ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6930
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G. van der Meer
- M. J. de Vries
- P. J. van der Linden
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep na wijziging tenlastelegging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische kamer van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie na een wijziging van de tenlastelegging. De rechtbank had het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard wegens verjaring van de tenlastegelegde feiten, nadat het OM toestemming had gekregen om het woord 'opzettelijk' toe te voegen aan de tenlastelegging. Het hof oordeelt dat de rechtbank niet bevoegd was om de ontvankelijkheid van het OM te beoordelen, aangezien de wijziging van de tenlastelegging eerder was toegestaan. Het hof verwijst naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, die bevestigt dat de wijziging van de tenlastelegging correct was en dat de feiten niet als verjaard kunnen worden beschouwd.
De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanbieden van gevaarlijke stoffen, waaronder vuurwerk, in strijd met de voorschriften van het ADR. De feiten vonden plaats tussen 20 juni 2002 en 27 juni 2002 in Badhoevedorp. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De raadsman voerde aan dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar het hof oordeelde dat deze overschrijding niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof houdt echter rekening met de termijnoverschrijding bij de strafoplegging.
Het hof concludeert dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.