ECLI:NL:GHAMS:2012:4448
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarige en hoofdverblijfplaats
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2001, en de hoofdverblijfplaats. De moeder, appellante, heeft in twee zaken hoger beroep ingesteld tegen beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. In de eerste zaak (zaaknummer 200.103.245/01) ging het om een verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij een netwerkpleegouder, welke door de kinderrechter was afgewezen. In de tweede zaak (zaaknummer 200.103.247/01) was er een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader, die door de kinderrechter was verleend en door de moeder werd betwist.
De moeder heeft in beide zaken verzocht om vernietiging van de bestreden beschikkingen en om toewijzing van haar verzoeken. BJAA en de vader hebben verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroepen. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder ontvankelijk is in haar hoger beroepen, omdat zij belanghebbende is. Het hof heeft echter vastgesteld dat de beschikking van 13 maart 2012 inmiddels is achterhaald door een latere beschikking van 21 maart 2012, waarin is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader in Engeland zal zijn. Hierdoor heeft de moeder geen belang meer bij haar verzoeken in hoger beroep.
Het hof heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikkingen niet meer kunnen worden bekrachtigd en heeft het hoger beroep in beide zaken verworpen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 29 mei 2012.