ECLI:NL:GHAMS:2012:2819

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.097.168-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen schending zorgplicht bank door het laten overschrijden van de kredietlimiet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. [appellant] had een zakelijke rekening bij Fideaal/Bizner met een kredietlimiet van € 5.000,-. Hij betwistte de totstandkoming van de kredietovereenkomst en stelde dat hij nooit een handtekening had gezet. [appellant] voerde aan dat hij slachtoffer was van identiteitsfraude, waarbij zijn identiteitskaart was gestolen en een bedrijf onder zijn naam was opgericht. De rechtbank had eerder een deskundigenonderzoek bevolen om de handtekening op de kredietovereenkomst te verifiëren, maar dit onderzoek kon niet plaatsvinden omdat [appellant] geen vergelijkingshandschrift had aangeleverd. De rechtbank concludeerde daarop dat [appellant] de overeenkomst had ondertekend en wees de vorderingen van Fideaal/Bizner toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten.

In hoger beroep heeft [appellant] vier grieven ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de kredietovereenkomst tot stand is gekomen via een online aanvraagprocedure, waarbij de identiteit van de klant werd gecontroleerd. Het hof vraagt zich af of Fideaal/Bizner voldoende zorg heeft gedragen om te voorkomen dat [appellant] de kredietlimiet overschreed. Het hof heeft een comparitie van partijen gelast om meer informatie te verkrijgen over het klantwordingsproces en de voorwaarden van de kredietovereenkomst. Het hof zal ook onderzoeken of Fideaal/Bizner haar zorgplicht heeft geschonden door de kredietlimiet te laten overschrijden zonder adequate waarborgen.

De comparitie is gepland voor 21 november 2012, waarbij beide partijen aanwezig moeten zijn om inlichtingen te verstrekken en een schikking te beproeven. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de comparitie heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant], wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. E Doornbos, te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FIDEAAL B.V., rechtsopvolger onder bijzondere titel van
de coöperatie Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. h.o.d.n. Bizner Bank,
gevestigd te Eindhoven,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. N.A. Koole, te Middelburg.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

De partijen worden hierna [appellant] en Fideaal/Bizner genoemd.
Bij dagvaarding van 2 november 2011 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 3 augustus 2011 (zaak-/rolnummer 432156/HA ZA 09-2143) van de rechtbank Amsterdam, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en Fideaal/Bizner als eiseres.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven voorgesteld, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Fideaal/Bizner zal afwijzen, met veroordeling van Fideaal/Bizner in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
Bij memorie van antwoord heeft Fideaal/Bizner de grieven bestreden, een productie in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 27 januari 2010 onder 2.1 tot en met 2.5 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Over die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Die feiten zullen hierna worden weergegeven onder 3.1, aangevuld met overige feiten die in hoger beroep als gesteld en niet (voldoende weersproken) zijn komen vast te staan.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1
Op 19 februari 2008 is de eenmanszaak [appellant] Modellenbureau ingeschreven in het handelsregister van de Kamers van Koophandel. In het register wordt vermeld dat de onderneming wordt gedreven voor rekening van [appellant].
[appellant] was op dat moment 19 jaar oud en ontvangt sedert 28 april 2006 een Wajong-uitkering.
3.1.2
Bij Fideaal/Bizner loopt op naam van [appellant] een zakelijke betaalrekening ten behoeve van [appellant] Modellenbureau onder rekeningnummer [rekeningnummer] met een kredietlimiet van € 5.000,-tegen een variabel rentepercentage. De voorwaarden waaronder de rekening is aangegaan zijn vastgelegd in een overeenkomst van 5 maart 2008 (hierna: de kredietovereenkomst) met als bijlage een kopie van de identiteitskaart van [appellant].
3.1.3
De incassogemachtigde van Fideaal/Bizner heeft [appellant] in de maanden september, oktober en december 2008 en februari 2009 op het adres [adres] te Amsterdam schriftelijk gesommeerd tot aanzuivering van het debetsaldo op de rekening. Betaling is uitgebleven.
3.1.4
Op 4 augustus 2009 heeft [appellant] (aanvullend) aangifte gedaan ter zake oplichting en valsheid in geschrifte. In het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft [appellant], voor zover van belang, als volgt verklaard:
“Ik heb eerder aangifte gedaan van vermissing van mijn identiteitskaart met nummer [XXX]. Dit was op 24 november 2008.
Met mijn identiteitskaart is door onbekende een bedrijf opgezet onder de naam [appellant] Modellenbureau en gevestigd [adres] te [woonplaats]. Ook zou er een rekening, met
nummer [rekeningnummer], zijn geopend met een krediet van € 5.000,-
bij de Boerenleenbank.(…)”
3.1.5
Op 10 november 2009 heeft de advocaat van [appellant] de inschrijving in het handelsregister van de eenmanszaak [appellant] Modellenbureau laten doorhalen.
3.2
In eerste aanleg heeft Fideaal/Bizner van [appellant] betaling gevorderd van een bedrag van € 12.903,- aan hoofdsom, de variabele contractuele vertragingsrente van 15,55% per jaar, € 952,- aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3
[appellant] heeft de totstandkoming van de kredietovereenkomst en het bestaan van de bovenbedoelde vordering op hem betwist en daartoe onder meer aangevoerd dat:
  • hij begin 2008 is beroofd door een groep onbekenden waarbij zijn identiteitskaart is gestolen,
  • hij nooit een handtekening onder de kredietovereenkomst heeft geplaatst en dat de daaronder geplaatste handtekening niet aan hem toebehoort;
  • hij geen gelden heeft opgenomen laat staan de kredietlimiet van € 5.000,- heeft kunnen overschrijden omdat hij de daarvoor benodigde Bizner card en pincode nooit heeft ontvangen.
3.4
De rechtbank heeft bij tussenvonnis een deskundigenonderzoek bevolen en een handschriftkundige benoemd om te onderzoeken of de handtekening op de kredietovereenkomst door [appellant] is geplaatst. Aangezien [appellant] geen vergelijkingshandschrift ter beschikking heeft gesteld en het deskundigenonderzoek daarom niet heeft kunnen plaatsvinden, heeft de rechtbank (op grond van artikel 198 lid 3 Rv) daaruit de gevolgtrekking gemaakt dat [appellant] de kredietovereenkomst heeft ondertekend.
3.5
Tevens heeft de rechtbank de overige verweren van [appellant] verworpen, inhoudende dat:
  • de kredietovereenkomst vernietigbaar is omdat hij beschikt over beperkte verstandelijke vermogens waardoor zijn wil en verklaring uiteenlopen;
  • Fideaal/Bizner haar zorgplicht heeft geschonden door het mogelijk te maken de kredietlimiet van € 5.000,- te wijzigen of te overschrijden, zonder daaraan nadere voorwaarden te stellen, terwijl [appellant] de daarvoor benodigde Bizner card en pincode nooit heeft ontvangen en nooit enig bedrag van de rekening heeft opgenomen of ontvangen.
3.6
De rechtbank heeft, afgezien van de buitengerechtelijke kosten, de vorderingen van Fideaal/Bizner toegewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering zijn de grieven van [appellant] gericht.
3.7
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of de kredietovereenkomst tussen [appellant] en Fideaal/Bizner tot stand is gekomen, zoals de rechtbank heeft geoordeeld, tegen welk oordeel
grief 1is gericht. Daarbij wijst het hof erop dat de handtekening op pagina 4 van de in het geding gebrachte kopie van de kredietovereenkomst (overgelegd als Productie 1 bij dagvaarding eerste aanleg) nauwelijks zichtbaar is.
3.7.1
Uit hetgeen Fideaal/Bizner in de stukken (akte d.d. 10 maart 2010 en memorie van antwoord) en tijdens de comparitie van 16 november 2009 naar voren heeft gebracht alsmede uit de door de rechtbank vastgestelde en in beroep niet door [appellant] bestreden feiten leidt het hof af dat het klantwordingsproces als volgt verloopt:
De lening komt via het internet tot stand, waarbij de (potentiële) kredietnemer inlogt bij Fideaal/Bizner en een aantal vragen invult. Tevens stuurt de klant een kopie van zijn identiteitskaart en een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel naar Fideaal/Bizner. Vervolgens controleert Fideaal/Bizner de gegevens, waartoe zij onder meer een BKR toets doet en de gegevens verifieert bij de Kamer van Koophandel.
Ten slotte laat Fideaal/Bizner het koeriersbedrijf AMP haar potentiële klant identificeren, waarbij de klant de koerier zijn originele legitimatiedocument laat zien, dat de koerier op echtheid controleert. Ook vergelijkt de koerier de pasfoto op het identificatiedocument met de persoon die hij voor zich heeft staan. Hierna vult de koerier een formulier in (hierna: het ID formulier), met vermelding van eventuele afwijkingen (tussen de klant en de pasfoto of indien de namen van de klant afwijken van die op het contract), waarna zowel de koerier als de klant het ID formulier dateren en ondertekenen. Het ID formulier met een – kennelijk door de koerier ter plaatse gemaakte - kopie van het identificatiebewijs worden in ieder dossier van Fideaal/Bizner opgenomen.
3.7.2
Hoewel dat niet blijkt uit de stellingen van partijen, vermoedt het hof dat de klant zelf ook nog een print-out moet maken van de overeenkomst en die ondertekend moet opsturen naar Fideaal/Bizner. (Anders is immers niet te verklaren hoe Fideaal/Bizner de beschikking kan hebben over zo’n getekend exemplaar).
3.7.3
Aangezien het klantwordingsproces van belang is voor de beoordeling van de zaak, wenst het hof van Fideaal/Bizner te vernemen of bovenvermelde weergave juist is en zich hierover nader te laten voorlichten, waartoe een comparitie van partijen zal worden bepaald.
3.7.4
Indien juist zou zijn dat de klant bij de aanvraag een kopie van zijn identiteitskaart moet meesturen en vervolgens bij het bezoek van de koerier het origineel moet tonen (waarvan de koerier een kopie maakt), acht het hof in beginsel de conclusie gewettigd dat [appellant] zowel tijdens de aanvraag op 5 maart 2008 als tijdens het bezoek van de koerier op 18 maart 2008 (nog) over zijn ID kaart beschikte en derhalve de aanvraag van hem afkomstig moet zijn geweest. Daarbij gaat het hof er met Fideaal/Bizner van uit dat de koerier het ID formulier naar waarheid zal hebben ingevuld en ondertekend.
3.7.5
Ten overvloede overweegt het hof dat geen betekenis kan toekomen aan de stelling van [appellant] dat hij niet woonachtig is op het adres [adres] te [woonplaats], nu niet alleen op het ID formulier maar ook in [appellant]’s eigen aangifte (Productie 2 CvA) als adres [adres]te [woonplaats] wordt vermeld en [appellant] naar voren heeft gebracht dat hij op dat adres (waar zijn voormalige voogd/begeleidster woonachtig is) staat ingeschreven.
Onder die omstandigheden kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat de koerier op 18 maart 2008 met iemand anders dan [appellant] heeft gesproken en dat het niet [appellant] is geweest die het ID formulier heeft ondertekend.
3.8
De rechtbank heeft het beroep van [appellant] op vernietiging van de overeenkomst op grond van diens geestelijke stoornis (artikel 3:34 lid 2 BW) verworpen. De hiertegen gerichte
grief 2strekt ten betoge dat Fideaal/Bizner door te kiezen voor een overeenkomst die uitsluitend via internet tot stand komt, bewust het risico neemt dat personen als [appellant] die vanwege een geestelijke stoornis een dergelijke overeenkomst nimmer hadden willen of kunnen sluiten, zo’n overeenkomst aangaan. Fideaal/Bizner kan zich in zo’n situatie niet verschuilen achter artikel 3:35 BW (gerechtvaardigd vertrouwen), aldus [appellant].
3.8.1
Het hof verwerpt deze grief, waartoe het overweegt dat [appellant] tegenover de gemotiveerde betwisting door Fideaal/Bizner onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd (zoals bijvoorbeeld een curatele of onderbewindstelling), waaruit de aanwezigheid van een geestelijke stoornis zou blijken. Evenmin is komen vast te staan dat is voldaan aan de overige voorwaarden voor een geslaagd beroep op artikel 3:34 BW – het ontbreken van Babels wil tot het sluiten van de overeenkomst en een daardoor voor hem ontstaan nadeel (zie hierna onder 3.9).
3.8.2
Voorts is het hof van oordeel dat indien het klantwordingsproces onder 3.7.1 correct is weergegeven, Fideaal/Bizner er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de verklaring van [appellant] met diens wil overeenstemde zodat [appellant] om die reden geen beroep kan doen op de vernietigbaarheid van de overeenkomst. In dat geval heeft [appellant] evenmin succes met
grief 4waarin hij een beroep doet op (wederzijdse) dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 c BW, waarbij het hof opmerkt dat een eventuele onjuiste vermelding in het register van de Kamer van Koophandel onder die omstandigheden voor risico van [appellant] komt.
3.9
[appellant] voert aan (alinea 3 MvG) dat hij de schulden die hij maakt niet kan inlossen omdat er steeds maar schulden bijkomen en hij slechts een zeer beperkt inkomen geniet en dat er ook praktisch geen mogelijkheden zijn de vorderingen van Fideaal/Bizner te voldoen. Voorts brengt [appellant] in de toelichting op
grief 3, die ziet op de zorgplicht van Fideaal/Bizner, (onder meer) naar voren dat deze zorgplicht
er in ieder geval aan in de weg staat dat hij de vordering boven het maximale krediet van € 5.000,- aan Fideaal/Bizner zou moeten terugbetalen.
Of [appellant] (mogelijk) het gehele opgenomen bedrag zal moeten terugbetalen, hangt af van ’s hofs oordeel over de – met grief 3 aan de orde gestelde – subsidiaire vraag of de zorgplicht van Fideaal/Bizner meebrengt dat zij aan de bel had moeten trekken toen de kredietlimiet van € 5.000,- werd bereikt. Hiertoe behoeft het hof nadere inlichtingen, zoals de voorwaarden waaronder de bestedingslimiet van € 5.000,- wijzigbaar is, op welke wijze deze voorwaarden tijdens het klantwordingsproces onder de aandacht van de klant zijn gebracht en welke waarborgen Fideaal/Bizner heeft ingebouwd om kredietoverschrijding binnen de perken te houden. Tijdens de te houden comparitie dient Fideaal/Bizner hierover uitsluitsel te geven.

4.Slotsom

4.1
Het hof zal een comparitie van partijen gelasten teneinde het hof voor te lichten als onder 3.7.2 en 3.9 overwogen en een schikking te beproeven.
4.2
Ten behoeve van de comparitie verzoekt het hof Fideaal/Bizner alle voor deze zaak relevante stukken in te dienen, waaronder de stukken die betrekking hebben op het klantwordingsproces alsmede een exemplaar van de kredietovereenkomst, waarop de handtekening op pagina 4
duidelijkzichtbaar is.
4.3
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat partijen, [appellant] in persoon en Fideaal/Bizner deugdelijk vertegenwoordigd, vergezeld van hun raadslieden, op
woensdag 21 november 2012 om 9.00 uurzullen verschijnen in het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht 436 te Amsterdam, voor mr. E.M. Polak lid van deze kamer, daartoe hierbij tot raadsheer-commissaris benoemd, voor het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in rechtsoverweging 3.7.2 en 3.9 en voor het beproeven van een schikking;
bepaalt dat partijen een eventuele verhindering van hen op de hiervoor genoemde datum
uiterlijk 6 november 2012dienen op te geven aan het enquêtebureau van het hof, onder gelijktijdige opgave van verhinderdata van beide partijen in de maanden december 2012 en januari 2013;
verzoekt Fideaal/Bizner de in rechtsoverweging 4.2 bedoelde stukken
uiterlijk tien dagen voor de comparitietoe te zenden aan voornoemd enquêtebureau, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de andere partij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs.J.C.W. Rang, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en E.M. Polak en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 oktober 2012.