Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin werd bepaald dat hij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moest betalen. De man is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 17 april 2012, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat hij met ingang van 10 april 2011 € 330,- per kind per maand moet betalen. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de beschikking, met veroordeling van de man in de kosten van het geding. De man heeft zijn hoger beroep beperkt tot de periode van 10 april 2011 tot 1 september 2012, waarin hij stelt dat zijn draagkracht onjuist is berekend en dat hij niet in staat is om de opgelegde bijdrage te betalen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 2001 gehuwd en hebben in 2007 hun huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap, dat op 15 augustus 2007 is ontbonden. Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren. Partijen hebben een echtscheidingsconvenant gesloten waarin zij gezamenlijk het gezag over de kinderen hebben en afspraken hebben gemaakt over de kosten van verzorging en opvoeding. De man heeft in de periode van 1 maart 2011 tot 1 september 2012 een lagere functie aanvaard, wat heeft geleid tot een lager inkomen. Het hof heeft geoordeeld dat de man vrijwillig deze functie heeft aanvaard en dat hij in staat was om zijn oude inkomen te genereren. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de alimentatiecorrectie terecht vastgesteld op 10 april 2011.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en geoordeeld dat de man 70% van de kosten van de kinderen per maand voor zijn rekening dient te nemen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en openbaar uitgesproken op 20 november 2012.