ECLI:NL:GHAMS:2011:BX7897

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.082.316-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betalingsachterstand en geschatte meterstanden bij energieleverancier

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van OXXIO NEDERLAND B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, waarin de vordering van OXXIO tot betaling van een achterstand in energiekosten werd afgewezen. OXXIO, de energieleverancier, had een betalingsachterstand van € 2.041,03 gevorderd van de geïntimeerde, die betwistte dat de door OXXIO in rekening gebrachte bedragen correct waren. De geïntimeerde stelde dat OXXIO te hoge bedragen in rekening had gebracht in vergelijking met haar verbruik bij de vorige leverancier, NUON. Het hof oordeelde dat OXXIO haar vordering voldoende had onderbouwd met gegevens uit het EDSN meetregister en dat de geïntimeerde haar stellingen niet had kunnen onderbouwen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van OXXIO toe, met uitzondering van de huur voor de slimme meter over 2010, die werd afgewezen. De geïntimeerde werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De wettelijke rente over de toegewezen bedragen werd vanaf de relevante data toegewezen.

Uitspraak

zaaknummer 200.082.316/01
27 december 2011
GERECHTSHOF AMSTERDAM EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OXXIO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hilversum,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F. Panis te ‘s-Gravenhage,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonend te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. R.A. Rhodes te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 2 februari 2011 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van
23 december 2010, met zaak-/rolnummer CV 10-33752 gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
[appellante] heeft bij memorie twee grieven aangevoerd, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht, haar vordering gewijzigd en geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog [geïntimeerde] zal veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 2.100,67, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 mei 2009 en een bedrag van € 300,=, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, alsmede [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van beide instanties, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het wijzen van het arrest.
[geïntimeerde] heeft bij memorie de grieven bestreden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep.
[appellante] heeft nog een akte aanvulling producties genomen.
Ten slotte is gevraagd arrest te wijzen.
2. Behandeling van het hoger beroep
2.1 [appellante] heeft [geïntimeerde] groene stroom geleverd van 16 juni 2007 tot 2 maart 2009 en gas van 21 juni 2007 tot 2 maart 2009. Op 10 december 2007 is een zogenoemde slimme meter geplaatst bij [geïntimeerde].
2.2 In eerste aanleg heeft [appellante] gesteld dat [geïntimeerde] een betalingsachterstand heeft laten ontstaan en dat zij uit dien hoofde een vordering heeft op [geïntimeerde] van € 2.041,03. [appellante] heeft voorts gesteld dat [geïntimeerde] bij brief van 25 juni 2009 in gebreke is gesteld voor het geval zij niet binnen acht dagen na die datum aan haar verplichtingen zou hebben voldaan. [appellante] heeft betaling gevorderd van voornoemde hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede van buiten¬gerechtelijke incassokosten ter grootte van € 300,=, berekend overeenkomstig de aanbevelingen in het rapport Voorwerk II.
2.3 De kantonrechter heeft de vordering in het bestreden vonnis afgewezen als onvoldoende onderbouwd, omdat [appellante] niet heeft gereageerd op het door [geïntimeerde] gevoerde verweer, inhoudende dat [appellante] haar teveel energie in rekening heeft gebracht in vergelijking met het maandelijkse verbruik van [geïntimeerde] bij haar vorige leverancier ([appellante]: 1162 kW, de vorige leverancier: 254 kW).
2.4 [appellante] heeft in hoger beroep, ter toelichting op grief 1, aangevoerd dat zij [geïntimeerde], voordat met de levering een aanvang werd genomen, heeft verzocht de juiste beginstanden van stroom en gas op te geven. Dat heeft [geïntimeerde] niet gedaan. Daardoor heeft [appellante] de geschatte meterstanden gehanteerd, zoals deze zijn vastgelegd in het register van Energie Data Services Nederland (EDSN), waartoe [appellante] was gemachtigd op grond van haar algemene voorwaarden. [appellante] heeft de door EDSN opgegeven begin- en eindstanden gehanteerd in haar facturen. Zij moet die meterstanden gebruiken, omdat ook de volgende energie¬leverancier daarvan uit moet gaan en [appellante] op grond van die standen wordt afgerekend. Het is mogelijk dat de beginstanden te laag zijn geschat. Dit zou echter alleen betekenen dat er te weinig in rekening is gebracht bij de vorige leverancier van [geïntimeerde]. [appellante] heeft dat verbruik dan alsnog in rekening gebracht. Hierdoor is het verbruik slechts verlegd. Er wordt nooit teveel betaald, aldus [appellante].
2.5 [geïntimeerde] heeft hiertegen aangevoerd dat zij, tijdens de looptijd van de overeenkomst met [appellante], een alleenstaande moeder met één kind was. Inmiddels heeft zij twee kinderen. Haar woning omvat vier kamers. Het probleem met [appellante] betrof alleen de stroomrekening. [geïntimeerde] heeft op alle mogelijke manieren geprobeerd [appellante] ervan te overtuigen dat haar een te hoog verbruik van stroom in rekening werd gebracht. Gelet op het hoge verbruik ten opzichte van haar verbruik bij NUON, haar vorige leverancier, had [appellante] moeten onderzoeken wat de oorzaak van het verschil was. Dat heeft [appellante] niet gedaan. [geïntimeerde] zit thans weer bij NUON en haar verbruik per maand is minder dan een vijfde deel van wat zij bij [appellante] betaalde, aldus [geïntimeerde].
2.6 Het hof constateert dat [appellante] haar stellingen in hoger beroep heeft gestaafd met onder meer gegevens uit het EDSN meetregister. [geïntimeerde] baseert zich ter onderbouwing van haar stellingen in hoger beroep op een kennelijk door haar zelf opgesteld overzicht. Het gaat daarbij om een overzicht van begin- en eindstanden betreffende haar verbruik van stroom bij NUON van 20 juli 2006 tot en met 16 juni 2007 en van haar verbruik bij [appellante] van 16 juni 2007 tot en met 29 april 2008. Onder dat overzicht staat dat bij NUON gemiddeld 254 kW per maand werd verbruikt en bij [appellante] gemiddeld 1162 kW.
2.7 [geïntimeerde] gaat in haar overzicht uit van dezelfde beginstand per 16 juni 2007 als de beginstand die [appellante] heeft gehanteerd en [geïntimeerde] heeft niet bestreden dat het hierbij gaat om een geschatte stand. [geïntimeerde] heeft voorts niet bestreden dat de door [appellante] gehanteerde begin- en eindstanden zijn ontleend aan het EDSN register. De stellingen van [appellante] dat de schatting per 16 juni 2007 mogelijk te laag was, met als gevolg dat [appellante] deels stroom in rekening heeft gebracht die door de vorige leverancier te weinig is berekend en dat geen sprake kan zijn van dubbeltelling, zijn door [geïntimeerde] evenmin weersproken. [geïntimeerde] heeft haar stelling dat zij veel minder verbruikte bij de leverancier die zij had vóór en ná het contract met [appellante] op geen enkele manier gestaafd. Zij heeft daarvan ook geen bewijs aangeboden. Het door haar in het geding gebrachte overzicht kan niet als zodanig gelden. Bij deze stand van zaken heeft [geïntimeerde] ook onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat [appellante] ten onrechte heeft nagelaten het door [geïntimeerde] gewenste onderzoek te verrichten naar de verschillen die volgens haar bestaan tussen haar verbruik bij [appellante] en bij NUON.
2.8 Het voorgaande betekent dat de vordering van € 2.041,03 ter zake van de – voor het overige niet bestreden – betalings¬achterstand als onvoldoende weersproken toewijsbaar is. De wettelijke rente zal daarover worden gerekend vanaf 4 juli 2009, gelet op de inhoud van de brief van 25 juni 2009, als hiervoor onder 2.2 vermeld.
2.9 [appellante] heeft in hoger beroep ook betaling gevorderd van de huur voor de slimme meter over het jaar 2010. In het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door [geïntimeerde], heeft [appellante] echter geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat [geïntimeerde] in het jaar 2010 huur voor die meter is verschuldigd. In zoverre wordt de vordering van [appellante] dan ook afgewezen.
2.10 [geïntimeerde] heeft geen verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 300,=, noch tegen de daarover gevorderde wettelijke rente, die naar het hof begrijpt wordt gevorderd vanaf de dagvaarding in hoger beroep. Deze vordering is als onweersproken toewijsbaar.
2.11 Grief 1 slaagt. Grief 2 heeft geen zelfstandige betekenis. Het vonnis van de kantonrechter moet worden vernietigd en de vordering van [appellante] wordt toegewezen, met uitzondering van de gevorderde huur over 2010 voor de slimme meter. [geïntimeerde] dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij de proceskosten in beide instanties te dragen. De wettelijke rente daarover is toewijsbaar als gevorderd.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis,
en opnieuw rechtdoende
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van € 2.341,03 (tweeduizend driehonderd eenenveertig euro en drie cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.041,03 vanaf
4 juli 2009 en over € 300,= vanaf 2 februari 2011,
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] begroot op € 374,24 aan verschotten en op € 175,= aan salaris gemachtigde,
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, tot heden aan de zijde van [appellante] begroot op € 728,26 aan verschotten en op € 948,= aan salaris advocaat,
verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, C. Uriot en J.W. Rutgers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 december 2011.