GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 21 februari 2012 in de zaak van:
wonende te [plaats],
APPELLANT,
1.MR.[naam]
notaris te [plaats],
2. MR. [naam],
kandiaat-notaris te [plaats]
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. F.W. Udo, advocaat te Maastricht.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een per faxbericht op 11 februari 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Maastricht, hierna de kamer, van 27 december 2011, verzonden 24 januari 2011, waarbij de kamer klager in zijn klachten tegen mr. [naam] en tegen geïntimeerde sub 2, verder de kandidaat-notaris, in haar hoedanigheid van gemachtigde van de executeur niet ontvankelijk heeft verklaard, zijn klacht tegen de kandidaat-notaris in haar hoedanigheid van kandiaat-notaris ongegrond heeft verklaard en zijn klacht tegen geïntimeerde sub 1, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Op 16 maart 2011 is van de zijde van klager een aanvulling op zijn beroepsschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 26 april 2011 is van de zijde van de notaris en de kandidaat-notaris een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Op 10 oktober 2011 is van de zijde van klager nog een brief met bijlagen ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2011. Klager, de notaris, de kandidaat-notaris en hun gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notaris en de kandidaat-notaris aan de hand van een pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben de juistheid van de door de kamer vastgestelde feiten niet betwist, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager heeft in zijn klaagschrift tien klachtonderdelen opgesomd, die zijn gericht tegen de notaris, de kandidaat-notaris en de oud-notaris mr. [naam]. De onderdelen van de klacht tegen de oud-notaris zijn in hoger beroep niet langer aan de orde, omdat het hoger beroep daarop niet ziet.
4.2. Klager verwijt de notaris en de kandiaat-notaris dat zij, nadat hij had gevraagd om ontbrekende afschriften van de rekening van erflaatster bij de ABN AMRO Bank, hebben verhinderd dat de bank die informatie zou verschaffen, en aldus de informatie hebben geblokkeerd waarop klager op grond van artikel 1:445 BW en artikel 4:148 BW recht heeft.
4.3. Voorts wordt de notaris en de kandidaat-notaris verweten dat zij zich partijdig hebben opgesteld door [Z], zus van klager, en de, bewindvoerend gerechtsdeurwaarder, in bescherming te nemen terzake van hun onrechtmatige handel in effecten in de periode van 2000 tot 2009. Klager houdt [Z] en [de bewindvoerder] aansprakelijk voor een vermogensschade van erflaatster, en daarmee van de nalatenschap, van minstens € 135.000,= (exclusief rente).
4.4. Ook verwijt klager de notaris en de kandidaat-notaris dat zij weigeren akten te verlijden. Op 4 mei 2010 heeft klager hun tevergeefs per e-mail verzocht een proces-verbaal op te maken ter vastlegging van hun waarnemingen en de informatie op kantoor over de vermogensverliezen van erflaatster. Daarnaast hebben zij zeven maanden lang geweigerd een verklaring van erfrecht af te geven.
4.5. Bovendien wordt de notaris en de kandidaat-notaris verweten dat zij weigeren klager wettelijk te vertegenwoordigen. Door te weigeren om namens klager een klacht tegen de bewindvoerder in te dienen handelen zij in strijd met artikel 4:145 BW.
4.6. Tevens verwijt klager de notaris en de kandidaat-notaris dat zij weigeren aansprakelijkheid te erkennen voor de op 4 maart 2009 geleden vermogensschade van € 11.627. De notaris en de kandidaat-notaris zijn nalatig geweest doordat zij niet voortvarend hebben gehandeld bij de verkoop van de effecten van erflaatster, maar die verkoop onnodig hebben vertraagd.
4.7. Ook wordt de notaris en de kandidaat-notaris verweten dat zij in strijd met artikel 4:183 BW weigeren goederen die aan de nalatenschap zijn onttrokken, op te vorderen.
4.8. Buitendien verwijt klager de notaris en de kandidaat-notaris dat zij weigeren de schulden tussen klager en erflaatster te vereffenen. De schuldovereenkomst met erflaatster vermeldt dat de schulden die over en weer bestaan bij overlijden - in casu 26 januari 2009 - dienen te worden afgelost. De notaris en de kandidaat-notarissen vorderen ten onrechte rente van klager.
4.9. Klager verwijt de notaris en de kandiaat-notaris dat zij hebben geweigerd bijtijds € 82.584 aan de legatarissen te betalen.
4.10. De notaris en de kandidaat-notaris wordt verweten dat zij als wettelijk vertegenwoordigers van klager ten onrechte hun goedkeuring hebben verleend aan de eindafrekening (voor het jaar 2008) van de bewindvoerder. Zij hebben die goedkeuring vervolgens ten onrechte ingediend bij het bewindsbureau van de rechtbank Maastricht, nadat klager als erfgenaam bij e-mail van 14 mei 2009 uitdrukkelijk goedkeuring had geweigerd.
4.11. Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij op 27 juli 2010 een declaratie voor haar werkzaamheden heeft verstuurd ten bedrage van € 16.838 zonder daarbij een specificatie te verschaffen van de verrichte werkzaamheden en de gehanteerde tarieven.
4.12. Ten slotte verzoekt klager het hof te beslissen dat:
1. de notaris of zijn collega op zijn kantoor alsnog de verlangde akte opmaakt over
waarnemingen in zijn dossier inzake ontbrekende bankstukken van erflaatster;
2. de notaris de ontbrekende stukken opvraagt bij de ABN AMRO Bank te Maastricht, conform de brief van zijn kandidaat-notaris d.d. 28 april 2010 aan de ABN AMRO Bank te Maastricht;
3. de notaris aansprakelijk is voor de bij de effectenverkoop op 3 maart 2009
geleden schade van € 11.627, althans voor de schade vanaf 4 februari 2009 tot 3 maart 2009;
4. het billijk en redelijk is dat klager de aflossing van zijn lening van € 122.768 aan erflaatster opschort totdat de notaris het erfdeel van zijn vader uitbetaalt, althans dat de notaris deze vorderingen verrekent op de vervaldag van 26 januari 2009;
5. de notaris de procedures over de effectenhandel en –schade van erflaatster als P.M. op de boedelbeschrijving vermeldt, totdat een uitspraak van een rechter hierover uitsluitsel geeft;
6. de notaris de geldschenking van de oud-bewindvoerder van € 8700,- in 2003 aan de twee zusters en de aan bewind onderworpen juwelencollectie als P.M. op de boedelbeschrijving vermeldt, totdat een uitspraak van een rechter hierover uitsluitsel geeft;
7. de door de kandidaat-notaris aan de erfgenamen voorgelegde rekening en verantwoording van de oud-bewindvoerder niet voldoet aan de aan dat document te stellen eisen;
8. de goedkeuring van de rekening en verantwoording van de oud-bewindvoerder nietig is;
9. het verzuim van de notaris om tijdige en duidelijke informatie te geven over de financiële consequenties van zijn inschakeling in strijd is met de Verordening van de KNB;
10. een uurtarief van € 180 voor niet-juridische werkzaamheden onredelijk hoog is;
11. de notaris aan klager afschriften overlegt van alle e-mails en brieven met ABN AMRO Bank, de executeur en de oud-bewindvoerder;
12. de notaris wordt veroordeeld in de kosten met betrekking tot de klacht en het hoger beroep.
5. Het standpunt van de notaris en de kandidaat-notaris
De notaris en de kandidaat-notaris hebben hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling van de klacht aan de orde komt.
6.1. Het hof stelt het volgende voorop. De oud-notaris heeft op 30 januari 2009 als executeur een algehele volmacht verleend aan het kantoor van de notaris en de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft die volmacht aanvaard in haar hoedanigheid van kandidaat-notaris, zoals blijkt uit het feit dat zij het briefpapier van het notariskantoor gebruikt en haar brieven ondertekent met “kandidaat-notaris”. Dientengevolge is zij ook voor wat betreft haar handelen als gevolmachtigde van de executeur aan het tuchtrecht onderworpen.
6.2. Het eerste klachtonderdeel is ten aanzien van de notaris ongegrond, omdat de notaris met deze kwestie geen bemoeienis heeft gehad. Ook ten aanzien van de kandidaat-notaris acht het hof dit klachtonderdeel ongegrond. De kandidaat-notaris heeft de juiste weg bewandeld door het verzoek door te leiden naar de executeur. De executeur heeft, zoals blijkt uit zijn brief van 18 mei 2010, klager medegedeeld dat hij zich niet bevoegd achtte de stukken inzake de rekening en verantwoording van een gevolmachtigde van een overledene op te vragen bij de bank. Als gevolmachtigde van de executeur stond het de kandidaat-notaris vervolgens niet vrij zich die bevoegdheid aan te meten.
6.3. Het tweede klachtonderdeel is eveneens ongegrond omdat noch de notaris noch de kandidaat-notaris betrokkenheid heeft gehad bij het handelen van de bewindvoerder. Zij kunnen daarop dus niet worden aangesproken. Evenmin is gebleken dat zij de bewindvoerder ten koste van klager in bescherming hebben genomen. Het enkele feit dat de kandidaat-notaris zich niet heeft gedistantieerd van mededelingen van de executeur daarover kan evenmin tot die conclusie leiden.
6.4. Het derde klachtonderdeel betreffende de weigering een akte van proces-verbaal op te maken en een verklaring van erfrecht af te geven, is eveneens ongegrond, zowel ten aanzien van de notaris als ten aanzien van de kandidaat-notaris.
6.4.1. De kandidaat-notaris heeft met betrekking tot de proces-verbaalakte aangevoerd dat zij als gevolmachtigde van de executeur het verzoek heeft doorgeleid naar de executeur. Vervolgens heeft de executeur bij brief van 18 mei 2010 medegedeeld geen opdracht te geven voor het opmaken van een proces-verbaalakte. Dat de kandiaat-notaris vervolgens die akte niet heeft opgemaakt valt haar niet euvel te duiden.
6.4.2. De notaris heeft aangevoerd dat hij bij brief van 25 mei 2010 klager heeft medegedeeld dat hij bereid was een proces-verbaalakte op te maken en er daarbij op gewezen dat die akte bij iedere notaris opgemaakt kan worden, zodat klager zich de kosten van een reis naar [plaats] kon besparen. Omdat de notaris zelf geen waarnemingen heeft gedaan met betrekking tot deze kwestie zou het proces-verbaal alleen de vastlegging van de verklaring van klager kunnen inhouden, aldus de notaris.
Klager heeft niet aangetoond dat de notaris zelf waarnemingen heeft gedaan die zich voor vastlegging in een proces-verbaal lenen. De klacht dat hij ten onrechte heeft geweigerd zo’n proces-verbaal op te maken mist dan ook grond.
6.4.3. Met betrekking tot het niet afgeven van een verklaring van erfrecht heeft de kandidaat-notaris als verweer aangevoerd dat zij op 5 maart 2009 aan klager heeft medegedeeld dat er geen verklaring van erfrecht was opgemaakt, maar wel een verklaring van executele, waarvan zij hem een kopie zond, waarna zij niets meer van hem heeft vernomen tot 6 augustus 2009. Toen verweet klager haar te hebben geweigerd hem een verklaring van erfrecht toe te sturen. Op haar verzoek haar mede te delen of hij wenste dat er alsnog een verklaring van erfrecht werd opgesteld ontving zij vervolgens geen reactie. Deze gang van zaken is door klager niet betwist. Het had op de weg van klager gelegen de kandidaat-notaris op duidelijke wijze te verzoeken een verklaring van erfrecht te doen opstellen. Nu hij dat heeft nagelaten is de klacht ongegrond.
6.4.4.. De notaris heeft aangevoerd dat hem op 5 oktober 2009 voor het eerst het verzoek heeft bereikt tot afgifte van een verklaring van erfrecht. Het tegendeel is niet gebleken. Nu de notaris op 7 oktober 2009 aan het verzoek heeft voldaan, valt hem niets te verwijten.
6.5. Het vierde klachtonderdeel ten aanzien van de weigering om namens klager een klacht in te dienen tegen de voormalige bewindvoerder, is eveneens ongegrond. Terecht heeft de kandidaat-notaris zich op het standpunt gesteld dat zij als gevolmachtigde van de executeur niet bevoegd was een dergelijke klacht in te dienen zonder de toestemming van de executeur. Eveneens is juist het verweer van de notaris, dat hij geen vertegenwoordiger is van klager en daarom niet als zodanig voor hem kan optreden.
6.6. Het vijfde klachtonderdeel betreft de schade ad € 11.627 bij de vertraagde verkoop van de effectenportefeuille. Het hof is van oordeel dat de notaris hiervan geen verwijt kan worden gemaakt, omdat hij met deze verkoop niets te maken heeft gehad. Voor de kandidaat-notaris geldt dat niet is gebleken dat zij tuchtrechtelijk laakbaar traag is geweest bij het uitvoeren van de aanwijzingen van de executeur ten aanzien van de verkoop. Ten slotte kunnen de notaris en de kandidaat-notaris niet worden verplicht civielrechtelijke aansprakelijkheid te erkennen voor het handelen van de kandidaat-notaris.
6.7. Het zesde klachtonderdeel neemt tot uitgangspunt dat door de onttrekking van boedelbestanddelen gedurende de bewindvoering van de bewindvoerder klagers legitieme portie is aangetast. De executeur heeft bij brief van 19 mei 2009 aan klager medegedeeld dat een beroep op schending van de legitieme pas aan de orde is indien de moeder van klager de helft van haar vermogen aan de zusters van klager zou hebben geschonken, welke situatie zich niet voordoet. Dat dit standpunt onjuist is, is door klager niet aannemelijk gemaakt. De klacht dat de notaris en de kandidaat-notaris ten onrechte hebben geweigerd de desbetreffende goederen op te eisen, is dan ook ongegrond. Voor het eerst in hoger beroep heeft klager zijn klacht voldoende kenbaar mede betrokken op een juwelencollectie. Van dat onderdeel van de klacht kan het hof derhalve geen kennis nemen.
6.8. Het zevende klachtonderdeel ziet op het weigeren de schulden tussen de moeder van klager en klager te verrekenen, terwijl de overeenkomst van 27 maart 2001 vermeldt dat beide schulden bij haar overlijden afgelost dienen te zijn. De kandidaat-notaris heeft als verweer aangevoerd dat klager een schuld had aan erflaatster op grond van geldlening alsmede een vordering op haar op grond van het testament van de vader van klager. De vordering van klager op erflaatster is bij haar overlijden teniet gegaan door schuldverrekening en schuldvermenging en kon dus niet meer worden verrekend met de schuld uit geldlening. De juistheid van dit betoog van de kandidaat-notaris is onvoldoende bestreden, zodat moet worden geoordeeld dat de kandidaat-notaris juist heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.
6.9. Het achtste klachtonderdeel ziet op de weigering de van de notaris en kandidaat-notaris om € 82.584 aan de legatarissen te betalen. In dit klachtonderdeel kan klager niet worden ontvangen, omdat hij door deze – gestelde – weigering niet in een eigen belang is geraakt.
6.10. Met betrekking tot het klachtonderdeel over de onjuiste afrekening van
de bewindvoerder stelt het hof voorop dat de notaris en de kandidaat-notaris niet kunnen worden aangemerkt als vertegenwoordigers van klager. De executeur vertegenwoordigt klager in rechte. Uit de beschikking van 6 augustus 2010 blijkt dat de executeur niet zijn goedkeuring heeft verleend aan de eindrekening en de verantwoording, maar dat hij ermee heeft volstaan de eindrekening naar de rechtbank te Maastricht te sturen met de mededeling dat drie erfgenamen zich akkoord verklaren met die rekening en één erfgenaam niet. Aan de notaris en de kandidaat-notaris valt in dit verband geen verwijt te maken. Evenmin valt de kandidaat-notaris te verwijten dat zij de erfgenamen heeft gevraagd of zij akkoord gingen met die eindafrekening; het stond de erfgenamen immers vrij die goedkeuring te onthouden, zoals klager ook heeft gedaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.11. Klager heeft de hoogte van de declaratie van de kandidaat-notaris en het gebrek aan inzicht in de opbouw van de declaratie in zijn laatste klachtonderdeel aan de orde gesteld. Ingevolge artikel 55, tweede lid van de Wet op het notarisambt (Wna) kan een geschil over de hoogte van declaraties door de meest gerede partij aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie worden voorgelegd. De ringvoorzitter toetst volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hof kan, gelet op wat hiervoor is overwogen, een declaratie slechts marginaal toetsen. Het hof komt aan marginale toetsing niet toe, nu klager geen kopie van de declaratie als productie heeft overgelegd, zodat het hof zich daarover geen oordeel kan vormen. Klager kan dan ook in dit klachtonderdeel niet worden ontvangen.
6.12. In zijn in hoger beroep geformuleerde verzoeken kan klager niet worden ontvangen, omdat de Wna daarin niet voorziet.
- vernietigt de beslissing van de kamer, voor zover daarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klachtonderdelen tegen de kandidaat-notaris in haar hoedanigheid van gemachtigde van de executeur, en voor zover de onder 4.9 en 4.11 weergegeven klachtonderdelen ongegrond zijn verklaard;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart klager niet ontvankelijk in de klachtonderdelen als weergegeven onder 4.9 en 4.11;
- verklaart de overige klachtonderdelen tegen de kandidaat-notaris als gemachtigde van de executeur ongegrond;
- bekrachtigt de beslissing van de kamer voor het overige;
- verklaart klager niet ontvankelijk voor zover hij zijn klacht in hoger beroep heeft uitgebreid en in zijn in hoger beroep gedane verzoeken.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 februari 2012 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET
ARRONDISSEMENT MAASTRICHT
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
[naam]
wonende te [plaats],
hierna te noemen: klager,
MR. [naam]
notaris te [plaats],
hierna te noemen: de notaris
MR. [naam]
kandidaat-notaris te [plaats],
hierna te noemen; de kandidaat-notaris
MR. [naam]
oud-notaris,
wonende te [plaats]
hierna te noemen; de oud-notaris
1. Het verloop van de procedure
Bij schrijven van 24 mei 2010, met bijlagen, heeft klager klachten ingediend tegen de notaris, de kandidaat-notaris en de oud-notaris.
Bij ongedateerd schrijven, bij de kamer binnengekomen op 13 juli 2010, heeft de oud-notaris een reactie op de klacht gegeven.
Bij schrijven van 26 juli 2010, met bijlagen, heeft de kandidaat-notaris een reactie op de klacht gegeven.
Bij schrijven van 29 juli 2010 en van 14 september 2010, met bijlagen, heeft de notaris een reactie op de klacht gegeven.
Vervolgens heeft klager bij brief van 4 november 2010, met bijlagen, nog gereageerd.
Op 15 november 2010 heeft de kamer de klacht behandeld in aanwezigheid van klager, de oud-notaris, de kandidaat-notaris en de notaris, de laatste twee bijgestaan door hun raadsman, mr. F.W. Udo. Ter zitting heeft de raadsman drie pleitnota’s overgelegd die als hier ingelast worden beschouwd.
Na afloop van de behandeling is partijen medegedeeld dat zij zo spoedig mogelijk de beslissing van de kamer tegemoet kunnen zien.
Op 26 januari 2009 is mevrouw [naam], moeder van klager, overleden, met achterlating van een testament, welk testament op 24 juni 1999 is verleden door de notaris.
In dat testament is tot executeur benoemd de oud-notaris, mr. [naam], die de benoeming op 30 januari 2009 heeft aanvaard.
In zijn hoedanigheid van executeur heeft de oud-notaris aan de kandidaat-notaris - en voorts elke andere persoon werkzaam te zijnen kantore - volmacht gegeven om hem als executeur te vertegenwoordigen.
3. Het standpunt van klager
3.1 Klager heeft in zijn klaagschrift negen klachten opgesomd, welke zijn gericht tegen de notaris, de kandidaat-notaris en de oud-notaris.
3.2 Verhindering van informatie: De notarissen hebben informatie geblokkeerd waar klager conform artikel 1:445 BW en artikel 4:148 BW recht op heeft.
3.3 Partijdigheid: De notarissen beschermen mevrouw [Z] zus van klager, en de bewindvoerend gerechtsdeurwaarder, inzake onrechtmatige effectenhandel in 2000-2009. Zij zijn aansprakelijk voor een vermogensschade van minstens € 135.000,= (exclusief rente) van de erflaatster en daarmee aansprakelijk voor die schade voor de nalatenschap.
3.4 Weigering om een akte te verlijden: Op 4 mei 2010 heeft klager tevergeefs per mail (aan notariskantoor [naam] Notarissen) verzocht om een proces-verbaalakte te verlijden ter vastlegging van hun waarnemingen en informatie op hun kantoor rondom vermogensverliezen voor de erflaatster. Ze hebben 7 maanden lang geweigerd klager een verklaring van erfrecht af te geven.
3.5 Weigering om klager wettelijk te vertegenwoordigen: De notarissen handelen in strijd met artikel 4:145 BW door hun weigering - als wettelijk vertegenwoordigers van klager - zijn klacht tegen oud-bewind-voerder [de bewindvoerder] in te dienen.
3.6 Weigering aansprakelijkheid te erkennen voor schade: De notarissen handelen onrechtmatig door hun aansprakelijkheid niet te erkennen voor de vermogensschade van € 11.627,= op 4 maart 2009. De notarissen waren niet nauwgezet en nalatig bij hun onnodig vertraagde verkoop van effecten uit de nalatenschap.
3.7 Weigering goederen op te vorderen: De notarissen handelen in strijd met artikel 4:183 BW door opvordering van aan de nalatenschap onttrokken goederen te weigeren.
3.8 Weigering schulden te vereffenen: De notarissen weigeren de schulden tussen klager en de erflaatster te vereffenen. De schuldovereenkomst met erflaatster vermeldt dat de schulden die over en weer bestaan bij overlijden - derhalve op 26 januari 2009 - dienen te worden afgelost.
3.9 De notarissen weigerden € 82.584,= bijtijds aan de legatarissen te betalen.
3.10 Onrechtmatige goedkeuring en indiening van de eindafrekening van de oud-bewindvoerder: De notarissen gaven - als wettelijk vertegenwoordigers van klager - ten onrechte hun goedkeuring aan de eindafrekening (voor 2008) aan de heer [de bewindvoerder]. Zij dienden die goedkeuring vervolgens ten onrechte in bij het bewindsbureau van de rechtbank Maastricht nadat klager als erfgenaam bij mail van 14 mei 2009 uitdrukkelijk goedkeuring had geweigerd. Daarbij komt dat de notarissen wisten dat de effectenhandel door de bewindvoerder onrechtmatig was.
4. Het standpunt van de notaris
De notaris heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling van de klacht aan de orde komt.
5. Beoordeling van de klacht
5.1 Klager heeft in zijn klaagschrift negen klachten opgesomd, welke zijn gericht tegen de notaris, de kandidaat-notaris en de oud-notaris.
5.2 De door klager naar voren gebrachte klachten, voor zover klager bedoeld heeft dat deze ook de oud-notaris, mr. [naam] betreffen, zijn niet ontvankelijk. Vast staat immers dat mr. [naam] sedert 1 april 2008 geen notaris of kandidaat-notaris meer is en hij op 30 januari 2009 de in het testament van erflaatster neergelegde benoeming tot executeur heeft aanvaard.
5.3 Ook de door klager ingediende klachten, voor zover klager bedoeld heeft dat deze ook gericht zijn tegen kandidaat-notaris zijn niet ontvankelijk. Zoals blijkt uit het schriftelijk stuk van 30 januari 2009 betreffende aanvaarding executele en volmacht - voor zover hier van belang - heeft de oud-notaris in zijn hoedanigheid van executeur aan de kandidaat-notaris mr. [naam] volmacht gegeven om hem als executeur te vertegenwoordigen. In de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster is de kandidaat-notaris opgetreden als gemachtigde van de executeur opgetreden en niet in haar hoedanigheid van kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris handelde enkel en alleen in opdracht van de executeur.
5.4 Voor zover de klachten gericht zijn tegen enig handelen van mr. [naam] als kandidaat-notaris oordeelt de kamer dat zij in deze zaak niet in strijd met een artikel van de Wna heeft gehandeld zodat de klachten ongegrond zijn.
5.5 Alle klachten overziend concludeert de kamer dat, naast het onder 5.4 vermelde, alleen de klachten onder 3 en 4 door de kamer kunnen worden beoordeeld nu deze gericht zijn tegen de notaris zelf, die in deze kwestie als enige aan het tuchtrecht voor notarissen en kandidaat-notarissen is onderworpen.
Klacht 3
Op 4 mei 2010 heeft klager per mail (aan notariskantoor [naam] Notarissen) verzocht om een proces-verbaalakte te verlijden ter vastlegging van hun waarnemingen en informatie op hun kantoor rondom vermogensverliezen voor de erflaatster. Dat heeft de notaris geweigerd.
De notaris heeft hiertegen ingebracht dat hij bij brief van 25 mei 2010 (deze brief bevindt zich bij de stukken onder B 5-3) aan klager heeft meegedeeld dat hij op de door klager voorgestelde datum, zijnde 28 mei 2010, niet in de gelegenheid is klager omtrent opmaak van een dergelijke akte te woord te staan en dat hij gaarne schriftelijk van klager een opgave van de daarin op te nemen verklaringen ontvangt. Van een weigering om een dergelijke akte op te maken is naar het oordeel van de kamer dan ook geen sprake zodat de klacht hiertegen ongegrond is.
Ook heeft het volgens klager 7 maanden geduurd (van 4 maart 2009 tot 7 oktober 2009) voordat de notaris klager een verklaring van erfrecht heeft doen toekomen.
De notaris heeft gesteld, hetgeen door klager niet is weersproken, dat hem eerst op 5 oktober 2009 een verzoek om een verklaring van erfrecht heeft bereikt. Op 7 oktober 2009 heeft de notaris de verklaring van erfrecht aan klager toegezonden. Van klachtwaardig handelen is dan ook geen sprake zodat deze klacht ongegrond is.
Klacht 4
Klager verwijt de notaris dat hij - als wettelijk vertegenwoordiger van klager - heeft geweigerd zijn klacht tegen oud-bewindvoerder [de bewindvoerder] in te dienen.
Bij brief van 25 mei 2010 heeft de notaris klager laten weten dat hij, de notaris, geen opdracht van klager mag aanvaarden zonder instemming van de executeur. Bij brief van 18 mei 2010 heeft de executeur aan klager laten weten dat hij als executeur geen klacht namens klager tegen de bewindvoerder kan indienen. Mét de notaris is de kamer van oordeel dat hier evenwel geen taak voor de notaris is weggelegd zodat de klacht hiertegen ongegrond is.
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Maastricht:
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klachten tegen mr. [naam].
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klachten tegen m[naam], in haar hoedanigheid
van gemachtigde van de executeur.
- verklaart de klachten tegen m[naam], in haar hoedanigheid van kandidaat-notaris,
ongegrond.
- verklaart de overige klachten, gericht tegen de notaris, ongegrond.
Aldus gegeven te Maastricht op 27 december 2010 door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter,
mr. R.H.J. Otto en mr. C.L.J.R. Douven, kroonleden,
mr. R.M.J. van Gent, notarislid en mr. R.H.H. van der Meer, plv. notarislid,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.Chr.H.M. Geurts, secretaris.