg is veroordeeld.
6. De slotsom
6.1 De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
6.2 Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof Achmea in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op
€ 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 284,- ter zake van griffierecht.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 19 januari 2011;
veroordeelt Achmea in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op
€ 284,- voor griffierecht;
verklaart dit arrest, voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2012.