Uitspraak
mr. F.P.F. Nabbente Haarlem,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een kort geding in hoger beroep met betrekking tot een kaderovereenkomst inzake een deel van de nalatenschap van de dichter en schilder Lucebert. De Gemeente Alkmaar, als appellante, wilde een project stopzetten en had in afwachting van een bindend advies geen belang bij een verbod op belemmerende handelingen. De zaak was ingeschreven op de rol van het hof op 24 januari 2012, na een dagvaarding van 10 januari 2012. De rechtbank Alkmaar had eerder op 15 december 2011 een vonnis gewezen in deze kwestie, waarbij de Gemeente als gedaagde was aangemerkt.
Tijdens de procedure bleek dat er geen griffierecht was ontvangen van de Gemeente, wat leidde tot een verwijzing naar de rol van 28 februari 2012. Op die datum werd het griffierecht alsnog bijgeschreven. De Gemeente voerde aan dat de betaling van het griffierecht per abuis naar een verkeerde rekening was gedaan, maar dat dit snel was rechtgezet. Het hof oordeelde dat de omstandigheden duidden op een vergissing die geen nadelen voor de geïntimeerden had opgeleverd. Daarom besloot het hof om artikel 127a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering buiten toepassing te laten, omdat de toepassing ervan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
In de beslissing van het hof werd artikel 127a lid 2 Rv buiten toepassing gelaten, en werd de zaak verwezen naar de rol van 17 april 2012 voor memorie van grieven. Het hof hield iedere verdere beslissing aan. Dit arrest werd uitgesproken op 20 maart 2012 door de rolraadsheer.