In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door klaagster tegen de beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo. Klaagster had een klacht ingediend tegen de notaris, die op 1 november 2011 ongegrond was verklaard. De klacht betrof de levering van een woonhuis op 1 december 2006, waarbij klaagster stelde dat de notaris zonder haar actieve toestemming had gehandeld. De rechtbank had eerder op 14 december 2005 een beschikking gegeven die de notaris machtigde om het woonhuis te verkopen. Klaagster was van mening dat deze beschikking niet voldoende was voor de verkoop en dat haar belangen niet correct waren behartigd.
Tijdens de behandeling van de zaak op 29 maart 2012 hebben zowel klaagster als de notaris hun standpunten toegelicht. Het hof heeft de stukken van de eerste instantie en de aanvullende producties van klaagster in overweging genomen. Het hof kwam tot de conclusie dat de notaris op goede gronden zijn medewerking aan de akte van levering had verleend, en dat de clausule over een ander perceel in de akte niet klachtwaardig was. Het hof oordeelde dat de belangen van klaagster niet geschaad waren en dat de notaris correct had gehandeld.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de Kamer van Toezicht bekrachtigd, waarmee de klacht van klaagster ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door de rechters J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt op 24 april 2012.