ECLI:NL:GHAMS:2012:4415

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
200.086.942/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtprocedure tegen gerechtsdeurwaarder wegens onzorgvuldige behandeling van een zaak

In deze zaak gaat het om een tuchtprocedure tegen een gerechtsdeurwaarder, die door klager werd beschuldigd van onzorgvuldige en trage behandeling van een zaak. Klager had op 23 februari 2010 een verzoek ingediend bij de gerechtsdeurwaarder om een dagvaarding uit te brengen, maar de gerechtsdeurwaarder had verzuimd om de benodigde informatie tijdig te verkrijgen. Klager ontving pas op 11 juni 2010 bericht dat de zaak niet kon worden afgehandeld, wat leidde tot frustratie en schade aan klager. De klacht werd uiteindelijk gegrond verklaard door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 19 april 2011 een berisping oplegde aan de gerechtsdeurwaarder. Klager verzocht ook om schadevergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de wet geen basis biedt voor schadevergoeding in tuchtprocedures. Het hof bevestigde de berisping en oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig had gehandeld door niet tijdig de juiste stappen te ondernemen. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 17 januari 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 17 januari 2012 in de zaak van:
[klager],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te[plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. J. Siemerink.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 9 mei 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 19 april 2011, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, gegrond heeft verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 17 juni 2011 een verweerschrift
– met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 4 november en 15 november 2011 heeft klager een aantal stukken aan het hof doen toekomen. Voorts heeft klager ten behoeve van de terechtzitting in hoger beroep op 21 november 2011 nog een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 november 2011.
De gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben beiden het woord gevoerd. Klager is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4.
Het standpunt van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.
De beoordeling
5.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. In aanvulling hierop overweegt het hof nog het volgende. Geenszins is komen vast te staan dat, zoals klager stelt, de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd stukken van klager aan te nemen. Voorts is het verzoek van klager hem schadevergoeding toe te kennen niet toewijsbaar, omdat de wet geen bepaling kent op grond waarvan het hof de gerechtsdeurwaarder in het kader van een procedure als de onderhavige zou kunnen veroordelen tot schadevergoeding. Hetzelfde geldt voor het verzoek van klager om de gerechtsdeurwaarder op te dragen de persoonlijke integriteit van klager bij de rechtbank Utrecht naar behoren te herstellen.
5.3. Het vooroverwogene leidt tot de volgende beslissing.
6.
De beslissing
Het hof:
 bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 januari 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6,4
Beschikking van 19 april 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 580.2010 van:
[klager],
wonende te [plaats],
klager,
tegen:
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te[plaats],
beklaagde,
gemachtigden: C.J. de Man en mr. J. Siemerink.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 16 augustus 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Op 16 september 2010 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Op 28 januari 2011 is van klager nog een brief ontvangen.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011, alwaar klager en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Klager heeft pleitnotities overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 april 2011.

1.De feiten

1. Klager heeft op 23 februari 2010 aan (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder verzocht een dagvaarding uit te brengen. Hij heeft daartoe een beschikking overhandigd van de kantonrechter te Utrecht. De kantonrechter heeft bepaald dat de procedure zou worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure, daartoe naar de rol werd verwezen en hij heeft klager bevolen om bij deurwaardersexploot onder verwijzing naar de beschikking de dag van de rolzitting aan te zeggen aan de tegenpartij.
2. Daarop is aan klager verzocht nadere informatie te verschaffen over de gronden van de vordering, omdat overige stukken niet waren bijgevoegd.
3. Desgevraagd hebben (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder aan de Consumentenbond en aan de griffier van de Rechtbank Utrecht meegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding wel wilde uitbrengen, maar dat de benodigde informatie niet werd verstrekt door klager.
4. Uiteindelijk is in juni 2010 aan klager telefonisch meegedeeld dat de zaak niet kon worden aangenomen omdat klager geen inhoudelijke informatie verstrekte. Daarop is de beschikking per post aan klager geretourneerd.

2.De klacht

Klager beklaagt zich er – samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder de zaak onzorgvuldig en traag heeft behandeld. Pas op 11 juni 2010 is hem verteld dat de zaak niet kon worden afgehandeld. Inmiddels heeft een andere gerechtsdeurwaarder de zaak wel op de juiste wijze afgewikkeld. Klager stelt voor een bedrag van meer dan € 1.250,00 schade te hebben geleden door de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder en verzoekt de Kamer hem te veroordelen tot betaling daarvan aan klager.

3.Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat zijn medewerkers hadden behoren op te merken dat er helemaal geen dagvaarding behoefde te worden opgesteld. De wederpartij van klager diende enkel te worden opgeroepen bij deurwaardersexploot. Doordat klager steeds meldde dat een dagvaarding moest worden uitgebracht en een dergelijke zaak niet veel voorkomt binnen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is de voor het opstellen van een dagvaarding geldende procedure gevolgd. Inmiddels zijn de procedures op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder aangescherpt.

4.De beoordeling van de klacht

4.1
Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2
Door de gerechtsdeurwaarder is erkend dat zijn medewerker ten onrechte om nadere informatie bleef verzoeken terwijl uit het beschikbaar gestelde stuk van de kantonrechter te Utrecht had kunnen worden opgemaakt dat het enkel ging om het oproepen van de wederpartij bij exploot. Voorstelbaar is dat er door de mededeling van klager dat er een dagvaarding betekend moest worden op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verwarring is ontstaan maar dat doet er niet aan af dat eerder onderkend had kunnen en moeten worden dat de opdracht van klager erop was gericht dat zijn wederpartij bij exploot werd opgeroepen. De gerechtsdeurwaarder heeft dit ook toegegeven. Ook nadat derden namens klager informeerden waarom de gerechtsdeurwaarder niet tot betekening over wilde gaan is niet onmiddellijk door het kantoor van de gerechtsdeurwaarder onderkend wat het verzoek van klager nu feitelijk inhield. Naar het oordeel van de Kamer is er onzorgvuldig gehandeld en is te lang voortgeborduurd op de verkeerde veronderstelling, namelijk dat er een dagvaarding diende te worden opgesteld. Mede door toedoen van de gerechtdeurwaarder is de wederpartij van klager op de door de kantonrechter te Utrecht bepaalde datum niet opgeroepen. De Kamer acht de klacht daarom gegrond en acht termen aanwezig om een berisping op te leggen.
4.3
De onderhavige procedure leent zich niet voor toekenning van schadevergoeding, zo daartoe al aanleiding zou zijn.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
 verklaart de klacht gegrond;
 legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.