Uitspraak
mr. M.C.A. Stoopte Heerhugowaard,
mr. J. de Haante Alkmaar.
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
25 januari 2010 tot en met 30 april 2010 alsmede € 533,43 bruto ter zake van vakantiegeld over genoemde periode;
19 januari 2011 opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat voorafgaand aan de derde verlenging van het contract overeenstemming is bereikt over het feit dat die verlenging voor de duur van een jaar zou zijn en niet voor de duur van zes maanden. Nadat getuigen waren gehoord heeft de kantonrechter bij het eindvonnis van 22 juni 2011 geoordeeld dat [geïntimeerde] in het hem opgedragen bewijs was geslaagd en is de vordering van [appellante] afgewezen. Tegen deze beslissingen en de gronden waarop deze berusten, richten zich de grieven van [appellante].
In de eerste week van januari 2009 ben ik naar de werkplek van mevrouw [appellante] gelopen. Ik heb haar gezegd dat we haar contract met een jaar konden verlengen. Zij antwoordde iets als: dat is mooi, dat is goed.”Afgezien van het feit dat [appellante], gehoord als getuige, uitdrukkelijk verklaart dat [geïntimeerde]’s verklaring dat hij haar heeft gezegd dat haar contract met een jaar zou worden verlengd niet juist is, dat zij met niemand over de verlenging van haar contract heeft gesproken en dat zij op 25 januari 2010 weer “gewoon” aan het werk is gegaan, zou de verklaring van [geïntimeerde] alleen dan kunnen bijdragen in het door hem te leveren bewijs indien zijn verklaring strekt ter ondersteuning van onvolledig bewijs. Dat onvolledig bewijs is er niet.
€ 2.158,11 bruto en dat [geïntimeerde] in mindering daarop € 1.174,12 heeft voldaan zodat nog € 984,09 resteert. [appellante] stelt dat zij in 2009 noch in 2010 vakantiedagen heeft opgenomen en dat zij bij haar berekening reeds rekening heeft gehouden met het feit dat naar het destijds geldende recht een zieke werknemer, met wie de dienstbetrekking eindigde voordat hij weer arbeidsgeschikt was geworden, tijdens ziekte maximaal over een half jaar vakantiedagen opbouwde.
4.Conclusie en kosten
5.Beslissing
25 januari 2010 tot en met 30 april 2010 alsmede € 533,43 ter zake van vakantiegeld over deze periode;