parketnummer: 23-005293-09
datum uitspraak: 9 februari 2012
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 7 oktober 2009 in de strafzaak onder de parketnummers 15-700162-09 en 15-660429-06 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
adres: [adres], [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 12 juni 2009 en 23 september 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 28 februari 2009 tot en met 1 maart 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk Mercedes en/of kenteken [kenteken]) recht en/of met hoge, althans aanzienlijke, snelheid en/of (verder) gas gevend/accelerend op die [benadeelde 1] is ingereden/toegereden en/of deze [benadeelde 1] op zeer dichte afstand is genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 28 februari 2009 tot en met 1 maart 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk Mercedes en/of kenteken [kenteken]) recht en/of met hoge, althans aanzienlijke, snelheid en/of (verder) gas gevend/accelerend op die [benadeelde 1] is ingereden/toegereden en/of deze [benadeelde 1] op zeer dichte afstand is genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 28 februari 2009 tot en met 1 maart 2009 te Haarlem [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (merk Mercedes en/of kenteken [kenteken]) recht en/of met hoge, althans aanzienlijke, snelheid en/of (verder) gas gevend/accelerend op die [benadeelde 1] ingereden/toegereden en/of deze [benadeelde 1] op zeer dichte afstand genaderd;
primair
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 28 februari 2009 tot en met 1 maart 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met gedoofde lichten en/of met enige snelheid op die [benadeelde 2] (en/of de motorfiets waarop die [benadeelde 2] zat) is ingereden/afgereden en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, personenauto tegen de motorfiets van die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 2] is aangereden en/of zijn snelheid heeft vermeerderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 28 februari 2009 tot en met 1 maart 2009 te Haarlem [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend
- met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (met gedoofde lichten) en/of met enige snelheid op die [benadeelde 2] (en/of de motorfiets waarop die [benadeelde 2] zat) ingereden/afgereden en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, personenauto tegen de motorfiets van die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 2] aangereden en/of zijn, verdachtes, snelheid vermeerderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering nu de bij fotoconfrontaties in acht te nemen voorschriften en (onder andere door de Recherche Advies Commissie vastgestelde) zorgvuldigheidsnormen niet zijn nageleefd, terwijl voorts de volgorde waarin de foto's zijn getoond onduidelijk is en evenmin vaststaat welke foto door getuige [benadeelde 2] is aangewezen. Op grond hiervan dient de herkenning van de verdachte door [benadeelde 2] als resultaat van de gehouden fotoconfrontatie te worden uitgesloten van het bewijs, waardoor onvoldoende bewijsmateriaal resteert voor een bewezenverklaring. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het ten deze toepasselijke Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek (hierna: het Besluit) is gegeven ter uitvoering van het bepaalde in artikel 61a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Met de raadsvrouw stelt het hof vast dat bij de gehouden fotoconfrontatie in strijd is gehandeld met de artikelen 8 en 9 van het Besluit, doordat de raadsvrouw vooraf niet in de gelegenheid is gesteld opmerkingen te maken over de te tonen selectie (art. 9) en het van de fotoconfrontatie opgemaakte proces-verbaal niet alle vereiste gegevens behelst (art. 8). Daarnaast kan worden geconstateerd dat de geselecteerde foto's niet tevoren aan twee testobservanten zijn getoond en dat een zogeheten getuigenbegeleider niet bij de procedure betrokken is geweest.
Ter terechtzitting in eerste aanleg is [betrokkene], de politieambtenaar die de fotoconfrontatie heeft uitgevoerd, uitvoerig gehoord over de gevolgde procedure. Zijn verklaring houdt onder meer in dat hij wist dat een foto van de verdachte zich bevond bij de 33 geselecteerde foto's die aan [benadeelde 2] zouden worden getoond, maar niet welke plaats verdachte's foto had in de fotoset. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft voornoemde [benadeelde 2] als getuige verklaard dat [betrokkene] bij de fotoconfrontatie van hem afgewend had gezeten en dat hij [betrokkene]' gezicht alleen kon zien als hij opzij keek, wat hij niet deed tijdens het tonen van de foto's, alsmede dat hij de dader meteen herkende toen hij de desbetreffende foto zag en dat hij ten volle van die herkenning overtuigd was.
Het door[betrokkene] opgemaakte proces-verbaal met bijlage (p. 92-94 van het dossier) houdt in dat de foto van de verdachte op de 8e plaats stond en dat deze nummer PL12HL:09:00134 had. Het overzicht dat de raadsvrouw heeft gemaakt van de haar nadien op het politiebureau getoonde fotoset behelst dezelfde foto's als die aan [benadeelde 2] zijn getoond, zij het dat de foto met genoemd nummer (PL12HL:09:00134) zich bevond op de 26e plaats.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep de laatstgenoemde fotoset bekeken en geconstateerd dat de afgebeelde personen op een paar uitzonderingen na qua uiterlijk overeenkomen met het oorspronkelijke door [benadeelde 2] opgegeven signalement van de dader, te weten: een fors postuur, bol hoofd, kort en stekelig haar, en dat de persoon op de foto met nummer PL12HL:09:00134 dezelfde is als die is afgebeeld op de foto die is afgedrukt op het in het dossier aanwezige GBA-overzicht met betrekking tot de verdachte.
Het voorgaande brengt het hof tot de volgende conclusies.
Door de verklaringen van [betrokkene] en [benadeelde 2] is voldoende inzicht verkregen in de bij de fotoconfrontatie gevolgde procedure en is deze als voldoende toetsbaar aan te merken. Voorts kan, gelet op het nummer van de foto waarop de verdachte is afgebeeld, als voldoende vaststaand worden aangenomen dat [benadeelde 2] de verdachte heeft herkend; de omstandigheid dat de nadien aan de raadsvrouw getoonde foto's in een andere volgorde stonden, is onvoldoende om de gehele fotoconfrontatie als onbetrouwbaar aan te merken. Niet aannemelijk is geworden dat [benadeelde 2] in de herkenning van de verdachte op enigerlei wijze is beïnvloed.
Bij deze stand van zaken hoeven aan de geconstateerde vormverzuimen ten aanzien van voormeld Besluit geen gevolgen te worden verbonden en is de geconstateerde niet-naleving van zorgvuldigheidnormen voor het overige in toereikende mate gecompenseerd.
Het hof overweegt daarnaast dat op grond van de volgende factoren voldoende vaststaat dat het de verdachte is geweest die de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd:
- de herkenning van de verdachte door [benadeelde 2];
- het aantreffen van de verdachte en de onderhavige grijze Mercedes in de directe omgeving van de plaatsen waar op [benadeelde 1] onderscheidenlijk [benadeelde 2] is ingereden met die Mercedes - waarop de kentekenplaten waren bevestigd die hoorden bij een aan de verdachte toebehorende bruine Mercedes;
- de Mercedes-ventieldopjes die de verdachte in zijn bezit had en
- de in de Mercedes aangetroffen factuur voor Mercedes-ventieldopjes.
Daaraan doet niet af dat geen opheldering is verkregen over de jas van verdachte, geen bloedsporen zijn aangetroffen in de grijze Mercedes, de in de grijze Mercedes aangetroffen 'shaggies' niet matchen met het DNA van de verdachte en de autosleutels, passend op de grijze Mercedes, niet zijn gevonden.
De bewijsverweren van de raadsvrouw worden dan ook verworpen.
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
meer subsidiair:
hij in de periode van 28 februari 2009 tot en met 1 maart 2009 te [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde personenauto (merk Mercedes en kenteken [kenteken]) recht en (verder) gas gevend op die [benadeelde 1] toegereden en deze [benadeelde 1] op zeer dichte afstand genaderd;
2.
subsidiair:
hij in de periode van 28 februari 2009 tot en met 1 maart 2009 te [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde personenauto op die [benadeelde 2] en de motorfiets waarop die [benadeelde 2] zat afgereden en vervolgens met zijn personenauto tegen de motorfiets van die [benadeelde 2] aangereden.
Hetgeen onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en voor het onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld - rekening houdend met het tijdsverloop - tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4,5 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen personenauto. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] geheel worden toegewezen en heeft zij de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Haarlem van 4 januari 2008 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee agenten door met zijn auto op hen in te rijden om aan een (alcohol)controle te ontkomen. De verdachte heeft aldus blijk gegeven van gebrek aan respect voor het openbaar gezag en heeft door zijn handelen de agenten angst en gevoelens van onveiligheid bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 januari 2012 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (een personenauto, grijze Mercedes-Benz). Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet, mede in aanmerking genomen dat de auto in Duitsland buiten gebruik is gesteld, in Nederland niet op reguliere wijze is ingevoerd c.q. in gebruik is genomen, en is voorzien van niet bij de auto behorende kentekenplaten.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Haarlem van 4 januari 2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,-. De benadeelde partij is in de vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750,-. De benadeelde partij is in de vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Personenauto [kenteken]; Mercedes-Benz 500 sel, Kl: grijs.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] terzake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] terzake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Haarlem van 4 januari 2008, parketnummer 15-660429-06, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.P.W. Helmonds, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. A. Wilkens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 februari 2012.