GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 17 januari 2012 in de zaak van:
[klager],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te[plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. J. Siemerink.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 9 mei 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 19 april 2011, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, gegrond heeft verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 17 juni 2011 een verweerschrift
– met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 4 november en 15 november 2011 heeft klager een aantal stukken aan het hof doen toekomen. Voorts heeft klager ten behoeve van de terechtzitting in hoger beroep op 21 november 2011 nog een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 november 2011.
De gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben beiden het woord gevoerd. Klager is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4.
Het standpunt van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.
De beoordeling
5.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. In aanvulling hierop overweegt het hof nog het volgende. Geenszins is komen vast te staan dat, zoals klager stelt, de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd stukken van klager aan te nemen. Voorts is het verzoek van klager hem schadevergoeding toe te kennen niet toewijsbaar, omdat de wet geen bepaling kent op grond waarvan het hof de gerechtsdeurwaarder in het kader van een procedure als de onderhavige zou kunnen veroordelen tot schadevergoeding. Hetzelfde geldt voor het verzoek van klager om de gerechtsdeurwaarder op te dragen de persoonlijke integriteit van klager bij de rechtbank Utrecht naar behoren te herstellen.
5.3. Het vooroverwogene leidt tot de volgende beslissing.
6.
De beslissing
bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 januari 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6,4
Beschikking van 19 april 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 580.2010 van:
[klager],
wonende te [plaats],
klager,
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te[plaats],
beklaagde,
gemachtigden: C.J. de Man en mr. J. Siemerink.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 16 augustus 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Op 16 september 2010 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Op 28 januari 2011 is van klager nog een brief ontvangen.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011, alwaar klager en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Klager heeft pleitnotities overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 april 2011.