ECLI:NL:GHAMS:2012:4133

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.085.772
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van eiswijziging in hoger beroep en de toepassing van de twee-conclusie-regel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Zaandam. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R.J. Ouderdorp, heeft op 6 januari 2011 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van 7 oktober 2010. Gedurende de procedure heeft appellant zijn advocaat twee keer gewisseld en op 31 januari 2012 een memorie van grieven ingediend waarin hij zijn oorspronkelijke eis heeft gewijzigd. Geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. R.J. Wiebosch, hebben hierop gereageerd met een memorie van antwoord op 22 mei 2012. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor partijberaad, maar appellant heeft op 7 augustus 2012 opnieuw zijn eis gewijzigd en nieuwe grieven aangevoerd, wat door de geïntimeerden werd betwist.

Het hof heeft in zijn beoordeling de twee-conclusie-regel besproken, die inhoudt dat grieven in beginsel niet later dan in de memorie van grieven of antwoord mogen worden aangevoerd. Uitzonderingen op deze regel zijn mogelijk, maar alleen onder specifieke omstandigheden. Appellant heeft betoogd dat zijn eerdere advocaat zonder zijn toestemming zijn eis had beperkt, maar het hof oordeelt dat appellant niet binnen bekwame tijd heeft gereageerd op deze wijziging. De goede procesorde vereist dat hij tijdig in rechte mededeling doet van zijn bezwaar tegen de eiswijziging.

Het hof concludeert dat er onvoldoende redenen zijn om een uitzondering op de twee-conclusie-regel toe te laten. Het bezwaar van de geïntimeerden tegen de eiswijziging is gegrond. De zaak wordt verwezen naar de rol voor partijberaad op 20 november 2012, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

arrest
_______________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
sector handelsrecht
zaaknummer : 200.085.772/01
zaaknummer rechtbank : 451095 CV EXPL 10-254
arrest van de elfde meervoudige burgerlijke kamer van 6 november 2012
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. R.J. Ouderdorpte Amsterdam,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ACCOUNTING PLAZA B.V.,
gevestigd te Wormer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KONINKLIJKE AHOLD N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALBERT HEIJN B.V.,
gevestigd te Zaandam,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat:
mr. R.J. Wieboschte Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant is bij dagvaarding van 6 januari 2011 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter te Zaandam onder bovengenoemd zaaknummer tussen partijen gewezen en uitgesproken op 7 oktober 2010.
Appellant heeft, nadat twee maal zijn advocaat zich had onttrokken en een nieuwe advocaat zich had gesteld, op 31 januari 2012 een memorie van grieven genomen waarin hij zijn oorspronkelijke eis heeft gewijzigd.
Geïntimeerden hebben op 22 mei 2012 een memorie van antwoord genomen.
De zaak is daarna verwezen naar de rol van 5 juni 2012 voor partijberaad. Geïntimeerden hebben arrest gevraagd. De advocaat van appellant heeft zich op de rol van 19 juni 2012 onttrokken.
Op de rol van 7 augustus 2012 heeft zich een andere advocaat voor appellant gesteld en heeft appellant een akte genomen waarin hij zijn eis heeft gewijzigd, zijn grieven heeft aangevuld en nieuwe grieven heeft voorgedragen.
Geïntimeerden hebben bij akte van 21 augustus 2012 daartegen bezwaar gemaakt.
Appellant heeft bij akte van 18 september 2012 daarop gereageerd.

2.Beoordeling

2.1
Met betrekking tot het tijdstip waarop grieven dienen te worden aangevoerd of een verandering of vermeerdering van eis in hoger beroep dient plaats te vinden, geldt volgens vaste rechtspraak het volgende. De in art. 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven, dan wel (in het geval van een incidenteel appel) in de memorie van antwoord worden aangevoerd. Deze twee-conclusie-regel beperkt de - ingevolge art. 130 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv - aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis in hoger beroep in die zin dat hij in beginsel zijn eis niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord mag veranderen of vermeerderen. Dit geldt ook als deze eisverandering of -vermeerdering niet als een grief moet worden aangemerkt.
2.2
Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, met name indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de nieuwe grief alsnog in de rechtsstrijd in hoger beroep wordt betrokken of dat de eisverandering of -vermeerdering plaatsvindt, of indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog een grief kan worden aangevoerd of zodanige verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden. Verder kan in het algemeen het aanvoeren van een grief of een verandering of vermeerdering van eis na het tijdstip van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de nieuwe grief of de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat - indien dan nog mogelijk - een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat toelating van de nieuwe grief of de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde.
2.3
Gelet op het voorgaande kan in beginsel niet worden aanvaard dat appellant bij akte van 7 augustus 2012 zijn eis heeft gewijzigd onder aanvulling van de grieven en het voordragen van nieuwe grieven. Appellant heeft echter bepleit dat hem dat in dit geval moet worden toegestaan omdat, kort gezegd, zijn toenmalige advocaat mr. Postma buiten zijn medeweten en zonder zijn toestemming zijn oorspronkelijke eis heeft beperkt en hij het nodige heeft gedaan om dat ongedaan te maken.
2.4
Het hof overweegt daaromtrent het volgende. Appellant heeft op 31 januari 2012 zijn grieven aangevoerd en daarbij zijn eis beperkt. Geïntimeerde heeft daarop geantwoord bij memorie van 22 mei 2012. Indien juist is, zoals appellant stelt, dat zijn toenmalige advocaat mr. Postma buiten zijn medeweten en zonder zijn toestemming zijn eis had beperkt, bracht de goede procesorde mee, daargelaten dat de relatie tussen appellant en zijn advocaat in beginsel voor rekening van appellant komt, dat appellant in elk geval was gehouden daarvan binnen bekwame tijd na de ontdekking in rechte mededeling te doen en te trachten de eiswijziging ongedaan te maken, zodat de wederpartij daarmee tijdig rekening kon houden. Uit de stellingen van appellant – en met name zijn brief van 30 januari 2012 aan mr. Postma – volgt dat hij reeds op 30 januari 2012 ermee bekend was dat de memorie van grieven en de eiswijziging niet overeenstemde met zijn wil. Appellant heeft echter eerst bij akte van
7 augustus 2012, nadat de memorie van antwoord al was genomen en de zaak voor partijberaad op de rol had gestaan, daarvan in rechte mededeling gedaan en getracht de eiswijziging ongedaan te maken. Dat is in de gegeven omstandigheden niet binnen bekwame tijd. Hetgeen is aangevoerd of gebleken rechtvaardigt niet de conclusie dat appellant niet in staat is geweest dat eerder te doen. Appellant heeft weliswaar erop gewezen dat hij heeft getracht mr. Postma ertoe te bewegen de eiswijziging ongedaan te maken, maar er zijn geen of onvoldoende feiten of omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat hij zich niet eerder tot een andere advocaat heeft kunnen wenden om hem in rechte te vertegenwoordigen bij het ongedaan maken van de eiswijziging.
2.5
De conclusie is dat er in dit geval onvoldoende reden is een uitzondering op de eerdergenoemde in beginsel strakke twee-conclusie-regel toe te laten. Het bezwaar tegen de eiswijziging met het aanvullen en aanvoeren van grieven is gegrond.
2.6
Het hof ziet aanleiding de zaak te verwijzen naar de rol voor partijberaad.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart het bezwaar gegrond;
verwijst de zaak naar de rol van 20 november 2012 voor partijberaad;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, W.J. Noordhuizen en G.C.C. Lewin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 november 2012.