ECLI:NL:GHAMS:2012:BV8225

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.092.830-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen en zorg- en opvoedingstaken in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 3 januari 2012, gaat het om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 2] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders, de man en de vrouw. De man, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt om de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij hem te bepalen, terwijl de vrouw verzoekt om de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarin is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de kinderen voornamelijk bij de vrouw verblijven, ondanks dat [kind 2] feitelijk vaak bij de man is, wat leidt tot praktische problemen voor de man die ook een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding aan de vrouw betaalt.

Tijdens de zitting is gebleken dat er tussen de ouders geen goede communicatie is, wat de situatie voor de kinderen bemoeilijkt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de eerdere beschikking te bekrachtigen, omdat het in het belang van de kinderen is dat zij niet in een loyaliteitsconflict komen. Het hof heeft overwogen dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de huidige situatie, waarin de man zijn verzoek baseert op praktische en financiële overwegingen, niet in het belang van [kind 2] is. Het hof concludeert dat het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij hem te bepalen, niet leidt tot een verbetering van de situatie voor de kinderen.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de vrouw blijft. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen en de noodzaak voor de ouders om beter te communiceren over de zorg- en opvoedingstaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 3 januari 2012 in de zaak met zaaknummer 200.092.830/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. J.M. Wigman te ’s-Gravenhage,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. G.M. Groenhuijzen te Den Burg.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 23 augustus 2011 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 25 mei 2011 van de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 122941 / FA RK 10-835.
1.3. De vrouw heeft op 28 oktober 2011 een verweerschrift ingediend.
1.4. De man heeft op 7 november 2011 nadere stukken ingediend.
1.5. Bij het hof zijn voorts binnengekomen een brief van de vrouw van 27 september 2011 en brieven van de man van 28 september 2011 respectievelijk 30 september 2011, de laatste met een bijlage.
1.6. De zaak is op 16 november 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.7. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw D. van Dijk, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de Raad).
1.8. De na te noemen minderjarige [kind 2] is voorafgaand aan de zitting afzonderlijk door de voorzitter gehoord.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben tot […] september 2009 een relatie gehad. Uit hun relatie zijn geboren [kind 1] [in] 1997 en [kind 2] [in] 1998 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. [kind 1] verblijft bij de vrouw.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is, overeenkomstig het verzoek van de vrouw, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben. Het verzoek van de man te bepalen dat [kind 2] zijn hoofdverblijfplaats bij hem zal hebben, is afgewezen. Voorts is ten aanzien van [kind 2] een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, inhoudende dat hij bij de man verblijft op alle dagen dat de man op [a] is.
Tenslotte is bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen telkens – voor zover het de nog niet vervallen termijnen betreft – bij vooruitbetaling zal betalen een bedrag van € 587,50 per kind per maand, met ingang van 16 september 2010.
3.2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de hoofdverblijfplaats van [kind 2] en de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- te bepalen dat [kind 2] per direct zijn hoofdverblijfplaats bij de man zal hebben;
- indien de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de man wordt bepaald, te bepalen dat de verplichting van de man tot het leveren van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van [kind 2], per datum van onderhavige beschikking wordt beëindigd althans op nihil wordt gesteld.
3.3. De vrouw verzoekt het door de man in hoger beroep verzochte af te wijzen en, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan de orde is allereerst het verzoek van de man de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij hem te bepalen. Nu partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over [kind 2], zal het hof ingevolge artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek bij de vaststelling van de gewone verblijfplaats een zodanige beslissing nemen als hem in het belang van [kind 2] wenselijk voorkomt, waarbij ook rekening dient te worden gehouden met het belang van [kind 1]. Bij de te maken belangenafweging kunnen ook andere belangen een rol spelen, maar de belangen van [kind 2] en [kind 1] vormen daarbij een eerste overweging.
4.2. De man stelt dat [kind 2] overeenkomstig de bestreden beschikking bij hem verblijft op de dagen dat hij op [a] is. [kind 2] verblijft daardoor feitelijk het merendeel van de tijd bij hem. Dit brengt praktische problemen mee, nu de man zich geconfronteerd ziet met dagelijkse kosten voor [kind 2], terwijl hij ook een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] aan de vrouw betaalt. Gelet op het voorgaande dient de feitelijke situatie in overeenstemming te worden gebracht met de juridische situatie, aldus de man.
4.3. De vrouw is van mening dat het niet in het belang van [kind 2] is om zijn hoofdverblijfplaats bij de man te hebben. Tussen partijen vindt geen overleg plaats over de kinderen en voor zover er gecommuniceerd wordt, gebeurt dat via de kinderen. De kinderen hebben een goede onderlinge band. Door vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de man raken de kinderen van elkaar verwijderd, aldus de vrouw.
4.4. De Raad heeft ter terechtzitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.5. Het hof is van oordeel dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [kind 2], gelet op de bij de bestreden beschikking vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, het merendeel van de tijd bij hem verblijft. Daarbij gaat het hof uit van de tijd dat [kind 2] daadwerkelijk verzorging behoeft, derhalve buiten schooltijd. De vraag is of dat aanleiding geeft om de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de man vast te stellen.
4.6. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat tussen partijen in het geheel geen communicatie plaatsvindt. Ook het afstemmen van afspraken in een gezamenlijke elektronische agenda is niet mogelijk gebleken. Partijen hebben daardoor geen inzicht in elkaars agenda en kunnen geen behoorlijke afspraken maken omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Afspraken over de kinderen en bij wie zij verblijven worden direct met hen zelf gemaakt. De communicatie verloopt dus (vrijwel) uitsluitend via de kinderen.
Partijen hebben ter terechtzitting in hoger beroep beaamd dat het van belang is de kinderen niet in onderhavige procedure te betrekken. Gebleken is echter dat de kinderen van het huidige geschil wel degelijk op de hoogte zijn en dat zij lijden onder het gebrek aan communicatie tussen partijen. De kans bestaat dat de kinderen in een loyaliteitsconflict terecht komen, zoals de Raad ter terechtzitting in hoger beroep heeft opgemerkt.
Partijen zijn het erover eens dat vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de man geen gevolgen zal hebben voor de thans geldende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. In zoverre komt een wijziging van het hoofdverblijf van [kind 2] dus niet in strijd met zijn belang. Vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de man zal evenwel het probleem dat partijen niet in staat zijn als ouders in het belang van de kinderen met elkaar te communiceren en samen te werken, niet oplossen of verminderen. De huidige situatie van de kinderen zal daardoor dus evenmin verbeteren.
4.7. Gebleken is dat het verzoek van de man in hoofdzaak is gegrond op praktische overwegingen, zoals het betalen van diverse kosten voor [kind 2] wanneer deze bij de man verblijft. De man is van mening dat die kosten ook op dat moment door de vrouw betaald behoren te worden. Dat leidt ertoe dat [kind 2] zich telkens tot de vrouw moet wenden als het gaat om kosten van enige betekenis die ten behoeve van hem tijdens het verblijf bij de man worden gemaakt. [kind 2] heeft tijdens zijn verhoor aangegeven dat erg onpraktisch te vinden.
Daaruit volgt dat de verzochte wijziging van de hoofdverblijfplaats niet zozeer door [kind 2]s belang als wel door het financiële belang van de man is ingegeven. Dat laatste belang heeft echter in het onderhavige geval niet de doorslag te geven. De financiële situatie van partijen verschilt aanzienlijk. Gezien het gebrek aan overleg en samenwerking tussen de ouders bestaat er daarom een groot risico dat vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de man en nihilstelling van de onderhoudsbijdrage ten behoeve van hem, zal leiden tot een aanmerkelijk verschil in welstand tussen de kinderen. Het behoeft geen betoog dat dit niet in hun belang is. Dat de man voorts niet bereid is om kosten ten behoeve van [kind 2] voor te schieten in de periode dat deze bij hem verblijft, is een eigen keuze van de man die voor zijn rekening dient te blijven, zeker nu ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de vrouw bereid is dergelijke kosten aan de man terug te betalen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat toewijzing van het verzoek van de man in de gegeven omstandigheden niet leidt tot een beslissing die in het belang van [kind 2] wenselijk is. Het hof zal derhalve de bestreden beschikking op het punt van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bekrachtigen.
4.8. Het verzoek van de man met betrekking tot de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] is gedaan onder de voorwaarde dat de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij hem wordt bepaald. Nu deze voorwaarde niet in vervulling is gegaan, behoeft dit verzoek geen bespreking.
4.9. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. van Haeringen, A.V.T. de Bie en M.J.J. de Bontridder in tegenwoordigheid van mr. J.J. Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2012.