ECLI:NL:GHAMS:2012:BV8208
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toegang tot gefinancierde rechtshulp en bewijsopdracht bij dwaling
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep dat volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Tang, had een vordering ingediend tegen de geïntimeerde, die werd bijgestaan door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. De kern van het geschil betrof de vraag of de geïntimeerde in september 2009 recht had op gefinancierde rechtshulp, gezien haar inkomen in dat jaar. Het hof had eerder op 8 november 2011 een tussenarrest gewezen en verwees naar dat arrest voor het eerdere verloop van het geding.
Het hof oordeelde dat de geïntimeerde, op basis van haar fiscaal inkomen in 2007, in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtshulp. De appellant had betwist dat de geïntimeerde recht had op deze hulp, maar het hof concludeerde dat de geïntimeerde in september 2009 aanspraak kon maken op gefinancierde rechtshulp, ongeacht de latere aanslag inkomstenbelasting die pas na die datum was opgelegd. Het hof stelde vast dat de geïntimeerde in 2007 een fiscaal inkomen had dat onder de grens voor alleenstaanden lag, wat haar recht op een toevoeging bevestigde.
Daarnaast werd de appellant opgedragen bewijs te leveren dat hij de geïntimeerde had meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtshulp. Het hof benoemde mr. R.J.M. Smit als raadsheer-commissaris om getuigen te horen over deze kwestie. De beslissing over verdere stappen in de procedure werd aangehouden, en partijen werden verzocht om eventuele verhinderingen tijdig te melden. Het arrest werd openbaar uitgesproken op 17 januari 2012.