GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 25 september 2012 in de zaak van:
[gerechtsdeurwaarder],
oud-gerechtsdeuwaarder te [klaagster],
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [klaagster],
APPELLANTEN,
gemachtigde:
E.A. Dragstra te Hengelo,
[klaagster],
wonende te [klaagster],
GEÏNTIMEERDE.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellanten, verder de gerechtsdeurwaarders, is bij een op
10 augustus 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 12 juli 2011. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 15 februari 2011 gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en de door geïntimeerde, verder klaagster, tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarders ieder een geldboete opgelegd van
€ 1.750,00.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 15 september 2011 nog een aanvullend beroepschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 juni 2012.
Klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4.
Het standpunt van klaagster
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij de goederen die door de gerechtsdeurwaarders in beslag en bewaring zijn genomen, met uitzondering van de auto en de kachel, nooit heeft terugontvangen, ook niet nadat zij haar schuld had voldaan. Volgens klaagster kunnen de gerechtsdeurwaarders geen deugdelijk bewijs overleggen waaruit blijkt dat de goederen aan klaagster zijn afgegeven, zoals een door haar ondertekend bewijs van ontvangst. Klaagster vermoedt dat haar goederen zijn geveild.
5.
Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders
5.1. De gerechtsdeurwaarders stellen dat zij de goederen wel degelijk terug hebben gegeven aan klaagster. Ten bewijze hiervan hebben zij een verklaring overgelegd van
[B], een toenmalig werknemer van de gerechtelijk bewaarder, waarin is vermeld dat de goederen in januari 2006 aan klaagster zijn afgegeven.
5.2. De gerechtsdeurwaarders stellen verder dat alle originele afgiftebewijzen, uit efficiencyoverwegingen, werden bewaard bij de gerechtelijk bewaarder. Sinds het faillissement van de gerechtelijk bewaarder is uitgesproken, is echter die gehele administratie zoek. De gerechtsdeurwaarders menen dat, gezien deze omstandigheden, het niet kunnen tonen van een afgiftebewijs hun niet kan worden aangerekend.
6.
De beoordeling
6.1. Naar het oordeel van het hof kan het de gerechtsdeurwaarders wel degelijk worden verweten dat zij geen deugdelijk bewijs kunnen overleggen waaruit blijkt dat de in bewaring gegeven goederen door klaagster in ontvangst zijn genomen. De gerechtdeurwaarder is op grond van artikel 18 Gerechtsdeurwaarderswet in verbinding met artikel 10 derde lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, verplicht stukken en afschriften betreffende zijn kantooradministratie gedurende zeven jaren te bewaren. Op grond hiervan mag van een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder worden verwacht, zeker gelet op het ingrijpende karakter van inbeslagname en bewaring van goederen, dat hij op een behoorlijke wijze bijhoudt wat er met de in bewaring gegeven goederen is gebeurd. De omstandigheid dat, zoals de gerechtsdeurwaarders stellen, uit efficiencyoverwegingen de administratie betreffende de in bewaring gegeven goederen werd bewaard bij de gerechtelijk bewaarder en dat door het faillissement van die gerechtelijk bewaarder die administratie teniet is gegaan, kan dan ook de gerechtsdeurwaarders worden aangerekend.
6.2. De door de gerechtsdeurwaarders in dit verband overgelegde verklaring van
[B] (gedateerd 27 december 2010) maakt het hiervoor overwogene niet anders. Het komt het hof ongeloofwaardig voor dat[B], bijna vijf jaar na de gestelde afgifte van de goederen aan klaagster een dergelijke gedetailleerde opsomming van die goederen kan geven, die nagenoeg identiek is aan het exploot van beslaglegging. Niettemin moet de klacht van klaagster voor zover die ziet op het niet teruggeven van de goederen, ongegrond worden verklaard. Het eventuele wegmaken van de goederen betreft niet het handelen van de gerechtsdeurwaarders, doch dat van de bewaarder, terwijl niet is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarders lichtvaardig tot bewaring zijn overgegaan of bij de keuze voor de bewaarder onzorgvuldig zijn geweest. Het handelen van de bewaarder valt niet onder het gerechtsdeurwaarderlijke tuchtrecht. De eventuele civielrechtelijke aansprakelijkheid van de gerechtsdeurwaarder is in deze procedure niet aan de orde.
6.3. Ondanks het feit dat in hoger beroep een deel van de klacht ongegrond wordt verklaard acht het hof de door de kamer opgelegde maatregel van een geldboete voor ieder van beide gerechtsdeurwaarders passend. Hierbij speelt, naast het (financiële) belang van klaagster, een rol dat het het hof ambtshalve bekend is dat aan de gerechtsdeurwaarders in soortgelijke zaken, eveneens aanhangig geweest bij dit hof, reeds de maatregel van berisping is opgelegd.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7.
De beslissing
- vernietigt de bestreden beslissing, doch alleen voor zover daarbij het klachtonderdeel over het niet terugkrijgen van de goederen gegrond is verklaard;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart dat klachtonderdeel ongegrond;
- bekrachtigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 september 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4
Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 157.2011 ingesteld door:
[klaagster],
wonende te [klaagster],
klaagster,
[gerechtsdeurwaarder] en [gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarders te [klaagster],
beklaagden,
gemachtigde: mr. Y. Schuur.