ECLI:NL:GHAMS:2012:BV3353
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 27 Faillissementswet in hoger beroep na faillissement van eiser
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2012, gaat het om de toepassing van artikel 27 van de Faillissementswet in een hoger beroep. De oorspronkelijke eiser, Bapero Business Group B.V., werd failliet verklaard na het indienen van een vordering tegen de appellanten, die in eerste aanleg door de rechtbank Utrecht grotendeels in het gelijk zijn gesteld. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar de dagvaarding in hoger beroep is uitsluitend betekend aan de curator van Bapero, zonder dat de curator in de procedure is verschenen. Dit roept de vraag op of de dagvaarding op de juiste wijze is betekend aan de gefailleerde partij, Bapero.
Het hof overweegt dat artikel 27 Fw van overeenkomstige toepassing is in gevallen waarin de oorspronkelijke eiser failliet wordt verklaard nadat de zaak in eerste aanleg in staat van wijzen is geraakt. Het hof stelt vast dat de dagvaarding in hoger beroep niet op de juiste wijze aan Bapero is betekend, aangezien deze enkel aan de curator is betekend. Dit leidt tot de conclusie dat het exploot van dagvaarding in hoger beroep nietig is, maar het hof acht het aannemelijk dat Bapero de dagvaarding heeft bereikt.
Om het gebrek te herstellen, biedt het hof de appellanten de gelegenheid om de dagvaarding opnieuw te betekenen aan Bapero, conform de vereisten van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof verwijst de zaak naar de rol van 3 april 2012 en bepaalt dat de kosten van deze betekening voor rekening van de appellanten komen. Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening in faillissementszaken en de rol van de curator in het proces.