ECLI:NL:GHAMS:2011:BX5705

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000982-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belaging van ex-partner met ernstige gevolgen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd tegen zijn ex-partner. De feiten vonden plaats tussen juni 2006 en april 2008, waarbij de verdachte zijn ex-partner stelselmatig heeft belaagd door haar te bellen, sms'jes te sturen en haar te bedreigen met de dood. De bedreigingen omvatten onder andere uitspraken als 'als je naar de politie gaat, dan vermoord ik je' en 'je kan in dat huis blijven onder twee voorwaarden: niemand komt in dat huis verder en niemand past op mijn kinderen. Houd je je daar niet aan dan vermoord ik je.' Het hof oordeelde dat de verdachte op indringende wijze inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat zeer laakbaar werd geacht. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke misdrijven. Het hof besloot tot een langere voorwaardelijke gevangenisstraf dan door de advocaat-generaal was gevorderd, en legde ook een werkstraf op. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en de noodzaak om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

parketnummer: 23-000982-09
datum uitspraak: 22 september 2011
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-420838-08 tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
adres: [woonadres ].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 19 februari 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 juni 2006 tot en met 11 juni 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte onder meer; een of meermalen de sleutels van haar werk afgepakt en/of deze sleutels kromgebogen en/of haar telefoon gebroken en/of die [slachtoffer] veelvuldig, althans meermalen, dagelijks gebeld en/of smsjes gestuurd en/of bedreigingen geuit dat hij haar zou vermoorden als ze naar de politie zou gaan en/of de computers op haar werk overhoop zou halen en/of haar in elkaar te slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode vanaf 29 februari 2008 tot en met 29 april 2008 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk telkens meermalen dreigend gebeld en/of smsjes gestuurd en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "als je naar de politie gaat, dan vermoord ik je" en/of "Ik ga zoutzuur over je heen gooien zodat je onherkenbaar zult worden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer] gevraagd of ze net zo wilde eindigen als haar (vermoorde) broer en/of terwijl hij, verdachte, vlak voor die [slachtoffer] kwam staan:"je kan in dat huis blijven onder twee voorwaarden: niemand komt in dat huis verder en niemand past op mijn kinderen. Houd je je daar niet aan dan vermoord ik je.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of haar telefoon gebroken en/of vervolgens gezegd:"nee jij gaat niet weg, ik trap je fiets kapot, moet ik je even laten zien hoe ik dat doe hier en als jij een omgangsregeling wilt dan zal ik je tanden achter in je gezicht slaan, dan ga jij het ziekenhuis in en dan zie je er niet meer uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of terwijl hij, verdachte vlak voor die [slachtoffer] ging staan: wacht even, ik ben nog niet uitgesproken of moet ik je anders hier in elkaar slaan?", en/of "dat wordt moord en doodslag als ik mijn huis niet in kom", althans woorden van gelijke aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode vanaf 1 juni 2006 tot en met 11 juni 2008 te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte onder meer;
haar telefoon gebroken en
die [slachtoffer] veelvuldig gebeld en sms’jes gestuurd en
bedreigingen geuit dat hij haar zou vermoorden als ze naar de politie zou gaan en
de computers op haar werk overhoop zou halen en
haar in elkaar te slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode vanaf 29 februari 2008 tot en met 29 april 2008 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk telkens meermalen dreigend gebeld en sms’jes gestuurd en voornoemde
[slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "als je naar de politie gaat, dan vermoord ik je" en
die [slachtoffer] gevraagd of ze net zo wilde eindigen als haar vermoorde broer en
terwijl hij, verdachte, vlak voor die [slachtoffer] kwam staan:"je kan in dat huis blijven onder twee voorwaarden: niemand komt in dat huis verder en niemand past op mijn kinderen. Houd je je daar niet aan dan vermoord ik je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
haar telefoon gebroken en vervolgens gezegd:"nee, jij gaat niet weg, ik trap je fiets kapot, moet ik je even laten zien hoe ik dat doe hier en als jij een omgangsregeling wilt dan zal ik je tanden achter in je gezicht slaan, dan ga jij het ziekenhuis in en dan zie je er niet meer uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
terwijl hij, verdachte vlak voor die [slachtoffer] ging staan: “wacht even, ik ben nog niet uitgesproken of moet ik je anders hier in elkaar slaan?", en "dat wordt moord en doodslag als ik mijn huis niet in kom".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
belaging;
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht meermalen gepleegd
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde -kort gezegd- reclasseringstoezicht en een werkstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn ex-partner gedurende langere tijd belaagd door haar veelvuldig te bellen en te sms’en. Voorts heeft hij haar bedreigd. De verdachte heeft door op deze wijze te handelen op indringende en ontoelaatbare wijze gedurende een langere periode inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, haar belemmerd en haar angst aangejaagd hetgeen het hof zeer laakbaar acht.
Het hof zal, een langere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, dan die, welke gevorderd is door de advocaat generaal nu gelet op de ernst van de feiten daarmee niet kan worden volstaan. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal voorts dienen als een stok achter de deur ten einde de verdachte te weerhouden in de toekomst soortgelijke strafbare feiten te plegen. Gelet op het voorgaande acht het hof termen aanwezig een werkstraf op te leggen van een minder lange duur dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 augustus 2011 is de verdachte eerder ter zake van misdrijven veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag of een andere door de Reclassering aan te wijzen vergelijkbare instantie.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. F.M.D. Aardema en mr. S.A.M. Stolwijk, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2011.
Mr. Stolwijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.