ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.071.136-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en oplevering in oorspronkelijke staat na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Slotervaart Ziekenhuis B.V. tegen de vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, inzake de huur van bedrijfsruimte door Agendia N.V. De huurovereenkomst, die op 1 augustus 2004 inging, was aangegaan voor een periode van vier jaar. Slotervaart vorderde betaling van huur over de maanden april tot en met juli 2008, alsook herstelkosten van € 470.595,=, omdat Agendia volgens Slotervaart niet had voldaan aan haar verplichtingen om het gehuurde in de oorspronkelijke staat op te leveren na beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter had in eerdere vonnissen geoordeeld dat Agendia de huurovereenkomst per dag mocht opzeggen en dat zij het gehuurde in de staat had opgeleverd die Slotervaart mocht verwachten.

Slotervaart stelde in hoger beroep dat de kantonrechter de feiten onjuist had weergegeven en dat Agendia niet had voldaan aan de verplichting om de door haar aangebrachte wijzigingen ongedaan te maken. Het hof oordeelde dat Slotervaart niet voldoende had aangetoond dat Agendia de huurovereenkomst niet rechtsgeldig had opgezegd en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat Agendia de huurovereenkomst per 1 april 2008 had opgezegd. Het hof concludeerde dat Slotervaart niet kon vorderen dat Agendia de wijzigingen ongedaan moest maken, omdat de aanpassingen noodzakelijk waren voor het gebruik van het gehuurde als laboratorium.

Het hof liet Slotervaart toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden die zouden aantonen dat Agendia redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij de door haar aangebrachte wijzigingen bij het einde van de huur in de oorspronkelijke staat aan Slotervaart diende op te leveren. De beslissing werd aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

24 januari 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE (VOORHEEN VIJFDE) MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLOTERVAART ZIEKENHUIS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. R.A.M. Schram te Haarlem,
t e g e n
de naamloze vennootschap
AGENDIA N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. O.I.M. Ydema te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 26 juli 2010 is appellante, Slotervaart, in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 24 november 2009 (het tussenvonnis) en 22 juni 2010 (het eindvonnis), in deze zaak onder rolnummer 1012921 CV EXPL 09-378 gewezen tussen haar als eiseres en geïntimeerde, Agendia, als gedaagde.
Bij memorie heeft Slotervaart zes grieven tegen de bestreden vonnissen aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en alsnog bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, haar vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van Slotervaart in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie heeft Agendia de grieven bestreden, bewijsstukken overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en Slotervaart zal veroordelen in de kosten van (naar het hof begrijpt:) het hoger beroep.
Op 23 november 2011 hebben partijen de zaak door hun advocaten doen bepleiten. Mr Ydema heeft zich bediend van aan het hof overgelegde pleitnotities. Partijen hebben inlichtingen verschaft.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2. De feiten
2.1 De kantonrechter heeft in het tussenvonnis onder 1.1 tot en met 1.15 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt.
2.2 Grief 1 houdt in dat de kantonrechter de feiten onjuist, althans te beperkt heeft weergegeven. Blijkens de toelichting richt het bezwaar van Slotervaart zich tegen de vaststelling onder 1.12 dat [E.] naast bestuurster ook medeaandeel¬houd¬ster van Slotervaart zou zijn. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft de advocaat van Slotervaart geen volledige duidelijkheid kunnen geven over de positie van [E.]; het hof gaat echter ervan uit dat zij via Meromi B.V. indirect aandeelhoudster van Slotervaart is, zoals gesteld bij conclusie van antwoord en niet gemotiveerd betwist. Relevant voor de beslissing is dat echter niet.
2.3 Over de overige vastgestelde feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die overige feiten zal uitgaan. Die feiten, voor zover in hoger beroep van belang en zo nodig aangevuld met feiten die eveneens tussen partijen vast staan, behelzen, kort weergegeven, het navolgende.
a. Agendia drijft een onderneming voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek naar de diagnostiek van kanker.
b. Per 1 augustus 2004 heeft Slotervaart aan Agendia de D-vleugel op de 9de verdieping van het ziekenhuis verhuurd. De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van vier jaar, tegen laatstelijk een huurprijs van € 11.505,93 per maand. Per 1 september 2006 is de huurovereenkomst met een aantal vierkante meters op de 9de en 3de (3c15) verdieping uitgebreid.
c. Voordien had het Nederlands Kanker Instituut (NKI) een deel van de ruimte in huur. NKI gebruikte die ruimte als laboratorium, waartoe zij het gehuurde had omgebouwd.
d. Ingevolge artikel 1.2 van de huurovereenkomst mag het gehuurde “only be used als business accomodation for research and diagnostic activities”.
e. Ingevolge artikel 2 van de toepasselijke Algemene Bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte wordt het gehuurde bij aanvang van de huur door de huurder aanvaard in de staat waarin het zich dan bevindt. Er is geen proces-verbaal van oplevering opgemaakt. Ingevolge artikel 2 wordt in dat geval het gehuurde geacht te zijn opgeleverd en aanvaard in de staat die huurder mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort waarop de huurovereenkomst betrekking heeft.
f. Artikel 6.11.2.7 van de Algemene Bepalingen bepaalt: “Voor zover partijen niet schriftelijk anders zijn overeengekomen, moeten door of namens huurder aangebrachte veranderingen of toevoegingen voor het einde van de huur door huurder ongedaan zijn gemaakt”.
g. Ingevolge artikel 10.1.2 van de Algemene Bepalingen wordt bij gebreke van een proces-verbaal van oplevering van het gehuurde, het gehuurde door huurder bij het einde van de huurovereenkomst of bij het einde van het gebruik aan verhuurder opgeleverd in de staat die verhuurder mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, zonder gebreken, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen en behoudens de normale slijtage en veroudering.
h. Bij te late betaling verbeurt huurder ingevolge artikel 18.2 van de Algemene Bepalingen een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand.
i. Sedert 1 januari 2007 is Slotervaart in particuliere handen.
j. Bij brief van 28 februari 2007 heeft Slotervaart de huurovereenkomst met ingang van 31 juli 2008 opgezegd.
k. Bij e-mail van 15 mei 2007 heeft [E.], bestuurster van Slotervaart, laten weten: “wat mij betreft kunnen jullie bij ons per dag opzeggen zonder opzegtermijn”. Als onderwerp vermeldt de e-mail: “RE: Betr.: RE: 3C”
l. Na maart 2008 heeft Agendia geen huur meer betaald. Slotervaart heeft Agendia voor de huurtermijnen april tot en met juli 2008 wel facturen gestuurd.
m. Agendia is in maart/april 2008 verhuisd. Op 27 maart 2008 heeft zij keycards van het gehuurde bij Slotervaart ingeleverd.
n. Na ontvangst van de factuur over de maand april 2008 heeft Agendia bij brief van 8 mei 2008 Slotervaart aan de onder k. vermelde e-mail en aan een bespreking van 20 februari 2008 herinnerd en – voor zover nodig – de huur per direct opgezegd.
3. Beoordeling
3.1 In dit geding vordert Slotervaart betaling van de huur over de maanden april tot en met juli 2008, verhoogd met contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten, alsmede betaling van herstelkosten ad € 470.595,=. Tegen de achtergrond van de hiervoor vermelde feiten legt zij aan haar vorderingen ten grondslag dat de huurovereenkomst doorloopt tot en met 31 juli 2008, zodat Agendia over de maanden april tot en met juli 2008 huur is verschuldigd, vermeerderd met rente en kosten en voorts dat Agendia niet heeft voldaan aan de op grond van artikel 6.11.2.7 van de Algemene Bepalingen op haar rustende verplichting de door haar aangebrachte wijzigingen ongedaan te maken en dus tot schadevergoeding gehouden is, die Slotervaart begroot op het gevorderde bedrag.
3.2 Agendia heeft de vorderingen bestreden.
Met betrekking tot de termijn van de huurovereenkomst heeft Agendia het volgende aangevoerd. In een bespreking op 31 maart 2006 heeft Slotervaart duidelijk gemaakt de huur zo spoedig mogelijk te willen beëindigen. Zoals ook blijkt uit de de e-mail van 15 mei 2007 wilde Slotervaart Agendia niet aan een opzegtermijn houden. Tijdens een bespreking op 20 februari 2008 heeft Agendia mondeling de huurovereenkomst per 1 april 2008 opgezegd. Op de brief van 8 mei 2008 heeft Slotervaart niet gereageerd.
Met betrekking tot de staat van oplevering heeft Agendia primair aangevoerd dat het gehuurde was bestemd om als laboratorium te worden gebruikt en op die manier ook aan Slotervaart is opgeleverd, waardoor is voldaan aan artikel 10.1.2 van de Algemene Bepalingen. Het was niet nodig het gehuurde terug te brengen in de staat waarin het zich bij aanvang van de huur bevond. Subsidiair heeft Agendia aangevoerd dat het gehuurde bij aanvang van de huur gedeeltelijk door het NKI al was omgebouwd tot laboratorium en zich voor het overige in een slechte en verouderde staat bevond. Agendia heeft voorzieningen moeten treffen om het gehuurde geschikt te maken voor de contractuele bestemming. Zij heeft het gehuurde opgeleverd in een staat die Slotervaart mocht verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, te weten bedrijfsruimte bestemd als laboratorium. Oplevering met voorzieningen naar de maatstaven van 2009 is niet aan de orde. Meer subsidiair heeft Agendia betoogd dat Slotervaart geen rechtens te respecteren belang heeft bij haar vordering tot betaling van de herstelkosten, omdat zij niet voornemens is het gehuurde weer als verpleeginrichting te (laten) gebruiken.
3.3 Bij het bestreden tussenvonnis heeft de kantonrechter Agendia bewijs opgedragen van haar door Slotervaart betwiste stellingen dat zij per dag mocht opzeggen, dat zij per 1 april 2008 heeft opgezegd en dat zij het gehuurde per 1 april 2008 leeg en ontruimd ter beschikking van Slotervaart heeft gesteld. Met betrekking tot de gevorderde herstelkosten heeft de kantonrechter geoordeeld dat Slotervaart van Agendia in de gegeven omstandigheden geen herstel kan verlangen van een als laboratorium verhuurde ruimte, die dus met toestemming van verhuurder tot laboratorium was en is verbouwd, in een staat met een bestemming die het gehuurde bij aanvang van de huur had, laat staan die het gehuurde voor ingebruikneming door het NKI had. Na het horen van drie getuigen in enquête en een aktewisseling heeft de kantonrechter bij het bestreden eindvonnis geoordeeld dat Agendia was geslaagd in haar drie bewijsopdrachten en alle vorderingen van Slotervaart afgewezen.
3.4 Grief 2 bestrijdt het oordeel van de kantonrechter dat Agendia erin is geslaagd te bewijzen dat zij de huurovereen¬komst per dag mocht opzeggen en ook daadwerkelijk heeft opgezegd per 1 april 2008.
3.4.1 Met betrekking tot de opzegtermijn geldt het volgende. Door de in enquête gehoorde getuigen [D.] en [F.] is verklaard dat na de overname van de zijde van Slotervaart consequent het standpunt is ingenomen dat Slotervaart de gehuurde ruimten zelf wilde gaan gebruiken en Agendia het liefst zo snel mogelijk zag vertrekken. Slotervaart heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist dat die uitlatingen zijn gedaan. Zij voert echter aan dat uit die uitlatingen slechts kan worden afgeleid dat zij Agendia niet tot het einde van het huurcontract zou houden aan haar gebruiksverplichting, maar niet dat zij instemde met een opzegging tegen een eerder tijdstip dan de contractuele einddatum. Daarbij ziet Slotervaart echter over het hoofd dat tegen de achtergrond van voormelde uitlatingen de e-mail van 15 mei 2007 door Agendia redelijkerwijs wel mocht worden opgevat als toestemming om de huurovereenkomst per dag en zonder opzegtermijn op te zeggen. Slotervaart voert dan wel aan dat die toestemming, indien gegeven, alleen betrekking had op de afdeling 3c, maar dat baseert zij in feite alleen op het in de kop van de e-mail vermelde onderwerp. Uit de herhaling van de term “RE” in dat onderwerp blijkt echter dat het hier gaat om de laatste van een ketting van e-mails, waarbij doorgaans aan het oorspronkelijke onderwerp weinig en in ieder geval geen doorslaggevende betekenis meer toekomt. De mededeling zelf was in het geheel niet geclausuleerd en e-mails die de lezing van Slotervaart ondersteunen zijn niet overgelegd. Bovendien lag het, nu alle ruimten onder dezelfde huurovereenkomst vielen, niet zonder meer voor de hand om te veronderstellen dat [E.] beoogde om afdeling 3c daarvan los te koppelen en onder een ander regime te plaatsen. Zeker in het licht van eerdergenoemde uitlatingen over de wenselijkheid van een spoedig vertrek, waarvan niet is gesteld of gebleken dat die waren toegespitst op afdeling 3c, heeft Agendia mogen begrijpen dat de opzegbaarheid per dag op het gehele gehuurde zag.
3.4.2 Met betrekking tot de vraag of Agendia daadwerkelijk heeft opgezegd per 1 april 2008 wordt als volgt overwogen. De in enquête gehoorde getuigen [G.] en [F.] hebben verklaard dat zij als vertegenwoordigers van Agendia in een bespreking met vertegenwoordigers van Slotervaart in februari 2008 hebben medegedeeld dat Agendia het pand per/voor 1 april 2008 zou verlaten en dat daarop van de zijde van Slotervaart niet werd gereageerd. Slotervaart heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd (“voor zover deze verklaring al juist zou zijn”) betwist dat deze mededeling is gedaan. In het licht van de verdere gang van zaken is eveneens onvoldoende gemotiveerd de betwisting door Slotervaart van de bevoegdheid van [G.] en [F.] (respectievelijk Chief Operations Officer en Senior Director Operations bij Agendia) tot het doen van een opzeg¬ging. Wel heeft Slotervaart terecht aangevoerd dat met de door [G.] en [F.] gedane mededeling niet is voldaan aan de contractuele bepaling dat opzegging bij aangetekende brief of deurwaardersexploot moet geschieden. Door die gang van zaken is Slotervaart echter niet in haar belangen geschaad. De mondelinge mededeling van Agendia staat immers vast en die was voldoende ondubbelzinnig op beëindiging van de huurrelatie gericht, zeker wanneer in aanmerking wordt genomen dat Slotervaart steeds de wens had geuit dat Agendia zo snel mogelijk zou vertrekken en Agendia om die reden had toegestaan per dag op te zeggen. Dat Slotervaart de mededeling als een opzegging heeft opgevat blijkt wel uit het feit dat Slotervaart zich na 1 april 2008 gerechtigd achtte een deel van het gehuurde zelf in gebruik te nemen. Het beroep van Slotervaart op het vormvereiste is met het oog op al deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.4.3 Slotervaart heeft in de toelichting op grief 2 nog het aanbod gedaan te bewijzen “dat er niet (mondeling) is opgezegd en dat er ook geen sprake is geweest van een instemming met een voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst”. Dit aanbod heeft geen betrekking op voldoende concrete feitelijke stellingen; Slotervaart bestrijdt met dit oordeel in wezen een juridische gevolgtrekking. Het aanbod wordt dan ook als niet ter zake dienend gepasseerd.
3.4.4 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat grief 2 faalt; terecht heeft de kantonrechter bewezen geoordeeld dat Agendia per dag mocht opzeggen en dat per 1 april 2008 ook heeft gedaan.
3.5 Grief 4 bestrijdt het oordeel van de kantonrechter dat Agendia erin is geslaagd te bewijzen dat zij het gehuurde geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Slotervaart heeft gesteld. In de toelichting op de grief heeft Slotervaart aangevoerd dat Agendia niet alleen niet alle losse zaken uit gehuurde heeft verwijderd (er waren nog vaten met chemisch afval achtergebleven), maar bovendien niet de door haar aangebrachte wijzigingen heeft hersteld en aldus het gehuurde niet in de oorspronkelijke staat heeft teruggebracht.
3.5.1 Met betrekking tot de achtergebleven vaatjes met chemisch afval heeft de getuige [F.] verklaard dat de vaatjes toebehoorden aan Slotervaart en dat hij de milieudienst van het ziekenhuis heeft gevraagd die weg te halen om te legen, zoals dat altijd ging. De juistheid van deze verklaring is niet betwist, behalve waar het gaat om het verzoek aan de milieudienst. Maar zelfs als dat verzoek niet zou zijn gedaan kan niet worden geoordeeld dat door het achterlaten van aan Slotervaart toebehorende vaatjes die normaliter door de Milieudienst van Slotervaart werden geleegd de verplichting op grond van artikel 10.1.4 van de Algemene Bepalingen om het gehuurde geheel ontruimd en behoorlijk schoongemaakt op te leveren, is geschonden.
3.5.2 Voor het overige ziet de grief niet op een lege en ontruimde oplevering, maar op een oplevering in de oorspron¬kelijke staat, waarop ook grief 3 betrekking heeft. Op de kwestie van de oplevering in de oorspronkelijke staat had de bewijsopdracht van de kantonrechter echter geen betrekking, zodat grief 4 ook in zoverre faalt; de kantonrechter heeft Agendia terecht ook in deze bewijsopdracht geslaagd geoor¬deeld.
3.6 Grief 3 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat Slotervaart in de gegeven omstandigheden geen ongedaanma¬king kan vorderen van de door Agendia aangebrachte wijzigingen. In de toelichting op de grief betoogt Slotervaart dat de kantonrechter heeft miskend dat het niet gaat om een verplichting een bestemming terug te brengen, maar om een verplichting aangebrachte wijzigingen ongedaan te maken, welke verplichting is overeengekomen in de huurovereenkomst.
3.6.1 Slotervaart vraagt terecht aandacht voor het verschil tussen de beschrijving van het gehuurde en de bestemming van het gehuurde. In de huurovereenkomst van partijen is in artikel 1.1 het gehuurde niet nader omschreven dan als “business accommodation”. Vast staat dat de gehuurde ruimte bij het aangaan van de overeenkomst deels was ingericht als verpleegafdeling en deels reeds was verbouwd tot laboratorium. Dat is dan in beginsel ook de soort zaak waarop de huurover¬een¬komst betrekking heeft als bedoeld in de artikelen 2 en 10.1.2 van de Algemene Bepalingen: verpleegruimte en labora¬toriumruimte.
3.6.2 Als bestemming voor het gehele gehuurde gold, kort gezegd, laboratorium, maar dat wil nog niet zeggen dat ook uitsluitend laboratoriumruimte is verhuurd. De door Agendia verrichte aanpassingen waren nodig om het gehuur¬de in zijn geheel overeenkomstig de contractuele bestemming te kunnen gebruiken. Het hof verwerpt dus de suggestie van Slotervaart dat een serieus te nemen wetenschappelijk labora¬to¬rium had kunnen worden gevestigd in een ruimte die nog als verpleegruimte was ingericht. Die noodzakelijkheid brengt echter niet automa¬tisch met zich dat de aldus gewijzigde bedrijfsruimte bij het einde van de huurovereen¬komst aan Slotervaart mocht worden opgeleverd. Het verrichten van die aanpassingen kan, anders dan Agendia bepleit, ook niet worden beschouwd als het verhelpen van gebreken aan het gehuurde. Agendia diende op grond van artikel 10.1.2 van de Algemene Bepalingen in beginsel gedeeltelijk verpleegruimte en gedeeltelijk laboratoriumruimte op te leveren. Bovendien bepaalde artikel 6.11.2.7 van de Algemene Bepalingen nog uitdrukkelijk dat aangebrachte veranderingen en toevoe¬gingen voor het einde van de huur door Agendia moesten worden ongedaan gemaakt.
3.6.3 Hetgeen hiervoor is overwogen brengt met zich dat Slotervaart geen vergoeding kan vragen voor het verbouwen van de voorheen door het NKI gebruikte laboratorium¬ruimten tot verpleegruimten. Het gevorderde bedrag van € 470.595,= is dus zeker niet in zijn geheel toewijsbaar, nog daargelaten de noodzakelijke aftrek nieuw-voor-oud. Anderzijds vloeit uit het hiervoor overwogene in beginsel voort dat Slotervaart wel een vergoeding kan vragen voor het terugbrengen van de overige gehuurde ruimten in de oorspronkelijke staat van verpleeg¬ruimte.
3.6.4 Agendia heeft zich erop beroepen dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst niet hoefde te verwachten dat zij de wijzigingen die noodzakelijk waren om het gehuurde overeenkom¬stig de contractuele bestemming te gebruiken, bij het einde van de overeenkomst ongedaan zou moeten maken. Een zuiver tekstuele uitleg van de artikelen 6.11.2.7 en 10.1.2 van de Algemene Bepalingen zou meebrengen dat partijen dat wel zijn overeengekomen. Het hof wijst echter op de volgende in onderling verband te beschouwen feiten en omstandigheden.
- Het standpunt van Agendia stemt overeen met het in artikel 7:216 lid 2 BW neergelegde en overigens ook voor de hand liggende uitgangspunt dat geoorloofde veranderingen niet ongedaan hoeven te worden gemaakt.
- Van voormeld uitgangspunt is niet in de huurovereenkomst zelf afgeweken, maar slechts in de van toepassing verklaarde Algemene Bepalingen, die uit de aard der zaak in hoge mate standaard zijn. Niet is gesteld of gebleken dat over die bepalingen uitdrukkelijk is onderhandeld.
- Van de staat waarin het gehuurde zich bij aanvang van de huur bevond is geen proces-verbaal opgemaakt, hoewel op dat moment reeds vast stond dat Agendia genoodzaakt zou zijn in die staat ingrijpende wijzigin¬gen aan te brengen en vastlegging van die staat dus belangrijk was, indien Agendia het gehuurde in de oorspronkelijke staat zou moeten terug¬geven.
- Herstel van de verpleegfunctie brengt, naar inmiddels ook is gebleken, aanzienlijke kosten met zich. Bijzondere omstandig¬heden daargelaten valt niet in te zien waarom (Slotervaart mocht veronderstellen dat) Agendia bereid zou zijn voor een huurperiode van slechts vier jaar die kosten te dragen, naast de kosten die het aanbrengen van de wijzingen al met zich bracht.
- Uit het in maart 2005 uitgebrachte langetermijnhuisves¬tings¬plan, waarvan kan worden aangenomen dat het is voorbereid in de tijd van de totstand¬koming van de huurovereenkomst, blijkt dat Slotervaart destijds voor ogen stond de zevende tot en met tiende verdieping van het ziekenhuis geheel te ontdoen van zorgfuncties en af te stoten c.q. in gebruik te geven aan derden, zogenaamde “zorggerela¬teerde instellingen”. Agendia is zo’n zorggerelateerde instelling. Kennelijk met het oog op dit voornemen is vermeld dat de zevende tot en met tiende verdieping slechts visueel zouden worden opgeknapt, in tegenstelling tot de overige verdiepingen, die bouwkundig zouden worden verbeterd.
- Uit het ten behoeve van de verkoop in 2006 van het ziekenhuis vervaardigde bidbook blijkt dat het toen de bedoeling was de zevende tot en met tiende verdieping leeg op te leveren voor verhuur aan derden, waarbij als toekomstige huurders onder andere zijn genoemd spin-off bedrijven van het NKI. Agendia is aan het NKI gelieerd.
3.6.5 Onder de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden hoefde Agendia alleen op grond van de tekst van de Algemene Bepalingen redelijkerwijs niet te begrijpen dat zij de verbouwing tot laboratorium van de voorheen niet door het NKI gebruikte ruimten bij het einde van de huurovereenkomst ongedaan zou moeten maken. Het enkele feit dat Agendia in de bespreking in februari 2008 met Slotervaart heeft gesproken over een mogelijke overname van de laboratoriumtafels bewijst ook niet dat zij wel heeft begrepen dat zij de laborato¬riuminrichting diende te verwijderen; Agendia heeft daarvoor immers de voorshands aannemelijke verklaring gegeven dat zij slechts uit was op een overnamesom.
3.6.6 Overeenkomstig het door haar gedane bewijsaanbod zal Slotervaart worden toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden op grond waarvan Agendia redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat zij de door haar tot laboratorium ongebouwde ruimten bij het einde van de huur in de oorspronkelijke staat aan Slotervaart diende op te leveren.
3.7 De grieven 5 en 6 hebben geen zelfstandige betekenis en behoeven dus geen afzonderlijke beoordeling.
3.8 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
laat Slotervaart toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden op grond waarvan Agendia redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat zij de door haar tot laboratorium ongebouwde ruimten bij het einde van de huur in de oorspronkelijke staat aan Slotervaart diende op te leveren;
beveelt dat een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. J.C.W. Rang, daartoe als raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam op maandag 5 maart 2012 te 13.00 uur;
bepaalt dat de advocaat van Slotervaart dient na te (laten) gaan of partijen, hun raadslieden en de door Slotervaart voor te brengen getuigen op de hierboven bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo dat niet het geval mocht zijn – uiterlijk op 7 februari 2012 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van maart tot en met mei 2012 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J. Wortel en E.J.H. Schrage en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 24 januari 2012.