ECLI:NL:GHAMS:2012:4358

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.101.548/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring in klacht tegen gerechtsdeurwaarders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van klager in zijn klacht tegen twee gerechtsdeurwaarders. Klager had op 30 januari 2012 een beroepschrift ingediend, maar dit bevatte geen gronden. Ondanks een uitnodiging van het hof om de gronden aan te vullen, heeft klager dit nagelaten. Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 45 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw), die vereist dat een beroepschrift met redenen omkleed moet zijn. Klager is niet verschenen op de zitting van 13 september 2012, terwijl hij daartoe was opgeroepen. Het hof heeft de stukken van de eerste instantie en de aanvullende stukken beoordeeld en geconcludeerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. De zaak betreft een klacht die klager had ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders, waarbij hij zich beklaagde over de wijze waarop beslag was gelegd en de kosten die in rekening waren gebracht. De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders had de klacht eerder niet-ontvankelijk verklaard, wat door het hof werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 20 november 2012 in de zaak van:
[klager],
wonende te ‘s-Gravenhage,
APPELLANT,
t e g e n
1.
[gerechtsdeurwaarder 1],
[plaats],
2.
[gerechtsdeurwaarder 2],
[plaats],
GEÏNTIMEERDEN.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 30 januari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 27 december 2011, waarbij de kamer klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht tegen geïntimeerden, verder de (oud-)gerechtsdeurwaarders.
1.2. Van de zijde van de (oud-)gerechtsdeurwaarders, is op 21 juni 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 september 2012. Verschenen is de gerechtsdeurwaarder, handelend voor zich alsmede als gemachtigde van de oud-gerechtsdeurwaarder. Klager is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep
3.1. Op grond van artikel 45 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) kan tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders binnen dertig dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 43 lid 6 Gdw, bij met redenen omkleed beroepschrift, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
3.2. Het beroepschrift van klager voldoet niet aan de eisen van artikel 45 lid 1 Gdw; het vermeldt slechts dat klager in beroep wil gaan.
3.3. Bij brief van 20 februari 2012 heeft de griffie van het hof aan klager de ontvangst van het beroepschrift bevestigd en medegedeeld binnen welke termijn klager de gronden zou kunnen aanvullen. Vervolgens heeft de griffie van het hof klager bij brief van 2 april 2012 bericht dat binnen de gestelde termijn geen aanvullende gronden waren ontvangen en die termijn met een week verlengd, waardoor deze eindigde op 6 april 2012. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid de gronden van zijn beroepschrift aan te vullen.
3.4. Nu het pro forma beroepschrift van 30 januari 2012 geen gronden bevat en klager zijn beroepschrift niet nader met gronden heeft aangevuld, kan klager, gelet op het bepaalde in artikel 45 lid 1 Gdw, niet worden ontvangen in zijn hoger beroep.
3.5. Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.
4.
De beslissingHet hof:
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 november 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 27 december 2011 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 184.2011 ingesteld door:
[klager],
[plaats],
klager,
tegen:
[gerechtsdeurwaarder 1] en [gerechtsdeurwaarder 2],
[plaats]
beklaagden.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 1 december 2010 heeft klager zich beklaagd over de gerechtsdeurwaarder en de secretaris van de Kamer verzocht hem bij te staan bij het formuleren van de klacht.
Nadat daarop was gereageerd, heeft klager zich bij brief van 20 april 2011 beklaagd over beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 november 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.De feiten

  • De gerechtsdeurwaarders hebben op 27 januari 2006 ten laste van klager beslag gelegd onder de ABN-Amro-bank.
  • Klager heeft de gerechtsdeurwaarders bij fax van 12 februari 2006 meegedeeld dat dit beslag ten onrechte niet aan hem was overbetekend.
  • Het beslag is nadien overbetekend en de kosten daarvan zijn aan klager in rekening gebracht.

2.De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat en in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft overbetekend ten onrechte heeft vermeld dat hij op 13 februari 2006 het beslag heeft overbetekend en daarvoor ondanks dat die overbetekening te laat was, de kosten in rekening heeft gebracht.

3.Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder zich primair op het standpunt gesteld dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat hij te laat is ingediend. Subsidiair heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat de overbetekening te laat is gebeurd.
4. Beoordeling van de klacht
4.1
Allereerst dient te worden beoordeeld of de klacht tijdig is ingediend. Anders dan klager ter zitting heeft gesteld volgt uit de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn van 5 jaar voor het indienen van een klacht. Door het Gerechtshof te Amsterdam is bij arrest van 21 februari 2008 op het punt van de termijn het volgende overwogen (LJN: BC8315).
“De Gerechtsdeurwaarderswet kent geen termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend. In de verhouding tussen partijen in tuchtrechtelijke procedures als deze geldt dat de gerechtsdeurwaarder, mede gelet op het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens krachtens een op de behandelingstermijn van toepassing zijnde ongeschreven redelijkheidsnorm, zich in beginsel kan beroepen op een tijdsverloop tussen enerzijds het ontstaan en ter kennis van klager gekomen zijn van een klachtfeit en anderzijds het indienen van de klacht. Dit voor het geval dat het tijdsverloop de toets van de redelijkheid en de daarmee verband houdende behoorlijke procesorde niet kan doorstaan. Het komt het hof voor dat een termijn van drie jaar in tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders in het algemeen als redelijk kan worden aanvaard. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de klager van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat gerechtsdeurwaarders in hoog tempo een grote hoeveelheid ambtshandelingen plegen. De herinnering aan verrichte ambtshandelingen zal als gevolg daarvan bij gerechtsdeurwaarders sneller vervagen. Hierdoor worden de gerechtsdeurwaarders bij tijdsverloop bemoeilijkt in het voeren van verweer tegen klachten.”
4.2
Klager kwam op 12 februari 2006 op de hoogte van de hier bestreden handeling. Ter zitting heeft hij aangevoerd dat het laatste contact een brief van de gerechtsdeurwaarder van 7 maart 2006 was. Gelet hierop eindigde de termijn van 3 jaar uiterlijk op 8 maart 2009.
4.3
Ook indien ervan moet worden uitgegaan dat klagers brief van 1 december 2010 ten onrechte niet als klacht is ingeschreven is de klacht ruim na de termijn van 3 jaar bij de Kamer ontvangen. Gelet daarop dient de klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.4
Ter zitting heeft klager aangevoerd dat hij destijds geen reactie heeft ontvangen van de gerechtsdeurwaarder op zijn voornemen om een klacht in te dienen. De concrete aanleiding voor het eerst nu indienen van de klacht is ingegeven door het algemeen belang en door verhalen over gerechtsdeurwaarder van juridische vrienden en op de radio. Wat daar van moge zijn: deze redenen kunnen niet tot het oordeel leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.
4.5
Gelet op vorenstaande komt wat klager overigens heeft aangevoerd niet voor bespreking in aanmerking.
5. Beslist wordt als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan klager/klaagster binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.